Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Stad van koggeschepen, koeboten en kaas

Waar zag je in de 16e eeuw de meeste scheepswerven? Amsterdam? Zaandam? Nee, in Edam. Op tientallen werven werd daar druk getimmerd en gezaagd. Schepen uit Edam zeilden de halve wereld over. Edam is meer dan kaas alleen.

Nadat het stadje in 1357 stadsrechten had gekregen van graaf Willem V kon Edam een betere vaarroute naar de (Zuider)zee aanleggen: het Oorgat en de Voorhaven. In Edam gingen zeeschepen zoals koggeschepen, fluitschepen en hulk te water. Later verschoof het accent op de werven meer naar typen die bestemd waren voor de visserij en de binnenvaart. Schepen als de smak, boeier, of krabschuit. En typen met mooie namen als koeboot, melkschuitje en snip.

Het Oude Stadhuis aan het Damplein, Edam (foto J.M. Pekelharing).

Wie het langeafstandspad Zuiderzeepad neemt, wandelt van de zeedijk via het Oorgat en de Voorhaven het stadje binnen. Alsof je plots binnenstapt in het decor van de Gouden Eeuw. Op het Damplein zie je het imposante Oude Stadhuis en aan de overzijde staat, eeuwenoud en inmiddels aardig scheef gezakt, het Steenen Coopmanshuys. Gebouwd in het midden van de 16e eeuw. Beide gebouwen vormen samen het Edams Museum – het oudste museum in Noord-Holland ten noorden van het IJ.

Nut van ‘t Algemeen

Het is hier, in Edam, dat de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuyzen met enkele andere notabelen in 1784 de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen oprichtte. Het doel was om het volk een zo breed mogelijke educatie te bieden. Betere opleidingen waren, aldus de vooruitstrevende initiatiefnemers, een voorwaarde om in brede kring welvaart en welzijn te brengen. Volksontwikkeling, daar ging het om. Het plan van vader Jan werd uitgewerkt door zijn zoon Martinus Nieuwenhuyzen die arts was in Edam.

Een buste van Jan Nieuwenhuyzen zie je staan in de statige burgemeesterskamer van het museum.

Langbaard

In groot formaat hangt daar ook aan de wand een andere plaatselijke beroemdheid: scheepmaker Pieter Dircksz Langbaard (1528-1606). Hij was weesmeester en trok af en toe door het land om met het tonen van zijn baard (2,5 meter lang!) geld bijeen te brengen voor de weeskinderen. Honderden guldens haalde hij er tijdens een van zijn rondreizen mee op.

Een bijzonder geval was ook Trijntje Keever (1616-1633). Het portret van de uitzonderlijke dame is een pronkstuk van het museum. Trijntje groeide uit tot een jonge vrouw met een lengte van meer dan tweeëneenhalve meter. Haar vader was schipper. Hij was vast ook een lange kerel, want hij werd ‘langman’ genoemd.

Het gezin Keever had het niet breed en dus trok pa met zijn dochter als bezienswaardigheid kermissen af. Voor die gelegenheid werd ze dan rijk uitgedost. Als een dame van stand. Oud is ze echter niet geworden, slechts zeventien jaren. Haar schoenen zijn bewaard gebleven, ze staan onder het schilderij. Als van een reuzin.

Drijvende kelder

Je voelt je in het Steenen Coopmanshuys op het Damplein even als op een varend schip. De vloer helt namelijk een beetje. En ga eens het trapje af naar de kelder. Die vloer daar beweegt! Dit huis kent een drijvende kelder. Een grote gemetselde bak drijft zachtjes klotsend op het grondwater.

Het wat scheefgezakte Steenen Coopmanshuys met de drijvende kelder (foto J.M. Pekelharing).

Je moest wel steenrijk zijn geweest om rond 1550 zo’n huis neer te zetten. Het was het eerste stenen koopmanshuis in dit Zuiderzeestadje.

