Het begon allemaal met een tiental liedblaadjes uit de achttiende eeuw die dichter en schrijver Arie van den Berg bij toeval ontdekte bij een antiquaar op de quai Sant-Michel in Parijs. De boekverkoper liet hem een map met de titel Géographie Pays Bas zien. Van den Berg zei nog dat hij geen landkaarten verzamelde, tot hij ontdekte dat het om bijzondere liedblaadjes van de Amsterdamse drukker Reynier Reyniersz uit de vroege achttiende eeuw ging.
Uiteindelijk bouwde hij een bijzondere verzameling eeuwenoude liederen op, die je per blad of in een boekje kon kopen. Het gaat om liedjes die op straat, thuis of in de kroeg werden gezongen. De liedjes, die het museum met steun van enkele fondsen heeft kunnen aanwerven, zijn een verrijking voor de collectie over populaire muziekcultuur. Ze worden gecatalogiseerd en gedigitaliseerd, zodat je ze straks online kunt raadplegen.
Eén van de aardigste ontdekkingen die Arie van den Berg tijdens zijn zoektocht naar oude liederen deed was het overbekende ‘We gaan nog niet naar huis, want mijn moeder is niet thuis’ dat menigeen tijdens schoolreisjes heeft gezongen. Toen hij een liedblad, dat de Amsterdamse boekverkoper Gerrit van der Linden rond 1865 heeft uitgegeven, op de kop tikte, bleek dat het lied meer dan anderhalve eeuw ook al gezongen werd, zei het niet door scholieren, maar door een soldaat.
Een simpele melodie
Dat dergelijke liedjes zo lang de tand destijds hebben doorstaan, komt omdat de melodie simpel en makkelijk te onthouden is, zo vermoedt Katell Lavéant, conservator van het Allard Pierson. “Een liedje onthoudt je nu eenmaal makkelijker dan een gedicht.” Uit eigen ervaring weet ze dat liedjes soms van generatie op generatie worden doorgegeven. Lavéant is Française en herinnert zich dat ze van haar familie ooit een modern boek met Franse liedjes kreeg. Daar zat een liedje bij over een wijk in Parijs waar al in de zeventiende eeuw prostitutie werd bedreven. “Het is een heel simpel liedje van twee coupletten, over dat de vrouwtjes van die buurt zo leuk en aardig zijn. Het gekke is dat kinderen dit soort liedjes al eeuwenlang zingen, zonder dat ze beseffen dat het om een prostitutiewijk gaat. En eigenlijk geldt dat dus ook voor zo’n liedje als ‘We gaan nog niet naar huis’, dat inmiddels deel uitmaakt van het collectieve geheugen.” Gaandeweg vervaagt de oorspronkelijke betekenis, want een soldaat die nog niet naar huis gaat, is wat anders dan kinderen die in de bus zingen dat ze nog niet naar huis willen.
In goede staat
Opvallend aan de onlangs door het Allard Pierson Museum verworven collectie is dat het materiaal in zo’n goede staat verkeert. Het gaat immers om populaire liedjes, die op goedkoop papier werden gedrukt en in een grote oplage onder de bevolking werden verspreid. Na gebruik werden ze meestal weggegooid, zoals we dat nu ook met oude kranten doen. Vandaar dat er maar weinig van die eeuwenoude liedjes bewaard zijn gebleven.
Naar schatting is 60% van de onlangs verworven collectie uniek en zijn er geen andere exemplaren van te vinden in openbare collecties waar ook ter wereld. “Het is een wonder dat de verzameling in tact is gebleven,” zegt Lavéant. “Zo’n liedje werd gekocht, gezongen en vervolgens weer weggegooid. Het is best mogelijk dat deze liedteksten bewaard zijn gebleven, omdat ze hoorden bij een partij drukwerk dat de drukker nooit verkocht heeft. Maar het kan ook zijn dat iemand die liedjes in een doos heeft bewaard, want ze zijn in ieder geval niet beschadigd.”
Geen handschoentjes
De conservator toont wat eeuwenoude prenten uit de pas verworven collectie en daarbij gebruikt ze geen handschoentjes, zoals je zou denken. Ze snapt de verbazing wel. “Ja, dat horen we vaker, maar als je handschoentjes aantrekt, kun je een blad makkelijker scheuren, omdat je veel minder gevoel in je vingers hebt. Dus alles wat papier of perkament is pakken we gewoon met schone handen vast.”
Ze toont een prent die in de zeventiende eeuw in Amsterdam is gedrukt, waarop we een haveloos geklede man zien die zijn liedjes aanprijst, terwijl zijn vrouw de liedjes verkoopt. Het is zo te zien een arme sloeber: zijn kleren zijn gescheurd en zijn gebit verkeert in slechte staat. Maar toch stonden liedverkopers niet op de laagste trede van de maatschappelijke ladder, vermoedt de conservator. “De liedverkopers waren vaak arm, maar ze hoefden niet te bedelen, want ze verdienden er hun brood mee.”
De liedjes gingen vaak over grappige of ontroerende gebeurtenissen. Ze laat een boekje met vijf liedjes uit 1806 zien, met onder andere een treurlied over een bedrogen maagd. Het lied vertelt het verhaal van een jonge vrouw die door haar minnaar verlaten is omdat hij een rijkere vrouw heeft gevonden. “De term maagd moet je niet al te letterlijk nemen, maar werd vaak gebruikt voor jonge vrouwen in het algemeen.”
Een paar cent
De liedbladen kostten meestal maar een paar cent, maar had je wat meer te besteden, dan kocht je een liedboek dat de Amsterdamse weduwe Barent Visser, boekverkoopster uit de Dirk van Hasseltsteeg, in 1721 uitgaf. “Het waren liedjes die je thuis kon zingen, samen met je vrienden. Sommige liedjes waren amusant, maar er stonden ook religieuze liedje over Jezus in.”
Veel liederen uit de collectie zijn van een illustratie voorzien, maar die waren niet altijd te herleiden naar een bepaalde plaats. Dat kwam omdat sommige afbeeldingen keer op keer gebruikt werden. “Als het lied over een grote brand ging, maakten ze niet telkens een nieuwe prent, maar werd een afbeelding van een eerdere brand gebruikt.”
Een groot treinongeluk
Een kras voorbeeld daarvan is een prent van een groot treinongeluk, dat op 8 mei 1842 tussen Versailles en Parijs plaatsvond, waarbij zes wagens werden verbrand en ruim honderd passagiers om het leven kwamen. Bij het nieuwsbericht, dat vergezeld gaat van een speciaal voor de gelegenheid geschreven lied, werd geen illustratie van het Franse ongeluk geplaatst, maar een afbeelding van … De Arend, de eerste trein die tussen Amsterdam en Haarlem reed. Want een trein is een trein, nietwaar.
Natuurlijk waren er wel boekjes, die speciaal voor een bepaald deel van het land werden uitgegeven, zoals een schattig klein boekje uit 1702 dat ’t Groot Hoorns, Enkhuyser en Alkmaerder Liede-Boeck heet. Daar stonden ‘Bruylofts-liedekens en Gesangen’ in, maar anders dan de almanakken, die je ook makkelijk in je zak kon steken, was er weinig lokaals aan dit drukwerkje te bespeuren. Het was een mooi voorbeeld van de Hollandse koopmansgeest en vergelijkbaar met de prenten, die zo algemeen mogelijk werden gehouden, zodat je ze zowel in Amsterdam, Alkmaar als Hoorn kon verkopen.
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 13/06/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.