Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Van valstrik tot erfgoed: eendenkooien in Noord-Holland

In het natte Noord-Holland vormden eendenkooien eeuwenlang een belangrijke bron van inkomsten. Deze unieke installaties, die hun oorsprong vinden in de late middeleeuwen, waren speciaal ontworpen om watervogels te vangen voor consumptie. Door een ingenieus systeem van vangpijpen werden de nietsvermoedende eenden gelokt en opgesloten, waarna ze letterlijk 'de pijp uit' gingen.

Wie zijn gasten vroeger een krokante eendenborst of een deftige canard à l’orange wilde voorzetten, moest eerst aan een eend zien te komen. Het liefst een wilde eend, want dat is de grootste soort met het meeste vlees. Maar ook de kleinere wintertalingen, pijlstaarten, smienten en slobben werden met smaak gegeten. Dit ‘blauwgoed’, zoals de eendsoorten in het noorden van ons land bekendstonden, werd buitgemaakt in eendenkooien: speciaal ontworpen constructies om waterwild te kunnen vangen. Van daaruit kregen ze een enkeltje naar de plaatselijke poelier.

De vroegste vermeldingen van eendenkooien dateren uit het midden van de vijftiende eeuw (Friesland in 1453 en de Betuwe in 1457), maar de vangmethode die nog steeds in de kooien gebruikt wordt, was toen al zeker een eeuw bekend en wijdverspreid door heel Nederland. Dat maakt het aannemelijk dat ook de kooien al langer bestonden, hoewel misschien in iets andere vorm. De eerste eendenkooien waren zogenaamde rivierkooien: een overkapte sloot of kreek aan de oever van een rivier. Ruiende eenden, die direct na de broedtijd een aantal weken niet kunnen vliegen, werden hier gemakkelijk in gedreven door bootjes en honden.

Geo Poggenbeek, Eenden bij het water, 1888. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Geveinsde veiligheid

Deze jachttijd was jaarlijks van korte duur en de jagers wilden méér. Nu was het zo dat er in het vroege najaar telkens allerlei watervogels uit Noord-Europa en Rusland kwamen (en komen) overwinteren op onze plassen. Nederland was in de late middeleeuwen een waterrijk gebied en Noord-Holland in het bijzonder. Er waren veel voedselrijke meren, eilandjes en stroompjes die in verbinding stonden met de voormalige Zuiderzee. In deze omstandigheden ontstond de huidige eendenkooi om een schijnbaar veilige rustplaats aan de gevederde wintergasten te bieden – en ze vervolgens te kunnen oppeuzelen.

De eendenkooien hebben allemaal ongeveer dezelfde vorm, zij het met kleine regionale verschillen. Het hart van de eendenkooi wordt gevormd door de rechthoekige kooiplas, omgeven door beschuttend bos. Op de plas bevindt zich altijd een groep tamme eenden, die mak gemaakt zijn om hun wilde soortgenoten de kooi in te lokken. Langs de rand van de plas ligt de sating, een plek waar de eenden kunnen uitrusten, en staan broedkorven opgesteld waar de makke eenden nesten kunnen bouwen. Het vlechten van deze eendenkorven is tegenwoordig immaterieel erfgoed. Vanuit de hoeken van de kooiplas lopen vier sloten naar buiten toe: de vangpijpen. De vangpijpen zijn licht gebogen, zodat de eenden op de plas niet kunnen zien wat er aan de uiteinden gebeurt.

Model van een eendenkooi. Foto: Harkolufs, publiek domein, via Wikimedia Commons.

De pijp uit

Aan de uiteinden van de vangpijpen staan vanghokjes, waarin de eenden gevangen worden. Dat gaat als volgt in zijn werk. De kooiker, die verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de eendenkooi, lokt zijn tamme eenden met voer één van de vangpijpen in. Welke vangpijp hij kiest, hangt af van de windrichting. De wilde eenden volgen vanzelf, omdat de tamme eenden de schijn van veiligheid geven. Als er genoeg eenden in de pijp zitten, komt het kooikerhondje in beeld. Met zijn wuivende pluimstaart lokt hij de nieuwsgierige eenden verder de pijp in. Dan stapt de kooiker in de pijp, tussen de eenden en de plas. De eenden schrikken en vliegen op. Tamme staleenden vliegen nu langs hun baasje terug naar de kooiplas, maar hun wilde soortgenoten vluchten de andere kant uit. Hup de vanghokjes in, waarna de klep gesloten wordt.

Vangpijp in de eendenkooi van Stokman te Vijfhuizen, 1965-1975. Beeldcollectie van het Historisch Archief Haarlemmermeer, Noord-Hollands Archief.

