Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Beeld, bom, bunker

Aan het einde van de jaren dertig zullen over de hele wereld nogal wat museumdirecteuren in de rats hebben gezeten. In 1937 werden zij namelijk ruw bewust gemaakt van de mogelijke gevolgen van de moderne oorlogvoering.

In 1937 bombardeerde Duitsland de Spaanse stad Guernica in verband met de burgeroorlog die sinds 1936 in het Zuid-Europese land gaande was. Overal werden naar aanleiding van dit bombardement kunstbeschermingsplannen opgesteld, ook in Nederland. Willem Sandberg, conservator bij het Stedelijk Museum Amsterdam, ondernam in 1938 een studiereis naar Spanje om de daar getroffen maatregelen met eigen ogen te aanschouwen. Sandberg kwam aan de hand van dit bezoek tot de conclusie dat de vliegende bommenwerpers het grootste gevaar vormden. De enige oplossing was volgens hem een evacuatie van de grootste Nederlandse kunstschatten naar veiliger oorden. Maar hoe breng je de collectie van een groot museum als het Stedelijk Museum of het Rijksmuseum in veiligheid?

De ruïnes van de Spaanse stad Guernica, 1937. Beeld: Bundesarchiv Bild 183-H25224,De ruïnes van de Spaanse stad Guernica, 1937. Beeld: Bundesarchiv Bild 183-H25224

Ronddobberend erfgoed

Optie één: de kelders en bankkluizen van de musea zelf. Dit was vaak een tijdelijke oplossing, omdat deze ruimtes in het beste geval enkel rondvliegende scherven zouden tegenhouden. Niet ideaal dus. Daarom werden er nieuwe onderkomens gezocht voor de kunstwerken, die werden gevonden in verschillende kleine dorpen waar gymzalen en kerken werden omgebouwd tot provisorische opslagplaatsen. Eerst in Noord-Holland zelf, later met name in de noordelijke provincies.

Optie twee werd aangedragen door de eerder genoemde Willem Sandberg, die met het idee kwam de kunstwerken op zogenaamde lichterschepen onder te brengen. Deze lichte boten liggen niet zo diep in het water en konden daarom volgens hem gemakkelijk op meren door heel Nederland worden neergelegd. Eind augustus 1939 werd begonnen met het beladen van de eerste de schepen. Om de risico’s zoveel mogelijk te spreiden werden de belangrijkste kunstwerken over verschillende boten verdeeld. Het Stedelijk was niet het enige museum dat gebruikmaakte van varende depots. Bibliotheken, universiteiten en particulieren gaven hun schatten in bewaring. En zo kwam het dat een groot deel van het Nederlands erfgoed vanaf de zomer van 1939 op verschillende meren in Noord- en Zuid-Holland ronddobberde.

De bunker bij Castricum, met werk van onder andere Van Gogh
De bunker bij Castricum, met werk van onder andere Van Gogh

Naar zee

Met hoeveel liefde de dorpen de kunstwerken ook in bescherming namen en hoe blij Sandberg ook was met zijn varende depots, ideaal was het niet. Daarom werd in november 1939 tevens begonnen met de uitwerking van een ander idee dat de conservator had opgedaan tijdens zijn studiereis: een kunstbunker. In Spanje werden deze kluizen uit de rotsen gehouwen, in Nederland vonden deze hun equivalent aan zee: de duinen bij Castricum. In april 1940 konden de eerste kunstwerken van de schepen naar de bunker worden overgebracht. Hieronder bevond zich een groot deel van de collectie van het Rijksmuseum, maar ook de verzameling van het Amsterdamse Allard Pierson Museum en schilderijen uit gemeentelijk bezit. Naast de bunker in Castricum zouden een jaar later soortgelijke opslagplaatsen in Heemskerk en Zandvoort worden gebouwd.

