Wie in 1928 dat vuur heeft ontstoken is bijvoorbeeld al nooit duidelijk geworden. Een medewerker van het Amsterdamse Elektriciteitsbedrijf, zo gaat het verhaal, zou het met een simpele lucifer hebben aangestoken, om daarna over te gaan tot de orde van de dag. Dat hiermee een wereldberoemde traditie was geboren, realiseerde zich toen niemand.
Maar hoe kan het dat niemand meer weet wie die brandende lucifer toen in zijn handen had? Hoe kan de geboorte van één van de beroemdste symbolen van onze tijd zo schimmig zijn verlopen? Waarom had architect Jan Wils, die het Olympisch vuur heeft verzonnen, hieraan niet wat meer aandacht besteed? Over elke vierkante centimeter Olympisch Stadion heeft hij tenslotte uitvoerig nagedacht. Waarom was er dan toch opeens vuur in de Marathontoren, zonder dat iemand het opmerkte? Dat past simpelweg niet bij de intelligentie van Wils.
Olympische rookpluim
Het antwoord is heel simpel: Jan Wils wilde helemaal niet het Olympisch vuur ontsteken! Hij had iets anders voor ogen, blijkt onder meer uit een interview met Het Vaderland. Op 26 april 1926 dacht hij in deze krant hardop na hoe de Marathontoren eruit zou moeten zien: “Ik stel me daarvan veel voor. Het wordt een heele ijle toren, die dienen moet om de bazuinblazers op te stellen als de Marathonloopers aankomen en ook de loudspeaker zal daar komen. Er boven komt een groote schaal, waarin overdag een rookpluim kan opstijgen en ’s avonds een vuurzuil.”
In de Officiële gids voor de Olympische Spelen ter viering van de IXe Olympiade, Amsterdam 1928 werd helemaal niet gesproken over brandend vuur: ‘Tijdens de Spelen zal uit een groote schaal, welke zich bovenop deze 45 M. hooge toren bevindt, permanent een rookzuil opstijgen.’
Ook na afloop van de Spelen, in het officiële rapport van Amsterdam 1928, sprak de organisatie nog over de ‘Olympische rook’. In het deel over de Marathontoren vermelde dit verslag: ‘The tower would be surmounted by four balconies for the trumpeters on the occasion of the Marathon Race; above this the openings for loudspeakers were planned, by means of which the results of the events would be announced, and higher still a large stone bowl, where, during the day, a black column of smoke, and after dark, a high flame would indicate for miles around where in Amsterdam the Olympic Games were being held.’
Slotceremonie
Als de Marathontoren al was gebouwd voor het vuur, was dat in ieder geval niet alléén daarvoor. Volgens Jan Wils was de rookpluim van minstens even groot belang. Omdat de openingsceremonie overdag was, kunnen we er zelfs van uitgaan dat op dat moment die rook was te zien.
Ook tijdens de slotceremonie speelde het vuur geen rol. De Sumatra Post van 13 augustus 1928 schreef tenminste: ‘Er weerklinkt baruimgeschal, terwijl de rook van de marathontoren verzwindt. De laatste stralen van de avondzon schijnen over het kleurige stadion. Onder kanongebulder en koraalmuziek daalt dan langzaam de Olympische vlag, terwijl de Hollandsche driekleur geflankeerd door de internationale vlaggen uitwaait.’
Jan Wils zou dan niet zozeer de uitvinder van het Olympisch vuur zijn, maar van de Olympische rook. En daarom was het in 1928 ook niet van belang wie dat vuur zou ontsteken.
Blijkbaar maakte dat vuur wel meer indruk op zijn tijdgenoten dan die rookpluim. Al die lopers van 1936 verplaatsten toch vooral vuur en niet zozeer rook. Maar dat we nu niet weten wie in 1928 als eerste het vuur ontstak is daarmee vanuit sporthistorisch oogpunt irrelevant geworden.
Dit is een verkorte versie van een door sporthistoricus Jurryt van de Vooren geschreven verhaal over de Olympische vlam. Ga voor het hele verhaal naar zijn website www.sportgeschiedenis.nl.
Marathontoren
Publicatiedatum: 25/07/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.