Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Amsterdam-Noord: van afvoerputje naar luxe woningen aan het IJ

Nooddorpen, woonscholen, tuindorpen en luxe woonwijken, het hoort allemaal bij de geschiedenis van Amsterdam-Noord, waar inmiddels 100.000 mensen wonen. Pieter Roemer (68) woont er en mag over zijn stadsdeel graag boekjes maken, die hij in eigen beheer uitgeeft.

Roemer groeide op in een boerderij in het Noord-Hollandse Wognum, ging in Amsterdam politicologie studeren en koos er destijds bewust voor om in Amsterdam-Noord te gaan wonen. “Met de fiets zit je zó in de stad, maar je zit ook zó in de weilanden van landelijk Noord. En dan heb je de charme van het IJ met zijn pontje nog.”

Pieter Roemer aan het IJ. Foto: Arnoud van Soest.

Het afvoerputje

Maar het imago van Noord was niet al te best toen hij er ging wonen. “Een familielid uit West zei ooit tegen me: ‘Zeg nooit dat je in Noord, maar in Nieuwendam woont. Ik begreep dat niet, totdat ik me in de geschiedenis van Noord ging verdiepen. Toen begreep ik dat Noord de naam had het afvoerputje van Amsterdam te zijn. Je had nooddorpen waar ‘asocialen’ woonden, afkomstig uit de krotwoningen aan de overkant van het IJ. Dat idee is altijd blijven hangen.”

Hij herinnert zich de eerste keer dat hij zijn huisarts in de Beemsterstraat bezocht, midden jaren tachtig. “In de wachtkamer stonden geen stoelen, maar treinbanken, die wel tegen een stootje kunnen. Wat is dit voor malle vertoning, dacht ik nog. Tot mijn huisarts me vertelde dat van zijn afgestudeerde collega’s niemand in de jaren zestig naar Nieuwendam wilde, want daar woonden communisten, rooien en armoedzaaiers.”

Inmiddels is dat imago van Noord flink opgekrikt, al was het alleen maar door de bouwwoede die het stadsdeel de laatste decennia heeft getroffen. “Toen ik in de jaren tachtig bij stadsdeel Noord kwam werken, was van de scheepswerven alleen de ADM nog over. De Noordelijke IJ-oever was, zoals de toenmalige stadsdeelwethouder Jan Veerman tegen me zei, ‘nog erger dan de Borinage in Belgisch Wallonië.’

Rommel, achtergelaten in negen woningen. Nieuwendam, februari 1928. Stadsarchief Amsterdam, Afbeeldingsbestand 5293FO003307.

Over het water

Het vermoeden was dat de grond zó vervuild was, dat saneren teveel geld zou kosten. Uiteindelijk bleek dat er geen olie in de grond zat, maar pas ná 2012, toen de bankencrisis voorbij was en er weer werd geïnvesteerd, is de IJ-oever volop bebouwd. “Dat is nu een luxe woonwijk geworden, met welgestelde mensen. Als je nu dus in de Van der Pekstraat boekhandel ‘Over het water’ binnenstapt, kom je bijna in een academische boekhandel terecht.”

Maar ook de rest van Noord is er op vooruit gegaan. “Kijk maar eens naar het aantal dure auto’s in Vogeldorp, Disteldorp, Tuindorp, Buiksloot en Floradorp. Dat zijn buurten waar de woningbouwvereniging twee huurwoningen tot één heeft samengevoegd. Daar wonen nu ook mensen met een eigen bedrijfje, zoals tegelzetters en aannemers. Op zich vind ik dat een goede zaak, want daardoor zijn het geen buurten meer waar de stelregel is: wie voor een dubbeltje is geboren, zal nooit een kwartje worden.”

Er is overigens niet alleen aan de Noordelijke IJ-oever gebouwd, want toen de Noord-Zuidlijn in 2018 in gebruik werd genomen, verrezen er twee jaar later rond de begin- en eindhalte appartementen die tegenwoordig met middelduur worden aangeduid. “Zeg maar appartementen van een half miljoen, dus Noord mag blij zijn dat ze zoveel inwoners hebben die dat kunnen betalen.”