De bunker bij Castricum, met werk van onder andere Van Gogh
De bunker bij Castricum, met werk van onder andere Van Gogh

Bezoek aan de bunker

Elke kluis had een eigen agenda waarin per dag werd bijgehouden wat er zoal gebeurde. Uit deze aantekeningen is bijvoorbeeld op te maken dat de kunstbunkers verschillende bezoekers trokken. Naast het museumpersoneel dat zorg droeg voor de kunstwerken stonden er meer dan eens Duitsers voor de deur die dachten dat er wapens werden verborgen. Ook de constructie van het gebouw kreeg veel meer aandacht dan de kunstschatten die zich in dezelfde ruimte bevonden.

Een enkele keer kwam er echter wel iemand speciaal voor de kunst. Kort voor de oorlog had Sandberg de Groninger drukker en schilder Hendrik Nicolaas Werkman leren kennen. In 1941 brachten de twee mannen een bezoek de bunker in Castricum, die Werkman later in een brief aan een vriend beschreef als een ‘betonkluis onder de duinen [die] een miljoenenschat aan moderne schilderijen bevat, alle opgehangen zonder lijsten aan stalen rekken die uittrekbaar zijn’. Naar aanleiding van deze excursie zou de kunstenaar een serie druksels met de naam Amsterdam-Castricum maken.

Gezicht op kasteel Radboud, Medemblik, 1910. Bron: Weenenk en Snel via Noord-Hollands ArchiefGezicht op kasteel Radboud, Medemblik, 1910. Bron: Weenenk en Snel via Noord-Hollands Archief

Te groot

Voor sommige kunstwerken was het tijdens de evacuatie van 1939 vanwege hun formaat wat lastiger om een goed onderkomen te vinden. Denk aan de grote schuttersstukken die zo meerdere meters in de hoogte en breedte kunnen zijn. Onder deze kunstwerken bevond zich ook Nederlands bekendste schuttersstuk, De Nachtwacht. Dit soort enorme kunststukken werden in eerste instantie opgeslagen in kasteel Radboud in Medemblik, een dertiende-eeuwse dwangburcht aan het IJsselmeer. Om het kasteel kunstproof te maken, moest er een aantal aanpassingen worden gedaan. Zo was de toegang niet hoog genoeg voor de grote schilderijen, waardoor het middelste boograam van de ridderzaal tijdelijk moest worden verwijderd en naar beneden toe moest worden uitgehakt. Ook werd er een extra cementen plafond aangebracht dat bescherming moest bieden tegen brandbommen.

Gleuf in het gewelf van een zaal in het Rijksmuseum waardoor de Nachtwacht werd verwijderd tijdens de Duitse inval in Nederland, oktober 1945. Beeld: Charles Breijer, Anefo, Nationaal ArchiefGleuf in het gewelf van een zaal in het Rijksmuseum waardoor de Nachtwacht werd verwijderd tijdens de Duitse inval in Nederland, oktober 1945. Beeld: Charles Breijer, Anefo, Nationaal Archief

Op reis

Ondanks al deze voorzorgsmaatregelen bleef iedereen op zijn hoede en kon het gebeuren dat op een mooie zondagochtend in mei een Nederlandse mijnenveger bij het kasteel verscheen. Het gevaar bestond dat deze boot beschietingen van vijandelijke vliegtuigen zou uitlokken, iets wat ook prompt gebeurde. De mijnenveger verdween weer, maar het gevoel van onveiligheid bleef. Vooral het feit dat De Nachtwacht zich in het bijna verwoeste kasteel bevond, baarde zorgen. Na veel wikken en wegen werd besloten het schilderij naar de schuilplaats in Castricum te brengen. Diezelfde avond nog vertrok de karavaan vanuit Medemblik, overnachtte in het dorp Winkel, om de volgende dag zonder problemen bij de bunker aan te komen. Daar moest het doek worden opgerold, omdat het anders niet door de ingang zou passen. Een klein jaar later werd het werk weer verplaatst, dit keer naar een net opgeleverde bunker in Heemskerk.

St. Pietersberg, waar in een grot de kunstschatten van het Rijksmuseum tijdens de oorlog waren opgeborgen (1945). Linksonder de Nachtwacht op een rol, 27 juli 1945. Beeld: Anefo, Nationaal Archief via Flickr.St. Pietersberg, waar in een grot de kunstschatten van het Rijksmuseum tijdens de oorlog waren opgeborgen (1945). Linksonder de Nachtwacht op een rol, 27 juli 1945. Beeld: Anefo, Nationaal Archief via Flickr.

