Rembrandt ontvluchtte soms het gedoe in zijn atelier in Amsterdam aan de Jodenbreestraat en maakte een stevige wandeling over de zeedijk richting Ipenslotersluis. De tekeningen die hij heeft gemaakt laten de boerenbedoekinkjes zien die je hier toen vond. Weggescholen achter de zeedijk. Hij tekende een boerderij met een hooiberg en een rek met melkemmers. Het zijn van die kleine meesterwerkjes waarbij je als het ware de vogels hoort kwinkeleren en het gras kunt ruiken.
De Jodenbreestraat maakte ooit deel uit van een lange dijk die Amsterdam en Amstelland beschermde tegen het water van het IJ en de Zuiderzee. De nu wereldberoemde schilder kon in zijn tijd als het ware de straat uit wandelen en de dijk oplopen naar Diemen en Muiden. Een van de buurtjes die hij passeerde lag bij het Ipenslotersluisje. Dankzij dit sluisje kon Amstelland overtollig water lozen op de Zuiderzee.
Water
Wind en water hebben Holland gevormd. Pak een kaart uit de zestiende eeuw en je staat verbaasd van de hoeveelheid water die destijds in Holland klotste. Meren als Beemster, Purmer en Schermer waren nog niet droog gelegd, het grote IJ liep van Amsterdam tot aan Beverwijk. Een smal reepje land bij Halfweg scheidde het grote IJ van het immer oprukkende Haarlemmermeer, dat niet voor niets wel de ‘waterwolf’ werd genoemd. En dan was er de altijd verraderlijke Zuiderzee.
‘Gesigt van de Vestmuur langs het Sieke Water na Seeburg.’ Het ’zieke water’ raakte later bekend als de Rietlanden. Dit is een tekening van Simon Fokke (1712-1784); collectie Stadsarchief Amsterdam
Bij wat nu bekend staat als de Rietlanden, aan de zuidoever van het IJ, was in de zeventiende eeuw de vesting Seeburg gebouwd. Onze tocht begint op de Zuiderdijk, pal na het passeren van de brug over het Boven Diep dat leidt naar het Amsterdam-Rijnkanaal. De Zuiderdijk gaat over in de Diemerzeedijk.
Doorbraak
Tegen al het bedreigende water hadden onze voorouders dijkjes opgeworpen. Goed bedoeld, maar die bleken volstrekt niet opgewassen tegen het beukende water in november 1421 van de Sint Elisabethsvloed. Uitgerekend kort daarop, een jaar later al, brak het dijkje langs de Zuiderzee bij Diemen opnieuw door. Het restant van deze doorbraak zag Rembrandt en zien wij nu nog op onze wandeling: het Nieuwe Diep.
Het was na deze doorbraak de hoogste tijd om de dijk langs de Zuiderzee serieus te verstevigen, met name op zwakke plekken zoals bij de Ipenslotersluis en de Diemerdammersluis. Eiken palen werden diep in de dijk geheid, en keien beschermden de voet van de dijk. Matten van zeewier kwamen tussen de houten palen in de dijk en de oever. Om dat project te realiseren werd besloten in 1437 het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk op te richten. Dat was mogelijk dankzij dijkwetten die waren ingevoerd door hertog Jan van Beieren (1374-1525), hij was tevens graaf Jan (III) van Holland en verwierf de bijnaam Jan zonder Genade. Het hoogheemraadschap moest zorgen voor het ophogen en versterken van de Diemerzeedijk.
De baljuw van Amstelland (vertegenwoordiger van de leenheer) en de schout en schepenen van Diemen waren nu verantwoordelijk voor het onderhoud van deze zeedijk. De overstromingen – en dus de herstel- en onderhoudskosten van de zeedijk – hielden aan. In de zestiende eeuw liepen de kosten zo hoog op dat besloten werd het dijkonderhoud van Diemen over te dragen aan Amsterdam.