Bouwput ten behoeve van de verbreding van de kade, de aanleg van de Noord/Zuidlijn, de verkeerstunnel en de nieuwe busterminal, met in het IJ zandschuiten. Links het IJ, de Sixhaven en het IJplein. Rechts op de achtergrond, van links naar rechts: de kop van het Java-eiland, het Muziekgebouw aan ’t IJ, Piet Heinkade 1, en daarachter het Mövenpick Hotel Amsterdam City Centre, Piet Heinkade 11 ( in aanbouw) en de IJ-toren, Piet Heinkade 55 (gedeeltelijk). Verder naar rechts het zuidelijke ventilatiegebouw van de IJ-tunnel (achter de bouwkranen). Doto: Doriann Kransberg, 22 juni 2005. Stadsarchief Amsterdam, Afbeeldingsbestand D10156000527.

Buurten van Noord

Pieter Roemer heeft jarenlang voor de gemeente Amsterdam gewerkt, eerst als notulist/geheimschrijver van vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders. Later ging hij voor stadsdeel Noord werken, waar hij zich met kunst en cultuur bezig hield. Nadat hij al weer bij het stadsdeel was vertrokken om voor het gemeentelijk havenbedrijf rondleidingen in de Amsterdamse haven te verzorgen, werd hij gevraagd om voor de website van het stadsdeel de 16 verschillende buurten van Noord te beschrijven. “Ik had zoveel materiaal verzameld, dat ik in eigen beheer een boekje over ‘Buurten in Noord’ (2003) heb gemaakt.” Drie jaar later schreef hij, op verzoek van de schoolhoofden, een boekje over oorlogsmonumenten in Noord, zodat scholieren er een werkstuk over kunnen maken.

Roemer heeft nog wel meer boekjes gemaakt, zoals over de kunstwerken die in Noord staan, maar in zijn nieuwste boekje, waarin hij de straatnamen van Noord verklaart, heeft hij ook enkele hoofdstukken over de nood- en tuindorpen opgenomen.

Kunstwerk van André Volten, waarbij Roemer als ambtenaar van stadsdeel Noord was betrokken. De Knoop, zoals het kunstwerk in de volksmond wordt genoemd, werd in 1996 aan de noordkant van het IJ geplaatst, ter hoogte van de Distelweg, hoek Grasweg. Foto: Gijsbert Dijker.

Sinaasappelkistjes

Het begon allemaal in 1917 toen bij het toenmalige drijvende zwembad Obelt aan de Noordelijke IJ-oever het gelijknamige nooddorp werd gebouwd, dat uit 306 eenvoudige, houten huisjes bestond. De  ‘sinaasappelkistjes van Wibaut’ werden ze genoemd. Amsterdam kende in die tijd grote woningnood; bijna de helft van de Amsterdamse bevolking woonde in krotwoningen, kelders en souterrains.

Het waren vooral de sociaal-democratische wethouder Wibaut, en zijn energieke directeur van de Gemeentelijke Woningdienst, Arie Keppler, die plannen maakten voor goede en betaalbare volkshuisvesting.

Wibaut en Keppler vonden dat de arbeider recht had op een normale woning, maar de woningnood was zó groot, dat de gemeenteraad hen dwong toch maar een begin te maken met een alternatief voor onbewoonbaar verklaarde krotwoningen. Nooddorp Obelt werd in 1929 gesloopt en de meeste bewoners vonden een nieuw onderkomen in Floradorp, dat in een moerassig gebied werd gebouwd tussen de Sneeuwbalstraat en de Floraweg. Door dat moeras met zijn muggen en malaria kreeg dit tuindorp al snel de bijnaam Rimboe.

