Amsterdam barst uit haar voegen
Het werd de stad weer eens te veel. Net als twee eeuwen daarvoor was Amsterdam rond 1850 overvol. In de Jordaan bijvoorbeeld, woonden mensen in zeer erbarmelijke omstandigheden en de woningnood was groot. Vandaar dat er maatregelen genomen moesten worden. Uiteindelijk kwam in 1902 de Woningwet tot stand. Dit was de eerste regelgeving omtrent volkshuisvesting in Nederland. Vanaf nu zou er gewerkt worden aan de bouw van betaalbare goede arbeiderswoningen. Na een aantal jaar was de situatie echter nog niet erg verbeterd.
Vandaar dat Floor Wibaut, de eerste wethouder van volkshuisvesting en belangrijk lid van de SDAP aanstuurde op de bouw van ‘noodwoningen’ in Amsterdam-Noord. Er werd een plan gemaakt dat gebaseerd werd op het ‘tuinstadmodel’: lage eengezinswoningen met een voor- en een achtertuin. Vaak was het huis in de nieuwe wijk Vogeldorp aanzienlijk beter dan de sloppen waar de nieuwe bewoners vandaan kwamen. Toch vonden veel nieuwkomers het er verschrikkelijk. Ze verkozen soms zelfs liever hun oude krot in de gezellige buurt dan de ruimte in deze ‘uithoek’.
De fatsoenlijke burger
De huizen hadden geen douche, maar het dorp kende een gemeenschappelijk badhuis. Hier kwam men samen om te douchen; vooral na de zaterdagschool was het erg druk. Het kostte een kwartje en je mocht maar tien minuten, dan was het tijd voor de volgende klant. Het rook er sterk naar desinfectiemiddel maar was er wel gezellig, volgens de oude bewoners. Er was veel sociale controle in Vogeldorp. Iedereen kende elkaar en maakte wel eens een praatje. Maar naast de buren waren er ook woonopzichteressen. Zij inden de huur en kwamen controleren of het linnen er wel schoon genoeg bij lag. De gedachte hierachter was dat de bewoners van Vogel- en Disteldorp moesten leren hoe je netjes kon wonen. De gezinnen van deze wijken kwamen grotendeels uit krotwoningen, en hadden zodoende nooit een fatsoenlijk huishouden kunnen voeren.
De ‘asocialen’ van Asterdorp
Wanneer men niet aan de eisen van de opzichteressen voldeed werd er gedreigd met Asterdorp. Dit was een zogenaamde woonschool voor de ‘asocialen’ en onaangepasten, maar in de praktijk woonden hier vooral de allerarmste mensen. Het werd in 1926 gebouwd in de vorm van een vijfhoek. Het ‘dorp’ was ommuurd en alleen toegankelijk via het poortgebouw. Om 10 uur ’s avonds ging de poort dicht en kon men niet meer naar buiten of binnen. Bij de bouw was de woonschool bedoeld om de armoedespiraal te doorbreken maar hier kwam vaak juist weinig van terecht. Als mensen eenmaal in Asterdorp hadden gewoond droegen zij een levenslang stigma.
Schaamte en saamhorigheid
Niet alleen Asterdorp, maar ook Vogel- en Disteldorp hadden een slechte reputatie. Men schaamde zich dan ook wel eens voor het adres. Oude bewoonsters vertellen dat zij hun vriendje bijvoorbeeld niet durfden te zeggen waar zij woonden. Wanneer men zo weinig geld had dat kleding te duur was kreeg men ‘steunkleding’ van het steunfonds. Deze kleding was echter makkelijk herkenbaar en de bewoners werden hierom buiten hun wijk vaak uitgejouwd. Toch had het leven in de volkse wijk ook positieve kanten. Tegenwoordig missen sommige bewoners de saamhorigheid die er bij de bewoners heerste. Als iemand ziek was zamelden mensen geld in om die persoon bijvoorbeeld een versterkende biefstuk te geven.
Dreigende sloop
De huizen in Vogeldorp waren oorspronkelijk gebouwd als noodwoningen die er maar tien jaar zouden staan. Toen de situatie rond de woningnood in Amsterdam, en vooral de beschikbaarheid van betaalbare arbeiderswoningen niet verbeterde zijn de huizen echter blijven staan. De gemeente heeft vaak met sloop gedreigd, maar de Vogeldorpers kwamen dan in actie. Onder de naam ‘vrije vogels’ hebben zij hun wijk weten te verdedigen. Tegenwoordig bezit Vogeldorp een monumentenstatus.
Auteur: Maaike Hommes
Dit verhaal is gebaseerd op een interview met oude bewoners.
Publicatiedatum: 20/08/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.