Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Het Spaarne

Een grote rivier is het niet en is het ook nooit geweest. Maar voor de geschiedenis van Haarlem staat de betekenis van die rivier, van het Spaarne, buiten kijf. Het Spaarne meandert met zijn S-vormige krul al vele eeuwen door de stad. Veel van de activiteiten die Haarlem groot maakten waren mogelijk door de ligging aan dit water.

Vóór de komst van de spoorwegen en het moderne wegverkeer was het Spaarne de levensader die Haarlem met de wereld verbond. Sommige steden danken hun groei aan hun betekenis voor het landsbestuur of aan hun militair-strategische ligging. Andere steden, en daartoe behoort Haarlem, groeiden door handel en industrie. Voor een omvangrijke handel- en industriesector is de toegang tot open vaarwater nog steeds belangrijk, vroeger was het zelfs essentieel. Maar oorspronkelijk deed het Spaarne, net als andere rivieren, niets anders dan overtollig water van het land naar zee brengen. Dit deed hij al ver voor het begin van onze jaartelling.

Zuider Buiten Spaarne. Beeld: Noord-Hollands Archief

Strandwallen en veenvlakten

Ruim zevenduizend jaar geleden lag de Noordzeekust nog bijna honderd kilometer landinwaarts. Holland en Zeeland bestonden nog niet, daar heersten de eb en vloed van de wereldzeeën. Het klimaat veranderde en de temperaturen daalden. Langzaamaan trok het zeewater zich terug. Tijdens die terugtrekking vormden zich, ongeveer parallel aan de huidige kustlijn, zogenaamde strandwallen. Die strandwallen bestonden uit schelphoudend zand. Ze bleven ook bij vloed boven het zeewater uitsteken. Het was het begin van het duinvormingsproces. Die wallen werden geleidelijk hoger omdat taaie grassen, zoals helmgras, er op groeiden, verstuiving tegengingen en nieuw aangewaaid zand vasthielden.

Een oude zeewering

Een oude zeewering. Beeld: Stichting Oer-IJ

De vlakten tussen de strandwallen werden meer en meer van het zeewater afgeschermd en vielen droog. In de loop der eeuwen ontstond daar veengrond, die aangroeide totdat ook deze boven de gemiddelde hoogte van het zeewater lag. Van die veengronden zocht het overtollig regenwater zich een weg naar zee. Stromen en riviertjes ontstonden. Een daarvan was het Spaarne, dat niet alleen regenwater van het veen afvoerde, maar ook bijvoorbeeld het water dat opgeslagen lag in de strandwal waarop later de oude binnenstad van Haarlem verrees.

De mens grijpt in

Op de strandwallen kwamen de eerste menselijke nederzettingen tot stand, daarna, te beginnen in de negende eeuw, werd het veengebied ontgonnen en verschenen daar kleine boerengemeenschappen. De ontginning van het veengebied bracht inklinking met zich mee, dat wil zeggen: een geleidelijke daling van het land.

In het begin van de twaalfde eeuw was Haarlem inmiddels een kleine stad aan een bocht in het Spaarne. Dit riviertje liep uit in het IJ, toen nog een breed water van onder het huidige Beverwijk tot voorbij Amsterdam reikte. De Zuiderzee, zoals we die kenden voor de bouw van de Afsluitdijk, bestond nog niet. Het grootste gedeelte daarvan was nog laagliggend land, maar zonder veel bescherming tegen de zee. Door een reeks orkanen in de tweede helft van de twaalfde eeuw, die gepaard gingen met grote aanvallen van de zee op het land, veranderde die situatie dramatisch. Enorme landoppervlakten werden weggeslagen, de Zuiderzee ontstond en het IJ kwam via haar in open verbinding te staan met de zee.

Spaarne, vogelvlucht vanaf Grote Kerktoren. Foto: Jos Fielmich, 1975. Beeld: Noord-Hollands Archief

De door ontginning langzaam dalende landsgebieden ten zuiden van het IJ, dat inmiddels onderhevig was aan de getijdenbewegingen van eb en vloed, werden nu rechtstreeks bedreigd door het zeewater. Er moest iets gebeuren. Op initiatief van de direct bedreigde dorpen Houtrijk, Polanen, Osdorp en Sloten werden in het begin van de dertiende eeuw de eerste delen van een zeedijk aangelegd die later de naam Spaarndammerdijk zou dragen.

Haarlem en de dam in het Spaarne

Na opnieuw een ernstige stormvloed in 1248 blijkt die zeedijk nog verder naar het westen te zijn doorgetrokken en was zelfs het Spaarne afgedamd. In die dam lagen waarschijnlijk toen al afwateringssluizen (met een klep afsluitbare duikers), maar scheepvaartverkeer was onmogelijk. Dit was natuurlijk in strijd met de belangen van de stad Haarlem. Het was ongetwijfeld met het oog op die belangen dat de graaf van Holland in 1253 besloot dat er in de dijk een sluis gebouwd moest worden. Het ging om een eenvoudige klepsluis, zonder kolk, zodat alleen bij gelijke waterstand in IJ en Spaarne het scheepvaartverkeer onbelemmerd doorgang vond.

Sluis te Spaarndam, “De Westkolk”, Hagemans, Wim (1922-2009). Beeld: Noord-Hollands Archief

Tussen Haarlemmermeer en IJ

In de volgende eeuwen werd de geschiedenis van het Spaarne in hoge mate bepaald door de ontwikkelingen die zich aan beide uiteinden van de rivier voordeden. In het noorden was dat het complex der Spaarndammersluizen dat in de loop der eeuwen, vaak na opgelopen stormschade, verbetering en uitbreiding onderging.

In het zuiden was dat het almaar groter wordende Haarlemmermeer, dat uiteindelijk tussen 1848 en 1852 werd drooggelegd. Door de verbeteringen der sluizen konden grotere schepen Haarlem bereiken (of passeren), maar die verbeteringen voorkwamen niet dat door lekkage van die sluizen het Spaarne verziltte. Dit had als gevolg dat de bierbrouwerijen in de Spaarnestad, die in de vijftiende en zestiende eeuw tot grote bloei kwamen, hun hoogstnoodzakelijke schone water uit de duinen moesten gaan halen. De drooglegging van het Haarlemmermeer en een aantal andere waterstaatkundige ingrepen in het achterland, leidden tot een verminderende doorstroming van het water in het Spaarne. Ook dit had ingrijpende consequenties voor de stad omdat de op het Spaarne uitwaterende stadsgrachten, eigenlijk open riolen, nu hun (afval)water niet meer kwijt konden. Ernstige gevolgen voor de gezondheid van de stadsbevolking bleven niet uit. In het midden van de negentiende eeuw werd die geteisterd door een reeks cholera-epidemieën. Het leidde, maar dit valt al buiten het bestek van de geschiedenis van de rivier in engere zin, tot het dempen van een aantal stadsgrachten en de aanleg van een gesloten rioleringssysteem.

Bronnen

  • Margreet Bakker, De cholera in Haarlem in de negentiende eeuw (Diemen 1989).
  • Ludy Giebels, Zeven eeuwen Rijnlandse uitwatering in Spaarndam en Halfweg. Van beveiliging naar beheersing (Leiden 1994).
  • B.C. Sliggers red., De loop van het Spaarne. De geschiedenis van een rivier (Haarlem 1987).
  • Alles ter inzage in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief.

Publicatiedatum: 05/01/2011

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.