Malaria associeer je vooral met de Tropen, maar Roemer vertelt dat Noord in 1946 zo’n 6000 malariapatiënten telde. “Ik heb begrepen dat je geen enkele puf hebt als je malaria hebt. Je kunt er een jaar lang van uitgeschakeld zijn.”  En soms ga je er zelfs dood aan. In een boekje over 75 jaar Floradorp wordt vermeld dat sommige mensen in Floradorp de malaria niet overleefden. Pas in 1970 werd Nederland malariavrij verklaard.

Armenwoning aan de Binnenhofstraat in Floradorp. Vervaardiger: Vogt en Peets, 20 juni 1931. Stadsarchief Amsterdam / Archief van het Dagblad Het Vrije Volk en rechtsvoorganger: foto’s. Afbeeldingsbestand HVVA00083000041.

Een rood dorp

Floradorp had de naam een rood dorp te zijn, omdat er veel communisten woonden. Mogelijk heeft die strijdbaarheid er toe geleid dat arbeiders uit Noord een belangrijke rol hebben gespeeld bij de Februaristaking van 25 februari 1941. “De communisten waren van oudsher goed georganiseerd en toen de oorlog uitbrak ging de CPN meteen de illegaliteit in.”

In zijn straatnamenboekje schrijft hij daar het volgende over: ‘Tussen half acht en acht uur in de ochtend verlieten grote groepen arbeiders de scheepswerven en fabrieken. In optocht trokken ze naar de ponten en zo verder de stad in. De Duitsers grepen hard in, waarbij negen doden en 24 zwaargewonden vielen. Talloze stakers werden gevangen genomen.”

Die strijdbaarheid zal er ook toe geleid hebben dat het illegale, communistische blad De Waarheid de hele oorlog door in Noord is getypt, gestencild en verspreid. De Duitse bezetter maakte verbeten jacht op de mensen die het blad maakten, maar als iemand werd opgepakt, namen anderen de fakkel over. Roemer: “Het meest gevaarlijke werk werd gedaan door jongemannen zonder vrouw of kinderen, want als die werden opgepakt, bleven er geen weduwen en wezen achter.”

Verkiezingsaffiche van de C.P.N.-De Waarheid, afdeling Stadionbuurt, met aankondiging van een openluchtmeeting voor buurtbewoners op het Legmeerplein op donderdag 11 juli. Spreekster: mevrouw E. Teeboom-Van West. Ca. 1946. Stadsarchief Amsterdam /Collectie Stadsarchief Amsterdam: affiches, serie A, Afbeeldingsbestand ANWG00031000001.

Woonschool

Naast nooddorpen kende Noord ook nog een ‘woonschool’ voor ontoelaatbare’ gezinnen, zoals het 132 woningen tellende Asterdorp, dat in 1927 werd gebouwd op een voormalig industrieterrein in de Buiksloterham. Er stonden muren omheen en het lag ver van de bewoonde wereld, met een bad- en washuis. Een vrouwelijke opzichter hield de boel in de gaten. In dat heropvoedingskamp werden vaak grote gezinnen van soms wel 16 kinderen gehuisvest, die uit buurten als Kattenburg en de Jordaan afkomstig waren.  Ze waren krot- of kelderwoningen gewend en in Asterdorp leerden ze hoe ze netjes moesten wonen.

Roemer: “Het was eigen aan de sociaal-democratie dat je de arbeider op een hoger plan wilde tillen. Dat was het gedachtengoed van Wibaut en Keppler. Daar hoorde dus bij dat je zogenaamd ‘ontoelaatbaren’ heropvoedde, omdat ze blijkbaar niet met vork en mes aten.”

Asterdorp. Architect: J.H. Mulder jr. Kinderen van Asterdorp en hun verzorgers, juli 1939. Stadsarchief Amsterdam / Archief van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting en rechtsvoorganger: glasnegatieven. Afbeeldingsbestand 5293FO003347.

Niet asociaal

Of dat nou echt nodig was? Roemer heeft daar zo zijn twijfels over: “Alleen al vanwege de grote gezinnen werden ze asociaal genoemd. In een van mijn publicaties laat ik een vrouw aan het woord die zegt: ‘We waren helemaal niet asociaal. Mijn moeder wist heus wel hoe ze de was moest doen.’  Je kunt je dus afvragen of de sociaaldemocraten niet beter voorbehoedmiddelen hadden kunnen verstrekken.”
“Bovendien”, voegt hij er nog aan toe, “was het heel beschamend als de opzichter binnenkwam om te kijken of het tuiltje met bloemen wel recht in het vaasje stond.”

