Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen

Aan het Jan Nieuwenhuizenplein, midden in het oude Edam, bevindt zich op nummer 9 een Zeventiende-eeuws huis met trapgevel en gevelsteen met een struisvogel. Daar werd op 16 november 1784 'Het Nut' opgericht, het belangrijkste culturele genootschap van de negentiende eeuw. Tegenwoordig is daar nog altijd het landelijk bureau van de organisatie gevestigd.

Oprichting Nut

De zes oprichters van de ‘Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen’ hadden als doel de samenleving te ‘verlichten’. Initiatiefnemer was Jan Nieuwenhuijzen (1724-1806), doopsgezind predikant in Monnickendam. De oprichtingsvergadering vond plaats in het woonhuis in Edam van zijn zoon, de jonge arts Martinus Nieuwenhuijzen. Deze zou het plan van zijn vader uitwerken en de eerste secretaris worden van dit genootschap voor volksontwikkeling.

Portret van Martinus Nieuwenhuyzen. Collectie Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen

Een organisatie als het Nut was geen ongewoon verschijnsel in een tijd waarin verlichte en democratische idealen hoogtij vierden. Maar anders dan de bestaande (elitaire) genootschappen richtte ‘Het Nut’ zich op ‘de gemeene man’: de gewone mensen die ‘reikhalzen naar wijsheid’. Het Nut wilde deze mensen helpen kennis te verwerven. In het hele land ontstonden afdelingen, ‘departementen’, van de Maatschappij. Tot in de kleinste dorpjes wisten ze een beschavingsoffensief in te zetten.

Eerste vergadering van de Maatschappij in 1791. Collectie Stichting Provinciale Atlas Noord-Holland

Jan en Martinus Nieuwenhuyzen

Jan Nieuwenhuyzen was geboren in Haarlem en oorspronkelijk opgeleid als boekverkoper. Op latere leeftijd verkocht hij zijn drukkerij en boekwinkel en ging theologie studeren. Na een tijdlang predikant te zijn geweest in Middelharnis en Aardenburg, kreeg hij in 1771 een ambt in Monnickendam. Daar zou hij tot zijn dood in 1806 blijven.

Zijn zoon Martinus was midden jaren tachtig van de achttiende eeuw arts in Edam geworden, maar lang hield hij dit niet vol. Martinus koos in deze bewogen jaren de kant van de patriotten, terwijl de stadsbestuurders prinsgezind waren. In 1787 liepen de conflicten zo hoog op dat Martinus moest vluchten. Het archief van de Maatschappij tot Nut nam hij mee. De jonge arts vestigde zich in Amsterdam. Hier riep hij ook een nieuw hoofdbestuur in het leven.

Een paar jaar later, nog maar 33 jaar oud, zou hij plotseling overlijden. Tijdens zijn korte leven ijverde Martinus vooral voor beter volksonderwijs. Hij schreef ook verschillende schoolboekjes, want hij zag “de verbetering van het schoolwezen en de opvoeding der jeugd als de voornaamste grondslag ter vorming, verbetering en beschaving van den burger.”

Het gebouw van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in Edam. Collectie Stichting Provinciale Atlas Noord-Holland

De gewone man verheffen

De Maatschappij tot Nut beperkte zich niet tot een verbetering van het onderwijs. Het Nut wilde de gewone man verheffen uit zijn armoede door niet alleen kennis, maar ook deugd onder het volk te verspreiden. Idealen als zelfbeheersing, spaarzaamheid en zelfredzaamheid stonden hoog in het vaandel.

De Maatschappij was ongekend populair. Iedereen mocht lid worden, ongeacht rang of stand. Duizenden doneerden jaarlijks een dukaat – iets meer dan twee euro – voor het lidmaatschap. Arme schoolmeesters mochten gratis lid worden. Tot in de kleinste dorpen organiseerde Het Nut ‘winteravondbijeenkomsten’. Hier luisterden leden naar lezingen en poëzievoordrachten.

Over allerlei sociale problemen en maatschappelijke vraagstukken werden prijsvragen uitgeschreven. Hoe konden kinderen het beste worden opgevoed? Hoe viel het beste gezond te leven en ziekte te voorkomen? Hoe goed was het om een arbeidzaam leven te leiden, de drank te laten staan en wat te sparen voor schamele tijden? De winnende prijsverhandelingen werden uitgegeven en naar de leden gestuurd. Zij dienden die te lezen en vervolgens door te geven aan de lagere standen, zoals het eigen personeel.

Portret van Jan Nieuwenhuyzen. Collectie Stichting Provinciale Atlas Noord-Holland

Nutsscholen en nutsspaarbanken

Naast kleuterscholen, basisscholen en vervolgonderwijs richtte Het Nut de afgelopen eeuwen opleidingsscholen op voor onderwijzers en het Nutsseminarium voor pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. In de provincie Noord-Holland bestaan de Nutsscholen niet meer, maar elders zijn er nog 55 te vinden. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen bevorderde de oprichting van leesbibliotheken en spaarbanken en bracht belangrijke adviezen uit op het gebied van de sociale wetgeving. Uit de Nutspaarbank, waarvan de eerste in 1817 werd opgericht, zou later de VSB Bank voortkomen.

Na 1850 begonnen andere organisaties steeds vaker de taken van Het Nut over te nemen, zoals de matigheid- en afschaffinggenootschappen, het Onderwijzers Genootschap, de Maatschappijen van Weldadigheid en van Landbouw, de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, verenigingen voor volksvoordrachten en volksvermaken, brei- en naaischolen en bibliotheken.

Desondanks is het genootschap blijven bestaan. De bijna honderd departementen tellen samen ongeveer tienduizend leden. In Noord-Holland zijn nog veertien departementen actief, waaronder in de Beemster, Broek in Waterland en natuurlijk Edam. Dit oudste nutdepartement van Nederland organiseert van oktober tot mei nog altijd lezingen, excursies, cursussen, theaterbezoeken en concerten.

Schoolprent uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen

Publicatiedatum: 17/12/2010

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.