In 1940 wijdt het Westfries Dagblad een artikel aan bijnamen die West-Friezen hebben voor mensen uit een ander dorp. Neem nou Grootschermer. ‘Als het kermis was in Grootschermer, dan was het ook kermis in de hel, zoo woest waren de gedragingen waarmee de inwoners van dat dorp aan hun vreugde uiting gaven, deze eigenaardige gewoonte bezorgde ze de bijnaam ‘de wilden.’
Of de kermissen anno 2024 nog steeds zo wild zijn, valt te betwijfelen, maar de biertap zal ongetwijfeld weer overuren maken. Dat was in april 1959 niet anders, toen een jeugdpater in Avenhorn een veiling organiseerde. De opbrengst was bestemd voor de bouw van een jeugdhuis annex sportgelegenheid. Dat jeugdhonk was hard nodig, zei de pater tegen de Volkskrant, want ‘wat hebben die jongens nou? Alleen drie kroegen, waar ze met de kermis dansen.’ Niet dat die kermis veel voorstelde. ‘Dat is ’n draaimolen voor het grut en een schiettent voor de jongens en voor de rest is het: bier drinken. En dansen, natuurlijk. De enigen, die er voordeel bij hebben zijn de kasteleins. Die doen de ramen dicht en stoken de kachel wat harder, want daar krijg je flink dorst van.’
Vaten rollen over straat
Dat er op kermissen veel werd gedronken, blijkt ook uit reportages die Het Parool in de jaren negentig van de vorige eeuw wijdde aan kermissen in het noorden van de provincie. Drinken kunnen ze daar in het weekend toch al goed, vooral de jongeren. 22 glazen alcohol is niks bijzonders. En op de jaarlijkse kermis wordt daar nog eens een schepje bovenop gegooid. Een medewerkster van de GGD Westfriesland kijkt haar ogen uit bij de kermis van Bovenkarspel, als ‘de vaten en de mensen over straat rollen.’
In de reportage wordt de kermis een vrijbrief genoemd om alle remmen los te gooien en flink aan het bier te gaan. De politie van Alkmaar bevestigt dat. ‘Ze nemen vrij van het werk en gaan dan vijf dagen volledig uit de bol.’ In 1983 rijzen de drankproblemen de pan uit en vallen er veel doden in het verkeer. Sindsdien controleert de politie met kermis intensief op alcohol.
Avenhorn
Een jaar later neemt Het Parool een kijkje in Avenhorn, dat deel uitmaakt van de regio Alkmaar, die in het kermisseizoen (april tot oktober) zo’n honderd kermissen telt. De kermis van Avenhorn stelt niet veel voor, vindt de verslaggever. Het is een kermis van niks, maar al snel ontdekt hij dat je voor actie ook niet op de kermis moet zijn, maar in de kroegen. Daar wordt aan één stuk door bier gehezen en dat gaat de hele nacht zo door.
Het is half elf in de avond als de eerste volgepropte taxibusjes met al aangeschoten jongeren in Avenhorn arriveren. Ze komen uit Schermerhorn. Dat de kermis hier niet veel voorstelt vinden ze niet erg. ‘Ach, kermis is voor ons slechts een excuus om te feesten en te drinken. In sommige dorpen staat alleen een viskraam en dan noemen we het al kermis.’
Wognum
Kermissen waren altijd het hoogtepunt van het jaar in de kop van Noord-Holland, vertelt Pieter Roemer aan Oneindig Noord-Holland. Hij vergelijkt ze met het carnaval in het zuiden des lands. Pieter bracht zijn jeugd in het Westfriese Wognum door. “De kermis duurde meestal twee dagen en het waren de enige dagen dat je kon uitgaan. Een paar maanden tevoren begonnen de moeders als met sparen en deden ze stuivers, dubbeltjes en kwartjes in een potje.”
“Zo’n kermis bestond meestal uit een schiettent, een zweef- en een draaimolen en een snoepkraam. En ’s avonds nog een viskraam. Alleen de kermis van Hoorn was groter, die had ook een reuzenrad en duurde een week. Op maandag was het dan lappendag. Dan kochten de vrouwen lappen stof en gingen de mannen het café in.”
