De eerste keer dat Truydeman in de geschiedenisboeken opduikt, is in de Chronijck van de Stadt van Hoorn uit 1604, geschreven door Theodorus Velius. Daarin wordt hij genoemd bij het jaar 1429 als een rijke en vrijgevige man, die samen met zijn vrouw op latere leeftijd in Hoorn kwam wonen. Waar het echtpaar vandaan kwam wist niemand precies, maar ze waren in ieder geval in goeden doen.
Truydeman en zijn vrouw hadden geen kinderen en misschien juist daarom deelden ze hun overvloed met de armen. ’s Winters liet hij ‘deelbroot’ bakken voor wie honger had. Ook financierde hij de bouw van de noordmuur van de Grote Kerk. Als dank voor hun barmhartigheid zou een glas-in-loodraam in de kerk zijn geplaatst met een beeltenis van het echtpaar. Een eeuw na de kroniek wordt dit raam niet meer genoemd. Waarschijnlijk is het verloren gegaan tijdens de ontploffing van een kruitmolen aan het begin van de achttiende eeuw.
Zijn handtekening onder schenkingsakten luidde steevast: ‘Truydeman en zijn wijf’. In Hoorn werd dat later een spreekwoord: wanneer men iets samen deed of elkaars instemming nodig had, zei men lachend dat het ‘met Truydeman en zijn wijf’ moest gebeuren.

De gevelsteen van Truydeman en zijn vrouw aan de Grote Oost 114 in Hoorn. Foto: Beeldbank Vereniging Oud Hoorn.
Eerbetoon en waarschuwing
Zoals dat vaker gaat met goede verhalen, veranderde Truydemans levensverhaal langzaamaan in een waar sprookje. In 1658 verrees er op de plek van zijn oude huis een nieuw pand, met een gevelsteen waarop Truydeman te zien was terwijl hij een brood schonk aan een arme jongen. Er stond destijds zelfs een gedicht bij, dat nu helaas niet meer te zien is. De woorden vormden zowel een eerbetoon aan Truydeman als een waarschuwing voor voorbijgangers:
Deze hofstêe heeft bewoont
Truydeman en sijn Wijf wilt dit verstaan
Zij hebben haar eerste deelbroot laten uytgaan;
Zij bakten, haare ezel het broot verkocht.
Ontving kwaat geld, heeft het t’huis gebrogt;
Hierom was de burgerij zeer bevaan
Vreesde dat Hoorn zou vergaan.

Het pand uit 1658 met de gevelsteen boven de voordeur. Foto: Erik Baas, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons.
De slimme ezel van Truydeman
In dit gedicht, en in de latere volksvertellingen, kreeg Truydeman een nieuw beroep: hij was bakker geworden. Niet zomaar een bakker, maar één die ’s winters gratis brood uitdeelde aan de armen. Zijn hulpje was geen knecht, maar een ezel – een slim dier dat zonder begeleiding door de stad liep met een kar vol brood. De inwoners van Hoorn kenden de routine: wie brood wilde, nam het van de kar en legde netjes het geld neer. De ezel vervolgde zijn ronde alsof hij wist waar iedereen woonde. Totdat iemand het op een dag waagde om met vals geld te betalen.
De ezel, zo wil de legende, merkte dit meteen. In plaats van zijn ronde af te maken, keerde hij terug naar de bakkerij en weigerde nog verder te lopen. Truydeman begreep er eerst niets van, totdat hij het valse muntstuk vond. Toen hij het bedrog onthulde, prees de hele stad de intelligentie van het dier. Maar er was ook onrust: als zo’n goede daad bedrog opwekte, wat zei dat dan over de eerlijkheid van de inwoners van Hoorn?

Kinderoptocht ‘Truydeman en zijn wijf’ in Hoorn, omstreeks 1906. Collectie Westfries Archief.
Duistere krachten
Niet iedereen geloofde dat Truydeman zo’n heilige man was. Er gingen geruchten rond dat hij zijn rijkdom op oneerlijke wijze had verkregen. Sommigen beweerden zelfs dat hij zijn ziel aan de duivel had verkocht en zijn latere liefdadigheid een poging was om dat goed te maken. In sommige versies verdwijnt de ezel op een dag spoorloos – volgens sommigen omdat kwajongens de kar met stenen hadden beladen, volgens anderen omdat God de stad wilde straffen voor haar ondankbaarheid.
In de eeuwen die volgden, bleef Truydeman in de volksmond voortleven. Nog in de negentiende eeuw werd in Hoorn turf aan de armen uitgedeeld door het Kerkenarmenfonds, dat men liefkozend het ‘fonds Truydeman en zijn Wijf’ noemde. Zijn naam was synoniem geworden met naastenliefde.

Het Truydemanhof aan de Commandeur Ravenstraat in Hoorn draagt nog altijd de naam van de barmhartige bakker. Foto: Dqfn13, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons.
Vertelling wordt morele les
Ook schrijvers maakten gretig gebruik van het verhaal. In 1843 verwerkte R.C. Bakhuizen van den Brink de sage tot een literair verhaal in De Gids. Daarin stuurt het rijke echtpaar hun slimme ezel door de stad tijdens een pestepidemie, beladen met brood, drank, textiel en zalf voor de zieken. Wanneer iemand probeert met vals geld te betalen, vreest de bevolking de toorn van God.
In 1852 herschreef Jacob Honig de legende tot een ‘Westfriesche novelle’, waarin hij het verhaal van Truydeman plaatste in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Door al deze hervertellingen werd Truydeman niet alleen een symbool van liefdadigheid, maar ook een figuur die de strijd tussen eerlijkheid en bedrog in zich droeg. Of Truydeman werkelijk bestaan heeft, zullen we nooit met zekerheid kunnen zeggen. Maar zijn naam leeft voort in de straten en sagen van Hoorn.

Eerste steen van het Truydemanhof in Hoorn werd gelegd in 1952. Foto: Dqfn13, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons.
Tekst: Redactie Oneindig Noord-Holland
Bron: Willem de Blécourt etc. (red.), Verhalen van stad en streek. Sagen en legenden in Nederland (Amsterdam 2010).
Publicatiedatum: 09/10/2025
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
2 reactiesIk wil graag op de hoogte blijven.
Beste Minie Overbeek,
Hartelijk dank voor uw interesse, wij hebben u zojuist aangemeld voor onze nieuwsbrief.