Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Weesp: bier, jenever, cacao

Bier, jenever, chocolade – Weesp was er ooit wereldberoemd om. Trekschuiten met bier voeren af en aan naar Amsterdam. De jenever ging mee op de zeilschepen naar de Oost.

Weesp is een stadje dat vrijwel iedereen kent van naam. Maar ga je er ook wel eens rondneuzen? Doen, want het Weesp heeft een interessante binnenstad. Niet groot, maar er valt van alles te zien. Wist je dat Weesp pakweg een eeuw geleden wereldberoemd was om zijn chocolade? Op de rotsen van Gibraltar en bij de entree van het Suezkanaal stonden grote reclameborden met teksten dat Van Houten’s cacao de beste was. Filmkomieken Laurel en Hardy maakte reclame voor de chocoladedrank uit Weesp. ‘Van Godendrank tot genieten voor iedereen’, dat is de titel van een tijdelijke tentoonstelling in Museum Weesp.

Het stadhuis van Husly, gebouwd dankzij bier en jenever (foto Museum Weesp)

Husly

Dat museum is te vinden op de tweede verdieping van het statige stadhuis van Weesp. Dat stadhuis is een bezoekje waard. Het dateert uit eind van de achttiende eeuw en is ontworpen door Jacob Otten Husly (1738-1796). Niet de minste architect, al was dit stadhuis een van zijn eerste projecten. Later bouwde hij het stadhuis van Groningen.

Dat Husly voor dit bouwproject naar Weesp gehaald kon worden, was te danken aan drank. Liters, beter gezegd vaten, vol drank. Weesp was rijk geworden dankzij bier en jenever. En de notabelen van de stad wilden pronken met hun welvaart. Vandaar dat hun nieuwe stadhuis uitgroeide tot een prestigieus project.

Varkens in de achtertuin

Het water van de Vecht was in die jaren nog zo schoon, dat er schuiten vol rivierwater van Weesp naar Amsterdam voeren. Dankzij dit schone water kwamen er in Weesp ettelijke bierbrouwerijen. Het moet een druk verkeer te water zijn geweest met al dat bier en jenever dat in de hoofdstad gretig aftrek vond.

In veel achtertuinen van woningen in Weesp klonk in die jaren geknor. En boven het stadje hing ongetwijfeld een wolk van stank dankzij alle varkens die zich tegoed deden aan bostel, een afvalproduct bij het brouwen. In de topjaren van de drankindustrie was zo ongeveer de helft van de inwoners van Weesp in de plaatselijke brouwerijen en stokerijen werkzaam. Met eigen varkens op het erf. De jenever uit Weesp was zo goed, dat deze drank mee ging op schepen van de VOC naar het Verre Oosten. Helaas, op een gegeven moment won de drank uit Schiedam het van Weesp.

Porselein

Waar Weesp misschien wel de grootste faam mee heeft verworven, is het porselein. Het museum van Weesp bezit de grootste collectie porselein dat indertijd in dit stadje is vervaardigd. Het was het jaar 1759 toen de drost van Muiden, graaf Van Gronsveld-van Diepenbrock-Impel een failliet gegane porseleinfabriek in een steegje van Weesp overnam. Het fabriekje was gevestigd in een vroegere jeneverstokerij.

De graaf stak geld in zijn project, trok modelleurs en schilders uit het buitenland aan en wist zijn porseleinen producten tot bijzonder gewilde voorwerpen te maken in de hogere kringen. Porselein met zijn merkteken (twee gekruiste degens en drie bollen – geënt op zijn familiewapen) behoorde tot de Europese top. Althans, zolang het duurde, want in 1769 kon de zaak in Weesp niet meer tegen de buitenlandse concurrentie op en ging failliet.

Theepot uit de porseleinfabriek van Weesp (foto Museum Weesp)

Op zolder

‘Loop even mee,’ zegt een vrijwilliger in het museum. En hij gaat naar een vitrine waarin de meest recente aanwinst van porselein staat. ‘Hiermee kwam een dame aanzetten. Het stond bij haar in een doosje op zolder. Een kop en schotel. Hier in Weesp gemaakt.’ De mensen van het museum zijn er terecht dolblij mee. Je ziet deze aanwinst in een volledig aan porselein gewijde zaal in het museum. In vitrines staat prachtig servies: schalen en terrines met bij voorbeeld een Rococo-versiering. Pronkstukken.