Pieter herinnert zich ook dat de meeste dorpen een kermisvereniging hadden, een Vereniging Volksvermaak, die spelletjes organiseerde, zoals houtjes rapen of slootje springen. “’s Avonds had je verkleed voetbal. Dan kwam de bakker in bakkerstenue het veld op. En in Nibbixwoud stond een brandweerman op doel, die met een brandspuit de bal tegen hield. Soms mikte hij tot grote hilariteit ook nog even op het publiek.”
Als het kermis was, kwam de familie ook altijd even langs. “Van mijn opa kreeg ik altijd een rijksdaalder voor de kermis. Dat was veel geld in die tijd, want attracties kostten een kwartje. ’s Morgens werd de boerderij tiptop schoongemaakt en als de gasten kwamen, ging je aan de koffie met gebak, gevolgd door een borrel. Om twaalf uur was er warm eten en om half drie ging je naar het café voor ‘het eerste deuntje’, want daar was levende muziek.”
De laatste kermis van het seizoen was die van Wester Blokker. “Dat was half september. Dan was het fruit binnengehaald en hadden de tuinders tijd om naar de kermis te gaan. De jongens uit de omgeving kwamen dan de laatste vetes uitvechten. Vaak was dat omdat een protestantse jongen het had aangedurfd een katholiek meisje te benaderen. Dat was dus de laatste mogelijkheid om iemand een pak rammel te geven.” Tot slot wil hij nog wel een nuancering aanbrengen dat iedereen zich met kermis een stuk in zijn kraag zoop. “Het waren meestal de stoere jongens die tegen elkaar opboden wie het meeste bier kon wegklokken.”
Zuippartijen
Dat neemt niet weg, dat sommige kermisgangers met een stuk in hun kraag achter het stuur kropen en soms dodelijk verongelukten. In september 1940 rijden drie jongeren, die van de kermis in Alkmaar komen, bij Oudezijp de sloot in. Ze verdrinken. In september 1956 wordt uit het Noordhollands kanaal bij Alkmaar het lijk opgevist van een 22-jarige machinist, die vermoedelijk na een bezoek aan de kermis van Alkmaar in benevelde staat te water is geraakt. In juli 1962 botsen twee zestienjarige jongens uit Groot-Schermer en Graft, die net de kermis in Midden-Beemster hebben bezocht, met hun bromfiets tegen een bestelauto op. Ze zijn op slag dood.
Autobus in je huis
Gelukkig kennen niet alle ongelukken een dodelijke afloop. Op een zondagnacht in mei 1930 rijdt een autobus met mensen die de kermis van Purmerend hebben bezocht, even buiten Purmerend tegen het huis van de weduwe Jongkind aan. De voormuur van het huis wordt ingedrukt en de auto komt in de slaapkamer van de kinderen tot stilstand. Eén van de kinderen loopt door vallend steen een hoofdwond op; de inzittenden van de bus komen er zonder kleerscheuren vanaf.
Acht jaar later bezoeken een paar inwoners van Schellinkhout ook de kermis van Purmerend. Ze hebben blijkbaar de nodige drank achter de kiezen, want de chauffeur van de auto knalt bij Oudendijk tegen een brugleuning op, waarbij twee inzittenden door de voorruit schieten. En de chauffeur was nog wel zo gewaarschuwd: ‘Kaik joh, daar he-je de boome en daar de sloot. Asje er nou goed tusschen door rijdt, kan ons niks gebeuren.’ ‘Had-ie te veel op?’, wil de kantonrechter weten. Nee, daar lag het niet aan. ‘’t Is een Zondagsche chauffeur!’
Maar gelukkig gebeurden er ook leuke dingen. Omdat Alkmaars oudste inwoonster – ze is bijna honderd – niet naar de kermis kan komen, geven een clown, een jongleur en nog een paar artiesten in augustus 1959 een privé-voorstelling bij haar bed in bejaardenhuis Westerlicht.
Oh ja, en op een zaterdagnacht in september 1951 kruipt een muis in een transformatorhuis van het elektriciteitsnet, waardoor heel Purmerend in het donker komt te zitten. Als de kermisondernemers hun noodverlichting klaar hebben, zijn de bezoekers al naar huis.