Van duinen naar berg

Eind goed, al goed, zou je zeggen. Maar helaas, voordat de compagnie van Frans Banninck Cocq zich een beetje had kunnen settelen in Heemskerk besloot het Naziregime eind 1941 tot de bouw van de Atlantikwall, de verdedigingslinie die een invasie door de geallieerden zou moeten voorkomen. Dat betekende dat alle bunkers aan de kust leeggehaald dienden te worden. Als een gek werd begonnen met de bouw van een kluis in de St. Pietersberg bij Maastricht, 35 meter onder de grond en veel kleiner dan waar eigenlijk behoefte aan was. Eenzelfde soort bergplaats (maar dan groter) werd gecreëerd in de bossen van Paaslo in het noorden van het land. Op 24 maart 1942 was het dan zover: De Nachtwacht werd samen met veel ander belangrijk werk per trein naar Limburg vervoerd, waar zij zonder problemen in de wat krappe ruimte werden opgeborgen om pas na de bevrijding in 1945 weer tevoorschijn te worden gehaald.

Transport van schilderijen in het Rijksmuseum na de Tweede Wereldoorlog. 2 november 1945. Beeld: Nationaal Archief.Transport van schilderijen in het Rijksmuseum na de Tweede Wereldoorlog. 2 november 1945. Beeld: Nationaal Archief.

Terug naar huis

5 mei 1945: Nederland is bevrijd! De meeste musea lieten er geen gras over groeien en begonnen gelijk met het evacueren van de kluizen. Zo is in een kluisagenda te lezen dat de eerste zending van het Stedelijk Museum in juni al de deur uit ging. Ook De Nachtwacht werd eind juni per boot vanuit Maastricht naar Amsterdam gezonden. Het Rijksmuseum was natuurlijk zeer verheugd met het feit dat hun topstuk snel weer op zijn oude vertrouwde plekje zou hangen, bij anderen drong de betekenis van de terugreis wat later door. Toen de schipper werd gevraagd wat hij ervan vond dat hij De Nachtwacht op zijn boot had, moest hem eerst nog worden uitgelegd wat die Nachtwacht nu eigenlijk was. Op 14 juli werd het kunstwerk onder toezicht van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de kersverse directeur van het Rijksmuseum na vijf jaar weer ontrold en kon het meesterwerk weer door een groot publiek bewonderd worden.Het duurde nog een flinke tijd voordat alle tijdens de oorlog in veiligheid gebrachte kunstwerken weer bij hun rechtmatige eigenaar terug waren. De vele vrachtwagens die nodig zouden zijn voor het transport konden eerst beter worden gebruikt voor de aanvoer van levensmiddelen en kolen. Soms was het nog een hele zoektocht in welke kluis een bepaald kunstwerk uiteindelijk terecht was gekomen (vooral als particulieren hun schatten in bewaring hadden gegeven aan een museum), maar men kwam tot de conclusie dat de kunstschuilkelders hun werk goed hadden gedaan. Zo goed dat ook wij nu nog kunnen genieten van al het moois dat in de afgelopen eeuwen is verzameld. Het Nachtwachtschuttersgilde van kapitein Frans Banninck Cocq zou tevreden zijn.

Auteur: Nienke Knotter

Bronnen

  • Baard, H.P., Kunst in schuilkelders. De odyssee der nationale kunstschatten gedurende de oorlogsjaren 1939-1945, Den Haag 1946.
  • Blom, F.R.E. e.a., Hendrik Nicolaas Werkman. Brieven rond De Blauwe Schuit 1940-1945. Deel 1, Amsterdam 2008.
  • Langfeld, G. (red.), Schavemaker, M. (red.) en M. Soeting (red.), Het Stedelijk in de oorlog, tent. cat. Amsterdam (Stedelijk Museum) Amsterdam 2015.

Publicatiedatum: 07/02/2017

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.