Het kooien was een hele kunst. Een vak dat vaak eeuwenlang van vader op zoon doorgegeven werd. Bekende kooikersgeslachten zijn onder meer Kooijmans en Kooistra, bij wie de historie nog aan de naam te horen is. Zonen gingen al vroeg met hun vader mee naar de kooi om te helpen met het onderhoud. Omdat de kooien van natuurlijke materialen, zoals wilgen, hout en riet, waren gemaakt, moest er constant onderhoud gepleegd worden. De kooiker moest bovendien iedere dag naar de kooi toe om de makke eenden te voeren. Dat was soms een heel gedoe, omdat de kooikers meestal niet op de kooi woonden en de kooien ver buiten de bewoonde wereld lagen.

Vanghok aan het eind van de pijp, 1900-1902. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Kooien op Kooilust

Het waterrijke Noord-Holland moet ooit een hoop eendenkooien gekend hebben. In 1807 werden alle kooien voor het eerst geregistreerd, toen telde onze provincie er nog maar 25. Maar op oude kaarten zijn er veel meer te zien. Alleen het voormalige eiland Wieringen telde er al 17. De website eendenkooien.nl beschrijft er maar liefst 62, waarvan een aantal oude kooien nog steeds blijkt te bestaan. Zoals de achttiende-eeuws kooi van Spang op Texel, waar tegenwoordig een mini-expositie over het ambacht te zien is. Of de eendenkooi Van der Eng bij Uitgeest, die onlangs 400 jaar bestond. Over de eendenkooi van Stokman in de Haarlemmermeer hebben we al eerder een verhaal gedeeld op Oneindig Noord-Holland.

De kooiker geeft bezoekers uitleg in eendenkooi Van der Eng te Uitgeest, 2008. Collectie foto’s en negatieven van fotojournalist Kees Blokker, Noord-Hollands Archief.

Een van de laatste eendenkooien die tegenwoordig nog te bezoeken is, is Kooilust in het Naardermeer. Dit ontembare meer telde ooit vijf ‘vogelkoyen’, waarvan er drie gedurende de achttiende eeuw verdwenen zijn. Over bleven Meerlust en Kooilust, waarvan alleen de laatste nog bestaat. Halverwege de negentiende eeuw werd de adellijke familie Rutgers van Rozenburg de eigenaar van Kooilust. De familie had een kooiker in dienst voor het beheer van de eendenkooi. Tegelijkertijd deed de familie een poging om het Naardermeer met stoomgemalen droog te leggen en de vrijgekomen landbouwgrond te verkopen, wat maar matig lukte. Het meer werd een blok aan het been.

De gemeente Amsterdam zag er wel brood in en maakte in 1904 plannen om het Naardermeer als vuilstort te gebruiken. Dat lieten natuurbeschermers Jac. P. Thijsse en E. Heimans echter niet gebeuren. Ze richtten de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten (het huidige Natuurmonumenten) op, die het meer in 1906 aankocht. Zo werd het Naardermeer het eerste beschermde natuurgebied van Nederland. Inmiddels is het al ruim honderd jaar een groene oase waar meer dan 75 soorten vogels broeden. Maar ook ringslangen, reeën, vossen, hazen en dassen komen in het gebied voor.

Eendenkooi Kooilust in het Naardermeer op een kaart uit 1925. Via topotijdreis.nl.

Van slachthuis naar broedplaats

Bij de overdracht aan Natuurmonumenten was Klaas de Bruijn kooiker op Kooilust. Hij kreeg nu een dubbelrol als opzichter voor Natuurmonumenten. Naast de visserij en de rietoogst bracht de eendenvangst geld in het laatje, waarvan Natuurmonumenten de jaarlijkse 5.000 gulden rente voor de geleende aankoopsom kon betalen. De Bruijn en de andere werkers werden dagelijks blootgesteld aan de barre omstandigheden van het Naardermeer, waar destijds nog malaria voorkwam. De eendenvangst ging door tot 1984, toen Jan Verkerke kooiker was. Daarna is het kooibedrijf beëindigd. De kooi is er nog, maar het is nu een plek waar eenden onbezorgd kunnen broeden en uitrusten.

Een kijkje in de eendenkooi bij het Naardermeer. Foto: Natuurmonumenten.

Hoewel er geen eenden meer worden gevangen, is er wel een kooiker aanwezig. Dat is belangrijk vanwege het afpalingsrecht, dat stelt dat het verboden is om de rust rondom de kooi te verstoren. Die rust is niet alleen van belang voor de eenden, maar ook voor bijvoorbeeld otters en reeën. De kooiker voert de eenden en pleegt onderhoud aan de kooi, net als vroeger. Zijn dienstwoning is van oudsher het huis Kooilust aan de Meerkade. De eendenkooi ligt enkele honderden meters achter de woning, aan de rand van het meer. Vanaf de Meerkade kun je er niet zomaar komen, want het terrein is met een hek afgesloten.

Huis Kooilust aan de Meerkade. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Wil je een kijkje achter de schermen op Kooilust? Ga dan mee op een vaarexcursie over het Naardermeer. Kijk op deze pagina wanneer de excursies plaatsvinden.

Vaarexcursie bij eendenkooi Kooilust. Foto: Natuurmonumenten.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries

Bronnen:

Publicatiedatum: 26/08/2024

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.