Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Opstandige huisjesmelkers steken loods in de fik

De vredige kinderspeelplaats op de Herenmarkt in Amsterdam, het plein waarop het West-Indisch Huis uitkijkt, was in de negentiende eeuw de plek waar het Soeploodsoproer tot uiting kwam in de vorm van een grote brand. Anders dan de naam van het oproer suggereert, ging het niet over soep, maar over de belasting. De onrust was zo groot, dat het leger er zelfs voor moest uitrukken.

In vuur en vlam

Het was 3 juli 1835 toen ongeveer zestig schutters om de soeploods stonden en de daarin opgeslagen inboedel bewaakten. De lucht betrok en een zomerse regenbui bewoog de schutters om binnen te schuilen. Even letten ze niet meer op de straten buiten, hét moment voor een boze menigte om zich rondom het gebouw te verzamelen. Ze hadden duidelijk kwaad in de zin en stonden klaar om de soeploods in brand te steken. Met behulp van de terpentijn van een apotheker stond het gebouw binnen de kortste keren in vuur en vlam. De schutters moesten verrast vluchtten.

De soeploods werd in de winter gebruikt als uitdeelplaats van eenvoudige Rumfordse soep aan de armen; een voedzame soep van runderbeenderen, erwten en gort, vernoemd naar de bedenker, de graaf van Rumford.

Herenmarkt met Commissarishuisje voor de Haarlemmerschuit en “de soeploods”. Kopie door Herman M.J. Misset naar tekening van J.G.L Rieke. Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam

Kale nakketikkers kunnen niet betalen

Het soeploodsoproer, ook wel belastingoproer, van 1835 ontstond naar aanleiding van de invoering van een onroerendgoedbelasting die huisjesmelkers, maar ook meer vooraanstaande huizenbezitters (verhuurders) niet konden verhalen op de bewoners (huurders). De belasting van panden met een huurwaarde tot tachtig gulden, moesten door de verhuurders zelf worden opgebracht. Zij hadden in principe de mogelijkheid om dit geld, of een deel ervan, op de bewoners te verhalen. Als deze echter niet wilden betalen, konden de verhuurders hen niet dwingen dit niet doen. De bewoners waren vaak gezinnen die de huur van ongeveer een gulden per week nauwelijks konden opbrengen, zogenaamde ‘kale nakketikkers’ die in ‘dubbeltjeswoningen’ leefden. Uiteindelijk weigerden ongeveer vijfduizend verhuurders de belasting te betalen.

Mr. Frederik van de Poll (1780-1853). Burgemeester van Amsterdam, lid van de Tweede Kamer en van 1840-1850 Gouveneur van de provincie Utrecht. Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam

Reuring over beslag

De overheid toonde geen compassie met huurders noch verhuurders. Er moest betaald worden, anders werd er overgegaan op beslaglegging. De huisjesmelkers, notabele huiseigenaar en huurders, sloten de handen ineen en vormden een coalitie. Ze kwamen een weduwe en eigenares van verschillende huisjes te hulp, toen er beslag werd gelegd op de inboedel van haar garen- en bandwinkel. Tevens zorgden de opstandige huisjesmelkers voor grote onrust toen de in beslag genomen inboedel van een andere huiseigenaar werd geveild. Driehonderd schutters en garnizoenssoldaten werden daarbij ingezet om de orde te herstellen; de politie stond machteloos. De veiling ging niet door en de inboedel werd opgeslagen in een soeploods, de soeploods die op 3 juli 1835 in vlammen op ging. De oproerlingen waren ook van plan het huis van burgemeester Frederik van der Poll (1780-1853) in brand te steken, maar dat ging door de komst van hulptroepen niet door.

Brouwersgracht 62 (rechts), gezien vanuit Herengracht 13 met brug 17 naar de Herenmarkt met de voormalige Soeploods in 1862. Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, collectie Jacob Olie

Leger helpt stad uit de brand

De autoriteiten hadden de situatie niet meer in de hand. Pas toen de vurige actie voorbij was en de soeploods volledig afgebrand, rukten de hulptroepen uit Den Haag uit – de commandant was er namelijk even tussenuit in Haarlem. Na de brand volgden nog twee weken vol ongeregeldheden. De regering ergerde zich eraan dat belastingmaatregelen met behulp van 1400 man infanterie, twee eskadrons cavalerie en enkele batterijen artillerie moesten worden afgedwongen en Amsterdam was verontwaardigd, omdat Den Haag de stad als onbestuurbaar bestempelde.

Herenmarkt van de Brouwersgracht af gezien tijdens de Soeploodsoproer, waarbij de soeploods in vlammen opging. Vervaardiger: Gerrit Lamberts, 1835. Collectie Stadsarchief Amsterdam: tekeningen en prenten, Afbeeldingsbestand 010097001684.

Uiteindelijk werden de aanstichters van het Soeploodsoproer gestraft met jaren tuchthuis en kon de burgemeester een andere baan gaan zoeken. De loods werd herbouwd en deed tot 1907 dienst als verkooplokaal voor meubelen. Nu is het een vredige kinderspeelplaats op de Herenmarkt in Amsterdam.

Auteur: Liza Koppenrade

Bronnen

Publicatiedatum: 02/09/2015

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.