Leeghwater had al in 1629 een gedurfd plan gelanceerd. Hij had berekend met 160 windmolens het meer droog te kunnen leggen. En zo waren er nog tientallen andere plannenmakers. Het bleef evenwel bij papieren exercities. Tot de loeiende najaarsstormen van 1836. Met golven zo hoog als heuvels. Honderden mensen kwamen in dat geweld om. De smalle strook land bij Halfweg tussen het beukende Haarlemmermeer en het grote IJ dreigde volledig weg te slaan. Amsterdam liep gevaar. Koning Willem I kwam in actie.
Een commissie moest voor de koning vaststellen hoe en tegen welke kosten dat immense water kon worden droog gelegd. Alle oude en recente voorstellen doornemend koos de commissie voor drooglegging met behulp van 79 windmolens en drie kleine stoomgemalen. Die klus zou ongeveer 8½ miljoen gulden kosten. De koning vroeg de commissie nog eens speciaal te kijken naar de optie om alleen met stoomkracht te werken. Daarmee borduurde Willem I voort op een suggestie die het Eerste Kamerlid, Van Lynden van Hemmen, in 1821 had geopperd. Deze baron had berekend dat achttien stoomgemalen het karwei konden klaren.
Drie stoomgemalen
In het uiteindelijke wetsvoorstel dat in 1839 naar het parlement ging, was sprake van slechts drie stoomgemalen – maar dan wel met een omvang die nog nergens ter wereld te zien was. Willem I had namelijk besloten de zaak groots aan te pakken. Een geldlening van acht miljoen gulden (tegen 5% rente) werd aangekondigd. In de Staatscourant van 20 mei 1839 stond het officiële besluit van ‘Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz.’. Het ontwerp voor de drooglegging was gemaakt door ingenieur Jan Anne Beijerinck. Er werd haast gemaakt, want al een jaar later stak een hoogwaardigheidsbekleder met enig vertoon de eerste spade in de grond. Dat was nog net tijdens het koningschap van Willem I, want later in het jaar 1840 legde hij zijn taak neer.
Na ongeveer vijf jaar zwoegen was de ruim zestig kilometer lange ringvaart om het grote meer voltooid. Intussen was het eerste stoomgemaal verrezen, genoemd naar Leeghwater. De Leeghwater kreeg versterking van de Cruquius. Kranten meldden dat op 24 juni 1847 met ‘veel plegtigheid’ de eerste steen gelegd zou worden van het derde stoomgemaal van het Haarlemmermeer. Dat kreeg de naam van de baron die met verve had gepleit voor het gebruik van stoomkracht: Lijnden. De koning hoopte met dit kolossale project zijn land internationaal aanzien te geven, maar hij heeft het daadwerkelijk temmen van de ‘waterwolf’ niet mogen beleven. Hij is in 1843 overleden.
Vernuft
Bij het leggen van de eerste steen voor het stoomgemaal De Lijnden sprak de voorzitter van de commissie van beheer en toezicht over de droogmaking van het Haarlemmermeer dat het kleine Nederland toch maar het vernuft, de wil en de kracht had om ‘een onderneming aan te vatten, zonder voorbeeld in de geschiedenis’ en die men in Europa en ‘ik voeg er thans ook bij Amerika’ niet kent. Of men niet trots was op het karwei!
Het droogpompen van het grote meer verliep niet altijd even voorspoedig. Dan weer ontstond er een technisch probleem waardoor een machine stil kwam te liggen, dan weer zorgde zware regenval voor een tegenvaller. Met enige opluchting constateerde de Staatscourant in mei 1851 dat, ondanks de regenoverlast sinds eind april, door de drie gemalen goed werd gewerkt aan een ‘genoegzame daling van den boezem’. De ooit zo gevreesde ‘waterwolf’ bleek in 1852 definitief getemd, het meer was droog gemalen. Het inrichten en opbouwen van het land kon beginnen. In de net droog gevallen polder kocht de Amsterdamse advocaat Amersfoordt ruim tweehonderd hectare land. Hij besloot er een moderne boerderij te stichten: De Badhoeve. Die naam verwees naar de vroeger populaire zwemplek, hier bij Sloten, aan de oever van het Haarlemmermeer. Herenboer Amersfoordt reisde veel naar het buitenland om er allerlei nieuwe landbouwtechnieken te bezichtigen. Op zijn boerderij pakte hij de zaken groots aan. Zo was hij de eerste in ons land die zich een stoomploeg aanschafte.
Willem I kreeg postuum gelijk, want uit alle delen van de wereld kwamen belangstellenden kijken naar de imposante stoommachines die het Haarlemmermeer droog pompten en droog hielden. En velen koppelden daaraan een bezoekje aan De Badhoeve. Die modelboerderij groeide uit tot een internationale bezienswaardigheid. Zo ontving Amersfoordt onder anderen het Braziliaans keizerlijk paar dat er een demonstratie met een hooidroger kreeg. Met een Russische generaal discussieerde Amersfoordt over zijn systeem van beweegbare spoorwegen. En, zoals de kranten destijds op de voorpagina schreven, van de keizer van het Hemelse Rijk mocht hij twee Chinese varkens ten geschenke ontvangen. En dan waren er nog de koning van Beieren, de kroonprins van Duitsland, prins Napoleon – een select gezelschap. De Britse koningin Victoria bestelde boter van De Badhoeve. Deze boerderij van Amersfoordt staat er niet meer, maar het dorp rond die vroegere hoeve heet nog wel Badhoevedorp. In de koninklijke boodschap van Willem I in april 1839 over de noodzaak tot het droogmalen was al gewezen op de voordelen die het droge Haarlemmermeer zou hebben voor de Nederlandse economie (handel, nijverheid, landbouw). De indertijd begrote acht miljoen gulden bleek niet voldoende, want in 1850 (ten tijde van koning Willem III) ontving het parlement een wetsontwerp om er bijna twee miljoen gulden aan toe te voegen.
Telegram
Het gemeentehuis van Haarlemmermeer dat in Hoofddorp (aanvankelijk Kruisdorp geheten) verrees, kreeg in 1868 zelfs een telegraafkantoor. De burgemeester liet telegram nr. 1 versturen naar – wie anders dan – de koning. Burgemeester toen was mr. Jacob Paulus Amersfoordt. Amersfoordt begeleidde in de zomer van 1865 koningin Sophie (echtgenote van koning Willem III) door de Haarlemmermeer en natuurlijk bezochten ze daarbij ook De Badhoeve. Vandaar maakten het gezelschap een rijtoertje langs de Sloterweg en de Hoofdvaart naar wat nu Hoofddorp is.
Publicatiedatum: 15/01/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.