Ipenslotersluisje
Wat nauwelijks opvalt naast de dijk is het sluisje dat voor heel Amstelland uitermate cruciaal was: het Ipenslotersluisje. Het was er vermoedelijk al in 1225 en vormde de verbinding tussen Amstel en Diemermeer met de Zuiderzee. Het Diemermeer (nu o.a. woonwijk Watergraafsmeer) is vermoedelijk het gevolg van een doorbraak van een voorganger van de Diemerzeedijk van nu. Een tak van de Amstel kwam in dat Diemermeer uit.
Amstelland kampte regelmatig met overlast vanwege al het water dat over grote rivieren uit het oosten naar Holland stroomde. En de uitstroom van de Oude Rijn in de Noordzee bij Katwijk was rond 1150 dicht gewaaid, dus daar kon het water ook niet heen. Kortom, dankzij dit sluisje (en de sluis verderop langs de zeedijk, bij Diemerdam) kon Amstelland overtollig water afvoeren naar zee.
Paalworm
Je kon de zeedijk versterken wat je wilde, soms beukte het water bij storm en vloed toch weer door de waterkering heen. Zoals ten tijde van de Allerheiligenvloed november 1570. Zeewater gulpte door gaten in de dijk en zette Diemen onder water. Het was een kolossaal karwei om deze gaten te dichten.
Helaas, in maart 1651 was het weer zover: het twintig jaren tevoren door gemalen droog gelegde Diemermeer (nu bekend als Watergraafsmeer) liep weer helemaal onder. De dijkwerkers moesten opnieuw aan de slag. De houten versterking van de dijken en sluizen bleken sinds eind 17e eeuw aangetast te zijn door een soort lange mossel: paalworm. Met zijn schelp die als een boorkop werkt, graaft het beestje gaten in het hout. Vermoedelijk is de paalworm met schepen van de VOC hier uit de tropen heen gekomen.
Steen was hierop het antwoord van de dijkenbouwers. Het talud van de dijken kreeg de schuin aflopende vorm die wij nu nog kennen, verstevigd met een stevige stenen deklaag.
Het waterschap heeft de Ipenslotersluis in 2017-2018 vervangen. De sluis wordt nu op afstand bediend. En via deze sluis kan nu twee keer zoveel water wegstromen naar het IJmeer als tevoren, zodat de Diemerdammersluis voor de waterafvoer niet meer nodig is. In de afgelopen eeuwen hebben werklieden bij iedere verbouwing gedenkstenen gemetseld in de sluis. Die zijn bewaard gebleven. Daal het trappetje naast de Ipenslotersluis af en je ziet ze.
Gemeenlandshuis
Het bestuur van het hoogheemraadschap besloot in de eerste decennia van de 18e eeuw timmermansbaas Van der Does aan te trekken om aan de zeedijk een eigen gebouw neer te zetten ten behoeve van de vergaderingen en om te dienen als uitvalsbasis voor de dijkbewaking. In 1727 stond het imposante pand er.
Stoer, onverzettelijkheid uitstralend. Met op de gevel in het latijn geschreven dat hier voor het beveiligen van de landerijen wordt gezorgd door het temmen van de Bataafse Zee. De bezoeker die er binnentreedt, komt in een hal in de stijl van Lodewijk XIV waarop regentzalen aansluiten met fraai gedecoreerde schouwen. Hier zetelden de regenten van het hoogheemraadschap (inmiddels Waterschap Amstel, Gooi en Vecht) meer dan 250 jaar. In 2008 kwam dit rijksmonument in handen van de Vereniging Hendrick de Keyser. Op een zijmuur zie je de wapens van de gemeenten die vertegenwoordigd waren in het bestuur van het Hoogheemraadschap anno 1609. Met in het midden het wapen van de stad Amsterdam en daaronder, met de drie eendjes, het wapen van Diemen.
Blikvanger in onze tijd is de hoge brug over het water ten behoeve van het verkeer op de ringweg A 10. Het weidse decor dat Rembrandt nog kon schetsen van de watervlakte is grotendeels verdwenen nu planologen en bestuurders IJburg ervoor hebben geschoven. Schrijver Nescio en zijn vrienden zagen tot hun genoegen tijdens hun wandelingen over deze zeedijk begin vorige eeuw aan de overzijde van het water nog het dorpje Durgerdam liggen. Met daarachter de karakteristieke toren van Ransdorp. Ooit, zo gaat het verhaal, was het voor de pastoor uit Diemen mogelijk om zijn gelovigen in Durgerdam te bezoeken. Niet door te varen, maar gewoon over een paadje door het hoge veenmoeras. Wellicht met een lange stok om watertjes over te springen. Maar dat was wel voor de Allerheiligenvloed van 1170, waardoor het Almere (voorloper Zuiderzee en IJsselmeer) in open verbinding kwam met de Noordzee.