Vechten met de beer
Een duik in het krantenarchief bevestigt dat kermissen voor de oorlog een ander soort vermaak boden dan nu. Zo had je de steile wand, waarbij een motorcoureur in een soort van cylinder halsbrekende toeren uithaalde. Dat liep niet altijd goed af. Tijdens de kermis van Purmerend viel in mei 1932 een motorrijder omlaag, waarbij hij zich ernstig bezeerde en niet meer verder kon. De volgende avond klom hij al weer op de motorfiets om de steile wand te bedwingen. ‘Het gaat om je broodje, dus ik moet wel,’ zou hij hebben gezegd.
Er zijn zelfs aanwijzingen dat er in de jaren vijftig op de kermis van Alkmaar nog met een beer is geworsteld, want in het Vrije Volk van 26 oktober 1954 vraagt een briefschrijver zich af hoe het mogelijk is ‘dat dit in ons land wordt toegestaan.’ En waarom de dierenbescherming niet ingrijpt.
De Dikke Vrouw
Ook De Dikke Vrouw was vòòr de oorlog een bron van vermaak. Volgens de Nieuwe Hoornsche Courant kon je in 1939 op de kermis van Hoorn voor een dubbeltje nog een dikke dame aanschouwen. ‘Ze het ’n knie van ’n meter’, schrijft de columnist vol verbazing. ‘Wat zal zoo’n mens het warm hebben met de hitte.’
Dezelfde columnist bericht over een geheimzinnig attractie op de kermis in Groot-Schermer, die ‘minimaal gekleede dames’ belooft. Je mag er pas in als je minstens 18 jaar bent. En wat krijg je dan te zien, voor een dubbeltje entree? ‘Een klein naakt babypopje.’ Waren ze toch weer gefopt, die boeren, burgers en buitenlui.
Anti-kermisavonden
Dat niet iedereen blij was met de kermis, blijkt uit het feit dat christelijke verenigingen in Alkmaar in september 1932 zelfs anti-kermisavonden organiseerden. De Nationale Christelijke Gehuwden Vereeniging hield een filmavond en de Christelijke Werkmans Bond nam een avond voor zijn rekening met ‘verrassingen, muziek, zang’, waarbij een gereformeerde predikant een praatje hield. Of er daardoor minder uitspattingen plaatsvonden, weten we natuurlijk niet, maar het was in ieder geval een alternatief voor liederlijk drankmisbruik.
Lachspieren
Op kermissen werd van oudsher toneel gespeeld, soms door een plaatselijke toneelvereniging, soms door een gezelschap van buiten. In ‘De Roode Leeuw’ te Hoorn voerde toneelvereniging Concordia in juni 1934 bijvoorbeeld een klucht op, waarbij volgens de recensent ‘meningmaal de lachspieren los kwamen.’
Maar er werd ook wel eens toneel gespeeld dat verontwaardiging op riep. Een groep Purmerendse katholieken was naar de kermis in Edam geweest en daar werd in een tent een toneelstuk opgevoerd, ‘Het Vaderrecht’, dat ‘zoo vuil was dat velen reeds bij den aanvang van het spel den Schouwburg verlieten.’ Of het echt zó erg was, kunnen we niet meer natrekken, want over de voorstelling zelf is in het archief weinig terug te vinden, maar dezelfde voorstelling zou in het najaar van 1906 ook op de kermis van Purmerend worden gespeeld.
Tegenhouden konden de verontruste katholieken die voorstelling niet, maar ze staken wel de koppen bij elkaar en zamelden geld in om een zaal af te huren. In zaal De Doelen lieten ze een Zaans gezelschap van de Nederlandse RK Volksbond vier avonden lang ‘Het testament van oom Jan’ opvoeren. De reuzenbioscoop van de firma Merkelbach was ook present.
Om bekendheid aan deze avonden te geven, werden er in Purmerend en omliggende gemeenten maar liefst 18.000 strooibiljetten uitgedeeld. Dat had succes, want De Doelen was elke avond met publiek gevuld, terwijl de tent waarin ‘Het Vaderrecht’ werd opgevoerd, ‘stil en verlaten was.’ Het stuk trok nog wel wat publiek (‘altijd nog te veel!’ meldt de krant verontwaardigd), maar de tegenzet was in ieder geval geslaagd.
Auteur: Arnoud van Soest
Voor dit artikel werd gebruik gemaakte van het digitale krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek, www.delpher.nl
Publicatiedatum: 29/08/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.