Geneeskrachtig zeewater
Dat Zandvoort zich tot een badplaats heeft kunnen ontwikkelen is eigenlijk de schuld van dr. Mezger, zo wordt al snel duidelijk. Mezger had uitgevonden dat zeewater geneeskrachtig is. Freek: “En dat is eigenlijk nog steeds zo. Als je een wondje hebt, ga dan maar het zeewater in. Ik ken iemand die last van eczeem had. Smeerseltjes hielpen niet; zeewater hielp wel. Met tien dagen was het over.”
Een groep joodse zakenlui uit Amsterdam zag wel brood in dat geneeskrachtige zeewater. Ze legden geld bij elkaar en richtten een treinmaatschappij op, zodat de stroomtrein in 1891 kon gaan rijden. Auto’s had je in die tijd nauwelijks, hooguit wat koetsen. Freek: “Het station lag toen nog op een andere plek dan nu. Bij de Haltestraat in Zandvoort sloeg de trein rechtsaf en hij stopte waar nu Center Parcs is. Dan liep je een trap op en via de Passage kwam je bij het Kurhaus, waar later ook een casino in werd gevestigd, op het strand. Het hotel hadden ze vrij kort daarvoor gebouwd.”
De eerste strandbezoekers
Wie nu naar de hotels uit de eerste dagen van Zandvoort op zoek gaat, doet dat vergeefs, want in 1943 heeft de Duitse bezetter zowel huizen als hotels tot tweehonderd meter van de kustlijn gesloopt. Om ongehinderd te kunnen schieten mochten de geallieerden hier binnenvallen, wat ze natuurlijk niet deden.
De eerste strandbezoekers bestonden voornamelijk uit welgestelde lieden. Freek: “Je had toen al badkranten die berichtten als er weer een vooraanstaande familie was aangekomen. En in welk hotel ze verbleven. Het personeel werd meestal in een pension ondergebracht.”
“Het was toen niet de gewoonte dat je je zo maar op het strand ging omkleden,” vervolgt Mieke. “Je huurde een badkoetsje, een kleedhokje op wielen, en een badvrouw hielp je met uitkleden.” Paarden trokken de badkoets naar de waterlijn en met de waadvrouw ging je dan de zee in. Als je namelijk voor het eerst de zee inging, voelde je het zand onder je tenen wegspoelen en stond je een beetje wankel.” Maar geen nood, want de waadvrouw hield je stevig vast. “Dan mocht je even door de knieën en jezelf onderdompelen. Nee, je ging niet even lekker zwemmen, dat deden alleen de vissen.”
Wat je nog meer op het strand kon doen? “De meeste tijd zat je in een mandenstoel van dikke wilgentenen, netjes aangekleed, met een hoed op. Of je ging met een parasol flaneren langs het strand of de boulevard.”
Die frische Luft
Rond 1920 ontdekte ook het volk Zandvoort. Freek: “Ik geef wel eens rondleidingen door Zandvoort en dan laat ik huizen zien die in 1920 als pension zijn gebouwd. Ik denk dat mensen na de Eerste Wereldoorlog weer wat geld hadden om te besteden. Er kwamen veel badgasten uit Amsterdam, maar ze kwamen ook uit Duitsland.”
En nadien zijn de Duitsers blijven komen, aangetrokken door ‘die frische Luft’. Mieke: “Zandvoort is de enige badplaats waar je met de trein zo dicht bij het strand kunt komen. Vroeger had je zelfs een rechtstreekse verbinding met Oostenrijk. Keizerin Sissi is hier ook nog geweest, om zeebaden te nemen.”
Trams en wollen badpakken
Sissi kwam natuurlijk niet met de tram die in 1899 voor het eerst ging rijden: van het Leidseplein, via de Tempelierstraat in Haarlem naar Zandvoort. De tram heeft nog behoorlijk lang dienst gedaan, tot 31 augustus 1957, en was beduidend goedkoper dan de trein. Zeer geschikt dus voor dagjesmensen. In het museum is nog een model van het tramstation te zien, mét overkapte wachtruimten, want op zonnige dagen moest je soms wel vijf of zes trams aan je voorbij laten gaan vóór er eindelijk plek was.
In die tijd werden badpakken nog verhuurd. Mieke: “Ja huren, want wat moest je met zo’n ding als je hem maar één keer per jaar gebruikt.” En als we het over badpakken hebben, dan bedoelen we ook badpakken. “De badpakken van begin 1900 waren gesloten, van je schouders tot onder je knie. Méér bloot mocht je niet zien, bovendien waren die pakken vaak van wol. Als je met een wollen badpak de zee in ging, dan kwam je tien kilo zwaarder terug. En het kriebelde vreselijk.”
Zimmer frei
Er waren niet alleen hotels en pensions, ook veel Zandvoorters verhuurden kamers. Nergens zag je zoveel bordjes ‘Zimmer frei’ als in Zandvoort. Mieke: “Mijn moeder verhuurde ook kamers, meestal aan Amsterdammers. Dat ging vaak per maand. De voorkamer was voor de badgasten en mijn ouders sliepen op een slaapbank in de achterkamer. De kinderen sliepen boven.” Hoe dat was, met twaalf mensen in huis? “Dat was gezellig. Als kind ging je wel eens mee naar het strand, om elf uur kwamen de moeders thermoskannen en broodjes brengen en als de kinderen om vijf uur van het strand kwamen, en het was warm, werden ze in de tuin met een tuinslang van het zand ontdaan. Eten deed je ook samen.” De verhuur was een welkome aanvulling op het gezinsbudget. “Mijn ouders kochten er in september de kolen voor de winter voor.”
Strandtenten
De meeste badgasten kwamen natuurlijk voor het strand. Voor je natje en je droogje ging je naar een echte strandtent, die koffie, thee, limonade en spuitwater verkocht. Freek: “Als de zon of de wind draaide, werd zo’n linnen tent door vier man opgepakt en omgedraaid.” Rond 1920-1925 kwamen de houten tenten, die comfortabeler waren. Maar er mocht héél lang geen alcohol worden verkocht. “Om zes uur sloten de strandtenten en ging iedereen naar huis. Dat veranderde in de jaren tachtig. Toen mocht er ook bier worden geschonken. Later mochten de strandtenten ook eten verkopen en bleven ze langer open. En nu hebben we vijf vaste tenten, die er het jaar rond staan en tot twaalf uur ’s avonds open mogen blijven. Het liefst zouden ze gelijk op gaan met de horeca, en tot drie uur ’s nachts open blijven, maar ja, er wonen ook nog mensen op de boulevards, vlakbij het strand.”
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 29/08/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.