Het museum heeft het voorhuis ingericht als een lakense stoffenwinkel. Indertijd werden via de openslaande luiken de stoffen aan de man gebracht. Loop van het voorhuis even naar achteren en je komt in de keuken en bij de slaapkamers in de opkamer. Het was de tijd dat men half zittend sliep.

De ‘mooie kamer’ vind je in het verlengde achterhuis met zicht op de tuin. Hier hangen schilderijen en souvenirs die zeevaarders meenamen van hun reizen. Waaronder een opgezette krokodil.

92 zeilschepen

Een van de topstukken van het museum in het stenen huis is een schilderij waarop Jan Molenaar in 1682 de Edamse scheepsbouwer Jacob Mathijsz Oosterlingh in vol ornaat laat poseren naast de door hem en zijn familie gebouwde 92 schepen. Het is een prachtig gezicht al die zeilschepen met gehesen zeil te zien varen. Dit schilderij en meer illustraties uit het maritieme verleden van Edam vind je op de eerste etage. Een smalle wenteltrap voert je daarheen.

Klim nog een wenteltrap op en je komt in hogere sferen. Allerlei voorwerpen van de verschillende religieuze stromingen in de stad vind je hier bijeen: katholiek, joods, doopsgezind, luthers.

Cuypers

Het opvallende koopmanshuis met muren van baksteen en natuurstenen kozijnen dat midden 16e eeuw aan de Damsluis is gebouwd, raakte eind 19e eeuw in verval. De gemeente besloot in 1893 het aan te kopen en na restauratie als museum in te richten. Voor de restauratie trok het gemeentebestuur de beroemde architect Pierre J.H. Cuypers aan (bekend van Amsterdam CS en het Rijksmuseum). Als de gemeente dit historische maar zwaar verwaarloosde pand niet had gekocht, was het vermoedelijk gesloopt.

Deskundigen herkennen in de bouwstijl trekken van het Maniërisme, maar ook van de Renaissance.

Edam, de Kaasmarkt (of Jan van Nieuwenhuizenplein). Links de Kaaswaag en rechts stichtingshuis Maatschappij tot Nut van het Algemeen (gesticht 1784), gezien vanuit het noorden, 1884. Gravure van Cornelis Springer, en Tilly, R. Rond 1883. Bron: Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Kaas

En de kaas dan? Edam is toch (ook) bekend vanwege zijn kaas? Reken maar, want de kaasmarkt speelde al in de 16e eeuw een belangrijke rol in het leven van de stedelingen. Het karakteristieke bolvormige kaasje werd van oudsher op de boerderijen rond Edam gemaakt. De naam kaas ‘Edam Holland’ is in 2010 zelfs door de Europese Commissie beschermd.

Eeuwen hiervoor, in april 1526, verleende keizer Karel V Edam het recht van een vrije weekmarkt; er mocht ook een waag komen, zij het dat daarvoor jaarlijks 90 gulden aan de graaf moest worden afgedragen. Zo’n markt is altijd goed voor de (kaas)handel.

Grachtje in Edam (foto J.M. Pekelharing).

Sluis

Minder blij waren de Edammers met het besluit van dezelfde keizer in 1544 om een sluis te bouwen in de open vaarweg van Edam naar de Zuiderzee. Het argument dat na het sluiten van de open verbinding de haven dicht zou slibben, woog voor de keizer niet op tegen het gevaar dat het achterland onder water zou komen te staan bij een stormvloed.

Een grote havenstad is Edam inderdaad nooit geworden, als gevolg van de aanleg van de sluis.

Maar dat doet niets af aan de charme van het stadje. Wie na een bezoekje aan het museum een korte wandeling door Edam wil maken kan terecht bij de VVV, die gevestigd is in het Oude Stadhuis waar ook een deel van het museum zit.

Kijk voor meer informatie over openingstijden en toegangsprijzen op de website van het museum.

Tekst en foto’s: Jan Maarten Pekelharing

Dit verhaal is onderdeel van het thema ‘Kleine musea van Noord-Holland’: verhalen over (ten onrechte) minder bekende musea. Bekijk hier alle verhalen binnen dit thema.

Publicatiedatum: 23/05/2019

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.