De woonschool werd overigens geen succes. De meeste bewoners trokken uit zichzelf weg en keerden zelfs terug naar een krotwoning, omdat de woningen in Asterdorp vochtig waren en onder de schimmel zaten. Eind 1940 trokken de laatste dertig ‘asociale’  gezinnen naar een vergelijkbaar oord als Zeeburgerdorp in Oost. Voor hen in de plaats kwamen Rotterdammers, die dakloos waren geworden door het bombardement van 14 mei 1940.

Asterdorp. Architect: J.H. Mulder jr. Foto gemaakt op 29 september 1934. Stadsarchief Amsterdam / Archief van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting en rechtsvoorganger: glasnegatieven. Afbeeldingsbestand 5293FO003063.

Saamhorigheid

Na de nooddorpen werden in Noord verschillende tuindorpen gebouwd. Een daarvan was Tuindorp Buiksloot, dat een grote saamhorigheid kende, met maar liefst twee buurthuizen en een speeltuin. “Zodra het vroor, werd bij de speeltuin het sneeuw aan de kant geschoven, de boel werd onder water gezet en in een mum van tijd hadden ze een eigen ijsbaan.  Ze hadden ook een eigen 4-en 5 mei-comité en ze hadden zelfs een eigen comité ‘Stop de kernwapens, te beginnen in Tuindorp Buiksloot’.”

En dan hebben we nog Tuindorp Nieuwendam, waar in 1927 960 woningen werden gebouwd. Dat moest een soort tuinstad worden voor mensen met een kleine beurs, met tuinen en veel frisse lucht. Het tuindorp is te herkennen aan lage huizen, rode daken en veel poorten en het waren de eerste eengezinswoningen voor arbeiders in Amsterdam.

Reclame van de Gemeentelijke Woningdienst voor huurhuizen in Tuindorp Nieuwendam. Prent door jr. J.H. Mulder, ca. 1924. Collectie Stadsarchief Amsterdam: los beeldmateriaal,Afbeeldingsbestand 010194001903.

Boeddhabeelden

Roemer mag de woningen graag met ‘Hollands kneuterig’ omschrijven.“Het begon in de jaren tachtig met die houten eenden voor de ramen en porseleinen katten op de vensterbank. Later kreeg je die plastic kabouters in de tuin en tegenwoordig zie je ook veel Boeddhabeelden. Die trend is waarschijnlijk door de tuincentra gezet. Ik bedoel, iemand moet er toch mee begonnen zijn!”

Volgens Roemer heeft de toestroom van nieuwe bewoners in Noord niet echt tot spanningen geleid. Alleen in de Van der Pekstraat zou wel eens hoofdschuddend op al die ‘yuppen’ zijn gereageerd. Toch denkt hij dat de hele buurt van de nieuwe voorzieningen profiteert. “Er zijn winkels bijgekomen, zoals een boekwinkel, maar ook een restaurant en twee eetcafé’s, plus een markt. Bovendien is het Mosplein opgeknapt, inclusief de bibliotheek. Al met al kun je zeggen dat de draagkracht van de bevolking door de nieuwbouw een stuk breder is geworden.”

Auteur: Arnoud van Soest.

‘Straatnamen van Noord’ is verkrijgbaar bij Boekhandel van Noord (Buikslotermeerplein), Boekhandel Over het Water (Van der Pekstraat), de Stadsboekwinkel van het Stadsarchief (Vijzelstraat) en het is te koop bij het Historisch Centrum Amsterdam Noord en het Historisch Archief Tuindorp Oostzaan. Tevens is het met ISBN-nummer 978-94-6481-023-3 in de boekhandel te bestellen.

Publicatiedatum: 27/03/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.