Drank van Azteken

Het is omdat een wasserij in Weesp de poorten sloot, dat Coenraad van Houten in 1850 met zijn cacaofabriek van Leiden naar Weesp verhuisde. In de failliet gegane wasserij stond namelijk een stoommachine. Daar was het hem om te doen. Coenraad wilde de stoommachine gebruiken voor zijn chocoladeproductie. Wat bescheiden begon aan de Oudegracht in het centrum van Weesp met enkele tientallen werknemers, groeide al snel uit tot een wereldberoemd kolossaal bedrijf met wel duizend man en vooral vrouw personeel. Cacao was in de wereld van de Azteken (Midden-Amerika) een godendrank. Spanjaarden namen cacao mee naar huis en op het toonaangevende hof van de Franse ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV raakte chocolade bijzonder populair.

Van Houten was er na veel experimenteren in geslaagd de cacaoboon tot een bruikbaar poeder te malen. Een kopje chocolade was, zei men, een opkikkertje. De ‘poeyermeiden’ van Van Houten die van Amsterdam naar Weesp treinden, hadden de reputatie zich liederlijk te kunnen gedragen. De grote baas Van Houten had overigens bepaald dat alleen protestantse meisjes en vrouwen mochten komen werken. Over religie gesproken: aan de Oudegracht in Weesp staat nog een (natuurlijk protestants) kerkje, neergezet met geld van Van Houten.

Koninklijk

De chocoladefabriek aan de Oudegracht werd te klein. De hele handel werd verplaatst naar een groot terrein aan de buitenkant van de stad. Aan het water, zodat transport naar elders makkelijk mogelijk was. De zaken liepen goed. Van Houten kreeg in 1889 het predikaat ‘koninklijk’.

Maar op een gegeven moment raakte de groei er uit. In 1928 werd nog uitgebreid gevierd dat het bedrijf honderd jaar bestond, maar in 1971 kwam de fabriek in buitenlandse handen. Chocolade wordt in Weesp niet meer gemaakt. Op het vroegere Van Houtenterrein vestigde zich later een chemische industrie.

Affiche van Van Houten (foto Museum Weesp)

Tijdgenoot Rembrandt

Over de historie van Weesp valt veel te vertellen. Zoveel, dat sommige interessante verhalen in het museum alleen maar kunnen worden aangestipt. Er is gewoonweg te weinig ruimte om alles te laten zien. ‘Heeft u onze Sybilla al gezien?’ vraagt een dame in regenjas me. Zij blijkt ook een vrijwilligster te zijn. ‘Ik heb geen dienst vandaag, maar ik moest hier even zijn. Sybilla, die hebt u toch wel gezien?’ Eerlijk gezegd heb ik tot dusver geleefd zonder Sybilla te kennen. ‘Loopt u dan maar even mee?’

De vrijwilligster wijst me op een groot schilderij aan de wand, dat qua spel van licht en donker aan beroemde schilders doet denken. ‘Dat is een van de zes werken van Gijsbert Janszoon Sybilla die we in dit gebouw hebben hangen. Sybilla was een tijdgenoot van Rembrandt. Ze hebben beiden les gehad van Pieter Lastman.’

Sybilla (1597-1658) blijkt zelfs enige jaren burgemeester van Weesp te zijn geweest. Hij was ook schepen, weesmeester en gasthuismeester. Het museum heeft drie grote werken van Sybilla aan de wand hangen. ‘De andere hangen in de raadszaal, de kamer van de burgemeester en die van de gemeentesecretaris.’ Nog wel. De Weesper bevolking heeft zich namelijk in meerderheid uitgesproken voor een opgaan in de gemeente Amsterdam.

Beerput

Dat is de toekomst. Terug naar het verleden. In een zaaltje zie je wat o.a. uit vroegere beerputten is opgedoken. Een bijzonderheid is een bronzen aquamanile uit de 13e eeuw, dat is een kannetje dat priesters gebruikten bij het toedienen van sacramenten. De aquamanile in dit museum heeft de vorm van een ram. Bij het slopen van een klooster uit de 15e eeuw in de binnenstad trof men onder de fundering zelfs aardewerkscherven uit de 12 eeuw.

Kijk voor meer informatie over openingstijden en toegangsprijzen op de website van Museum Weesp.

Tekst: Jan Maarten Pekelharing

Dit verhaal is onderdeel van het thema ‘Kleine musea van Noord-Holland’: verhalen over (ten onrechte) minder bekende musea. Bekijk hier alle verhalen binnen dit thema.

Publicatiedatum: 07/11/2018

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.