Waarom ‘Staten’?
De verre oorsprong van provinciale staten gaat terug tot de tijd van de middeleeuwse graven en gravinnen van Holland. Die omringden zich voor ‘raad en daad’ met een adviesraad van vertegenwoordigers uit de drie ‘standen’ of ‘staten’ in hun gebied: hun adellijke leenmannen en ridders, de geestelijkheid en de burgerij uit de steden. Vandaar nog altijd de naam ‘provinciale staten’. De geestelijkheid speelde maar kort een rol in de grafelijke raad. Adel en rijke burgers wonnen in de loop der tijd aan invloed. Maar van verkiezing door het volk was nog lang geen sprake.
Hoofdrol in vrijheidsstrijd
Een politieke hoofdrol kregen de Staten toen de Lage Landen in 1572 in opstand kwamen tegen het bewind van hun toenmalige heerser, de Spaanse koning Filips II. De Staten van Holland namen de leiding in de strijd. Samen met de Staten van de andere noordelijke provincies zetten ze de koning aan de kant. Ruim tweehonderd jaar lang vormden de Statenvergaderingen het hoogste gezag in de zeven provincies of ‘gewesten’ die samen verder gingen als Republiek der Verenigde Nederlanden. Het gewest Holland – dat sinds de graventijd bestond uit de tegenwoordige provincies Noord- en Zuid-Holland samen – was veruit het rijkste en dichtstbevolkte gewest van de zeven. Tussen de andere gewestelijke Staten speelden de ‘Staten van Holland en West-Friesland’ dan ook al die tijd de eerste viool.
Staten naar tweede plan
In de tijd van de Franse Revolutie en het bewind van Napoleon kwam er een eind aan de Republiek en de macht en zelfstandigheid van de Staten. In het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden dat na 1813 ontstond, werden de provincies van bovenaf bestuurd vanuit Den Haag. Er bleven colleges van Provinciale Staten bestaan, maar veel te vertellen hadden ze niet. De kersverse koning Willem I benoemde zelfs persoonlijk de eerste statenleden. Het provinciale bestuur vormde het grootste deel van de negentiende eeuw vooral een gezelschap van uiterst deftige heren. De gouverneurs des Konings, de voorgangers van de tegenwoordige Commissarissen van de Koningin, waren nog lang vrijwel allemaal afkomstig uit de adel.
Holland opgedeeld
Na de afscheiding van de Belgische provincies in 1830 was Holland weer de grootste provincie, met de meeste inwoners en de grootste economische macht. Dat maakte het bestuur ingewikkeld. In 1840 werd Holland opgesplitst in een noordelijk en een zuidelijk deel. Ook in Holland zelf klonk er opmerkelijk weinig protest. Belangrijk argument was dat de provincie ‘bij vergelijking met alle andere te groot was in uitgestrektheid, bevolking, rijkdom en opbrengst’. De nieuwe provincies Noord- en Zuid-Holland kregen allebei hun eigen Provinciale Staten. Haarlem werd na enig geruzie met Amsterdam de hoofdstad van de provincie Noord-Holland. Sinds 1930 vergaderen Provinciale Staten in Paviljoen Welgelegen, het statige provinciehuis aan de Dreef.
Democratie
Pas na de grondwetswijziging van 1848 werden de Statenleden en andere volksvertegenwoordigers in Nederland min of meer democratisch gekozen. Min of meer, want aanvankelijk hadden alleen de rijkste mannelijke burgers stemrecht. Pas met de uitbreiding van het aantal kiesgerechtigden en de opkomst van politieke partijen kwam er beweging in de provinciale politiek. Echte democratie kwam er pas met de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen (in 1917) en natuurlijk voor vrouwen (pas in 1919). Voor het merendeel van de Noord-Hollanders is het recht om vrij hun eigen Statenleden te kiezen dus nog geen 100 jaar jong.
Auteur: Carly Misset
Meer lezen?
- Thimo de Nijs en Eelco Beukers (red.), Geschiedenis van Holland (4 dln., Hilversum 2002-2003).
- Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988).
Publicatiedatum: 28/02/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.