Nescio
Eerder dan in Amsterdam waren de eerste bewoners in deze neergestreken bij het watertje dat we nu de Diem noemen. Er ontstond een dorpje in wat nu Oud Diemen heet, niet ver van de Diemerzeedijk. Hierheen leidt de Ouddiemerlaan, die begint aan de voet van de Nesciobrug aan de overzijde van het kanaal.
Nescio was het pseudoniem van de schrijver J.H.F. Grönloh (1882-1961) die lange tijd in Amsterdam-Oost woonde en als fervent natuurliefhebber graag over deze dijk wandelde. Nescio was een eigenzinnige man, hij zou het vast hebben gewaardeerd dat de gemeente Diemen er niet mee akkoord ging dat een deel van de brug tussen IJburg en de Diemerzeedijk op haar grondgebied kwam te liggen. Diemen had zich namelijk altijd tegen de bouw van IJburg in het open IJmeer uitgesproken. Vandaar de speciale bocht die deze brug maakt en schuin over het Amsterdam-Rijnkanaal oversteekt. ‘Palingbrug’ werd de bijnaam in de volksmond. De in zijn geheel 780 meter lange hangtuibrug is een ontwerp van het Londense architectenbureau Wilkinson Eyre. Tien meter steekt de Nesciobrug uit boven het druk bevaren kanaal.
Groen op gif
Wie van de Nesciobrug naar IJburg loopt of fietst, passeert het Diemerpark. Dat is een bijzonder gebied. Dit park mag dan een park zijn zoals alle andere, met struiken, water en paden, maar het uit 2003 daterende Diemerpark staat op gif. Hier aan de Diemerzeedijk lag namelijk in de vorige eeuw een stortplaats. Vol met huisvuil, puin en chemisch afval. Een van de meest vervuilde plekken in het land was het zelfs. Totdat zo’n vijftig jaar geleden de vuilverbranding werd verboden.
De hele zaak is gesaneerd met het oog op de plannen om in het Buiten IJ een woonwijk te bouwen. De vervuilde grond is goed ingepakt, er is als het ware een doos op de kop overheen gezet. Met bovenop het pakket nu het uitgestrekte park langs de Diemerzeedijk. Waar het parkje grenst aan het Amsterdam-Rijnkanaal is een moerassige ecologische verbindingszone gekomen tussen Flevoland en Noord-Holland. In het park kan je zodoende ringslangen ontmoeten.
Dat Amsterdam-Rijnkanaal, althans de voorloper ervan: het Merwedekanaal, is in 1892 gegraven. Pal achter de Diemerzeedijk en dus veilig voor de grillen van de Zuiderzee. Maar de dijk is daardoor wel moeilijker bereikbaar vanuit de stad. Rembrandt zou vast de weg niet meer kunnen vinden naar zijn Diemerzeedijk. In niets lijkt de route ter hoogte van IJburg meer op een zeedijk, je bent volledig omringd door het groen van het Diemerpark. Je zou hier zelfs soms de nachtegaal kunnen horen en wie weet zie je de blauwborst in de bomen zien zitten.
De bebouwing van IJburg raakt uit beeld ter hoogte van Diemerdam. Hier kom je langs een bedoening met jachthavens en bedrijfjes. En er ligt sinds de dertiende eeuw een sluisje, waardoor water uit het veenriviertje de Diem (en daarmee uit een achterland tot aan Amstelveen) kon uitstromen naar de Zuiderzee.
Strijd op de dijk
Je zou bijna vergeten dat de Diemerdijk, die toen dé directe route tussen Naarden (destijds als vestingstad de belangrijkste plaats in het Gooi) en Amsterdam, het toneel is geweest van strijd. Nu eens niet tegen het oprukkende water maar van de Watergeuzen tegen hun vijand, de Spaanse troepen. Dat was ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog.
