Van Schaik: ‘Melk was vanouds een belangrijk voedingsmiddel. De kwantiteit en kwaliteit ging iedereen aan en kon de gemoederen dus snel in beweging brengen. Ongeveer zo lang de stad bestaat leverde Amstelveense boeren melk aan de Amsterdammers. Ook Diemen, Sloten en Waterland waren belangrijke leveranciers. Het waren de gebieden die dicht bij de hoofdstad lagen. Dat kon niet anders want melk was onbewerkt een bederfelijk product. Als je een cirkel trok om Amsterdam met een middellijn van rond twintig kilometer dan had je zo ongeveer het melkvoorzieninggebied.’
Elke dag reden er tientallen karren, beladen met melkbussen, via de Amstelveenseweg en de Amsteldijk, naar de stad. Ook op zondag. De boeren brachten de melk gewoonlijk bij een detaillist die voor de verdere distributie zorgde. Controle op de kwaliteit van de melk was er niet. Sommige boeren, vertelt Van Schaik, ‘aarzelden niet de inhoud van de bussen aan te vullen met een plens water, water dat meestal uit de sloot kwam. Er liep in deze omgeving vrij veel tuberculeus vee rond en dat had tot gevolg dat melk niet altijd te vertrouwen was. Melk was beslist niet goed voor elk.’
Na 1900 kwam daar verbetering in. De zelfstandig werkende melkslijters kregen aan het eind van 19e eeuw concurrentie van melkfabrieken die slijters in dienst namen. De zelfstandige slijters organiseerden zich in bonden, om zo sterker te staan bij onderhandelingen over de inkoopprijs. Op hun beurt organiseerden de boeren zich ook in een bond als ‘Ons Belang’ die in Nieuwer-Amstel actief was. Met als voortrekker de bekende Amstelvener Arie Colijn.
Melkoorlog
Van Schaik: ‘De onderhandelingen over de melkprijs werden vaak op het scherpst van de snede gevoerd. De boeren aarzelden niet de melkleveranties te staken om hun eisen kracht bij te zetten. Men sprak van melkoorlogen. In veel gevallen namen Amstelveners het voortouw. Het ging meestal over één of twee centen meer per liter. Maar het ging ergens over. In 1923 werd geschat dat er in Amsterdam dagelijks 240.000 liters werden geconsumeerd.’ Welk deel daarvan uit Amstelveen kwam valt niet te achterhalen, maar hier woonden en werkten veel consumptiemelkers.
‘In het heetst van de strijd verkochten de boeren rechtstreeks aan de consument, zodat de slijters buiten spel stonden. Geen wonder dat de boeren de melkoorlog nogal eens wonnen,’ vertelt Van Schaik.
Melk in Amstel
Linkse bladen uitten felle kritiek op de boeren. Zij zouden dat geld niet nodig hebben. In 1919 noemde Het Volk Nieuwer-Amstel één van de brandhaarden van de stakers. Het meest gewelddadige was dat stakers enkele duizenden liters melk in de Amstel hadden gestort, melk afkomstig van onderkruipers.
Van Schaik: ‘De strubbelingen op de melkmarkt brachten had de volle belangstelling van de plaatselijke politiek in Amsterdam. Tussen 1920 en 1925 waren er vergaande plannen een gemeentelijk melkbedrijf op te richten. De gemeente zou dan de melkvoorziening centraal regelen Melkslijters zouden in gesaneerde wijken in gemeentedienst hun werk verrichten. Het is er nooit van gekomen.’
En nu hoeft de melk niet meer uit de naaste omgeving te komen. ‘Zo nodig haalt men het witte vocht uit Polen. In het totale levensmiddelenpakket heeft melk inmiddels ook een veel kleinere plaat gekregen,’ aldus Peter van Schaik in zijn historische column voor rtvAmstelveen.
Publicatiedatum: 21/05/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.