Opvang voor kinderen van vervolgde ouders
Aan de noordwestkant van de Haarlemmer Hout is het Westerhoutpark een halvemaanvormige rustige straat met voornamelijk grote herenhuizen. Een daarvan, het pand Westerhoutpark 14, werd in februari 1934 betrokken door het Duitse echtpaar Manfred en Lili Pollatz. Hun gezin bestond uit vier kinderen: drie dochters en een zoon.
In de maand mei van dat jaar vestigde Manfred Pollatz hier een kostschool voor kindervluchtelingen uit Nazi-Duitsland. Die stond na de ‘Anschluss’ van Oostenrijk in 1938 ook open voor kinderen uit dat land. De kostschool bood een opvangplaats en een opleiding voor joodse en halfjoodse kinderen maar ook voor kinderen wier ouders om politieke redenen vervolgd werden door de Nazi’s. Na hun opleiding zouden ze, zo was de bedoeling, als jongvolwassenen weer uit Nederland emigreren. Men dacht vooral aan bestemmingen in de Nederlandse koloniën in West en Oost: Suriname en Nederlands-Indië.
Pacifist in Nazi-Duitsland
Manfred Pollatz (Dresden 1886 – Haarlem 1964) en Lili Pollatz-Engelsmann (Gohlis 1883 – Haarlem 1946) waren beiden docent aan een Landeshochschule in Klotsche bij Dresden, in het oosten van Duitsland. Ze waren diepgelovige mensen die met hart en ziel de idealen deelden van het Religieus Genootschap der Vrienden, beter bekend als het Quaker-Genootschap. Quakers waren en zijn overtuigde pacifisten die zich grote inspanningen getroosten om hulp te bieden aan mensen in nood, zonder daarbij onderscheid te maken naar politieke of geloofsovertuiging.
Toen Hitler in februari 1933 de macht naar zich toetrok kwam Manfred Pollatz al snel in conflict met de Nazi-overheid. Hij bracht enige tijd door in de gevangenis en werd ontslagen. Omdat hij en zijn echtgenote een goede reputatie genoten bij velen in hun omgeving, werd het hem en zijn gezin bij wijze van gunst toegestaan Duitsland te verlaten met behoud van pensioen.
Kostschool en gezinsvervangend huis
De ouders van de meeste pupillen van het Instituut Pollatz waren zelf al gevlucht voor de Nazi’s. Vaak hadden ze niet de middelen om hun kinderen een opleiding te bieden die uitzicht bood op een nieuwe toekomst. De ouders van sommige andere pupillen zagen zelf nog geen mogelijkheid om te vluchten en verbleven nog in Duitsland. Voor hun kinderen hoopten ze een veilig heenkomen te vinden bij Pollatz. Het is dus duidelijk dat het merendeel van de ouders geen schoolgeld kon betalen. Het Instituut Pollatz dreef op de pensioenen van Manfred en Lili en op bijdragen uit de internationale Quaker-gemeenschap. De meeste fondsen kwamen uit de Verenigde Staten.
Vaak kwamen de kinderen naar het Westerhoutpark omdat hun ouders contact hadden kunnen leggen met zogenaamde ‘Quaker-posten’ in steden als Berlijn, Parijs en Wenen. Manfred en Lili wilden hun jonge vluchtelingen een soort gezinsvervangende geborgenheid geven. Daarom mochten er nooit meer dan vijftien kinderen tegelijkertijd in huis zijn. Bij aankomst waren de kinderen zelden ouder dan twaalf, en hooguit veertien jaar. Ze spraken nog geen woord Nederlands en hadden al heel wat ellende meegemaakt. In de kostschool sprak men Duits. Nederlands was wel een van de vakken waarin de kinderen les kregen. Het merendeel van de lessen verzorgden Manfred en Lili zelf. Ze werden bijgestaan door een vijftal Haarlemse docenten voor bijzondere vakken als muziek, toneel, tekenen en lichamelijke opvoeding.
De bezettingsjaren
We kennen de namen van 29 kinderen die voor langere of kortere tijd onder Pollatz’ hoede vertoefden. Sommigen hadden Nederland al verlaten voordat de Duitsers binnenmarcheerden in mei 1940. De bezettingsjaren waren, dat spreekt vanzelf, zeer moeilijk voor Pollatz en de overgebleven kinderen. Het instituut kreeg clandestiene steun van enkele Haarlemse politiemensen en van het verzet. Ondanks alles vielen twee kinderen toch in handen van de Duitsers. Ze kwamen om in de concentratiekampen. De Duitser Pollatz en zijn gezin gedroegen zich tijdens de bezetting op een manier waartoe slechts weinig Nederlanders in staat bleken.
Ze boden onderdak aan leden van het verzet die tijdelijk een vluchtplaats nodig hadden en ze zorgden voor baby’s van Nederlandse joden die naar Duitsland afgevoerd waren. Het verzetsblad Trouw vond aan het Westerhoutpark een distributiepunt en men bewaarde daar de boekenschat van de vermoorde opperrabbijn Frank. Frank was een persoonlijke vriend van Manfred Pollatz. In 1943 arresteerden de Duitsers Pollatz. Hij werd in Amsterdam verhoord en belandde vervolgens in de concentratiekampen Vught en (in 1944) Dachau. Pollatz werd vrijgelaten nadat zijn zoon zich bereid verklaarde als arts naar het Oostfront te vertrekken. Deze zoon, Heinz Pollatz, overleefde dit niet.
Na de oorlog
Direct na de oorlog werd het Instituut Pollatz opgeheven. In 1946 overleed Lili Pollatz aan kanker. Manfred en zijn dochters werden tot Nederlander genaturaliseerd. Hij stierf in 1964. Zijn dochters bleven aan het Westerhoutpark wonen. Geen van hen trad in het huwelijk. De laatst overgeblevene, Inge Pollatz, overleed in 1996.
Publicatiedatum: 11/12/2010
Vul deze informatie aan of geef een reactie.