En in 1787 wierpen hier bij Diemerdam patriotten uit Amsterdam stellingen op om de stad tegen de Pruisen te verdedigen. Hier kwam een kustbatterij, in de volksmond ‘fort’ genoemd. Met kanonnen konden de manschappen het achterland verdedigen tegen aanvallen door oorlogsschepen. Voor de kust zijn stenen dijken gelegd om landingen vanuit zee te voorkomen. Deze kustbatterij maakte later deel uit van de Stelling van Amsterdam.
Uitgerekend bij Diemerdam begaf de zeedijk het bij een stormvloed in januari 1916. Overigens niet alleen hier was de Zuiderzee door de dijken gebeukt, Ook Waterland liep onder water, Marken werd zwaar getroffen. Ongeveer twintig doden vielen in het land te betreuren, de materiële schade was groot. Hoogste tijd dus om ingrijpende maatregelen te nemen: in 1918 werd dan ook de Zuiderzeewet getekend. Met als resultaat het aanleggen van de Afsluitdijk (1932). Voortaan was het echt afgelopen met overstromingen van de Zuiderzee.
Zeehoeve
De fortwachterswoning op Diemerdam is, zoals voorgeschreven, volledig in hout opgetrokken. Zodoende was dit gebouw makkelijk af te breken bij naderend gevaar en konden de manschappen achter het geschut het hele gebied goed overzien. Bomen stonden er tegen die tijd natuurlijk ook niet meer. Eveneens binnen het vrij te houden schootsveld van driehonderd meter van dit ‘fort’ lag een boerderij, de Zeehoeve. Gebouwd in 1880.
Tegenwoordig is deze boerderij van het fort gescheiden geraakt vanwege een doorgaande verkeersweg van en naar IJburg. Maar wie de Diemerzeedijk aan de overzijde van deze weg weer oppakt, komt bij deze hoeve. Van hout en fraai gerestaureerd. Vroeger was hier geen droog brood te verdienen. Boeren konden het niet bolwerken als gevolg van de hoge dijklasten. In Diemen gaat het verhaal dat ooit een wanhopige boer zijn hoeve wel wilde verkopen voor een koppel eenden.
Ter hoogte van de Zeehoeve kun je een uitstapje maken naar de Vijfhoek, net buiten de zeedijk gelegen. Je loopt er door een moerasbos en langs rietvelden. Bij de aanleg van de grote elektriciteitscentrale in 1960 bij Diemen is de grond die bij de bouw vrij kwam, gewoon over de dijk gespoten in het IJmeer. En dat gebied is door de natuur gretig veroverd. Veel vogels hoor en zie je er dan ook. Van de uiterste punt op de Vijfhoek heb je prachtig zicht op het IJmeer.
Muiden
De Diemerzeedijk richting Muiden volgend, kom je op het Jan Kerstenpad. Pal achter de dijk en soms ga je een stukje over de kruin. Dit is pas een weidsheid zoals Rembrandt en Nescio die ook geproefd moeten hebben. Je ziet Pampus aan de einder liggen.
Lopend of fietsend langs de vroegere zeedijk doemt bij Muiden het torenfort van de Westbatterij op. Het dateert uit 1852. Schuin achter de Westbatterij herken je het karakteristieke silhouet van het Muiderslot. Hier begint (of eindigt) de reeks van forten die deel uitmaken van de Stelling van Amsterdam en in een cirkel rond de hoofdstad waren opgetrokken. Alle zo’n vijftien tot twintig kilometer buiten het hart van Amsterdam.
Zo, wij hebben naar schatting tien kilometer lekker kunnen uitwaaien, net als Rembrandt, op de Diemerzeedijk.
Auteur: Jan Maarten Pekelharing
Publicatiedatum: 26/08/2020
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
2 reactiesWat een geschiedenis! Mooi beschreven!
Schrijft u nog steeds nieuwe stukjes meneer Pekelharing? Ik zou wel een bijdrage willen leveren met beelden en evt. nog meer.
Kan ik daar een keer met u over koffiedrinken? Mailadres zet ik hieronder.