Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Haring voor iedereen!

Maanden na de watersnoodramp in januari 1916 hebben de bewoners van het getroffen gebied in Noord-Holland eindelijk weer droge voeten. Maar terwijl het land langzaam droger wordt, wordt ook duidelijk dat men het nog niet eens is over een nieuwe aanpak. Het uitblijven van adequaat beleid leidt soms tot gênante taferelen. Een aantal polders blijft maanden langer onder water staan dan gepland, duizenden kostbare vissen liggen rottend op het droge en het boerenland ligt vol met brokken veen. De mensen hebben geen idee hoe zij overstromingen te lijf moeten gaan in de toekomst. Hoe moet dat ooit goed komen?

Rotte vis

Waar op veel plaatsen de dijken snel weer zijn hersteld, duurt het op andere plekken langer dan gehoopt. Het laatste gat in de Waterlandse Zeedijk wordt op 23 maart gesloten en de Amsteldijk pas begin april. Polders die vaak wel vier meter onder het zeeniveau liggen, zoals de Belmer-, Monnik- en Noordmeer, moeten worden leeggepompt. Dit blijkt een enorm tijdrovend karwei. Onder andere doordat het advies van de dijkgraven en polderopzichters in de wind geslagen wordt. Zij dringen erop aan dat de noodgemalen op het laagste punt van de polders geplaatst moeten worden. Maar omdat dit niet gebeurt, moeten de vaste gemalen het werk overnemen. Deze werken echter veel langzamer, waardoor er uiteindelijk tot aan juli nog een laag water blijft staan.In deze ondiepe laag water zwemmen talloze haringen en andere vissen, die met de storm over de dijk heengeslagen zijn. Secretaris Van Engelendbur bejubelt de komst van de haring in zulke grote getalen, haring voor iedereen! Maar de werkelijkheid blijkt minder rooskleurig. Vele vissen belanden op de kant, waar zij spartelend tot hun einde komen. Ook worden er geen visvergunningen verstrekt, waardoor er nauwelijks wordt geprofiteerd van deze rijkdom. Dit kostbare voedsel verandert daarom in een grote rottende berg die in de wijde omgeving te ruiken is. Uiteindelijk worden de resten in Volendam verwerkt tot voer voor de eenden.

De Zuiderpolder nabij purmerend in februari 1916. Beeld: Coppens, Josephus Hendrikus Petrus (1864-1941) , Atelier Coppens via Noord-Hollands Archief.

Veenbrokken en slib

Als de grond eenmaal droog is, blijkt het voor vele boeren nog niet mogelijk om hun bedrijf voort te zetten. Een dikke laag klei en slib is op hun land achtergebleven. ‘De toestand is voor hen nog des te zwaarder, omdat de sloten om hun land dicht zijn, door zand en veenbrokken, terwijl bovendien zeer grote stukken veen en stenen van de dijk afkomstig, op hun land liggen. Deze moeten worden verwijderd, hun sloten voor de afwatering gegraven, voordat zij hun land kunnen gaan bewerken. Moet zijzelf dit alles dragen, dan zijn zij geruïneerd en is hun land waardeloos.’ De Gedeputeerde Staten beantwoorden de hulproep van de boeren pas laat, met een schamele tegemoetkoming in de kosten. De boeren staan er dus alleen voor in het te lijf gaan van de ravage op hun land. Het duurt maanden om de klei, slib en brokken van hun land te halen. Eind 1916 is een groot deel van de veenbonken nog steeds niet opgeruimd.

Watersnood 1916, Breezand. Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland, Noord-Hollands Archief.

1-aprilgrap

Over oplossingen om toekomstige overstromingen te voorkomen is nog weinig duidelijkheid. Zo’n ramp zou zo weer kunnen gebeuren! Al jaren voor de watersnoodramp in 1916 had Cornelis Lely het plan om de Zuiderzee af te sluiten en droog te leggen. Maar dit leek toch vooral een absurd idee. Pas na de watersnoodramp begint dit idee zijn absurditeit te verliezen. Het kantelpunt in de publieke opinie komt mooi naar voren in een aankondiging in tijdschrift Het Leven, rond 1 april 1916:

‘De oplossing is daar om overstromingen van de Zuiderzee in toekomst te voorkomen. In Schokland zal een installatie worden gebouwd die doormiddel van verdamping de Zuiderzee droog zal leggen. Deze ingenieuze installatie, ontworpen door ingenieur dr. B. Lenne Midelo, zal binnen enkele maanden de Zuiderzee doen verdwijnen.’

Deze 1 aprilgrap wordt twee jaar later voor een groot deel werkelijkheid, met het aannemen van de Zuiderzeewet. De zee rond Schokland wordt inderdaad drooggelegd en uiteindelijk zal de Zuiderzee vanaf 1932 niet meer bestaan. De meeste mensen voelen de noodzaak van deze enorme ingreep. Het brengt vertrouwen in een stabielere toekomst, zonder de dreiging van een weerbarstige zee achter de dijk. Wanneer de Zuiderzeewet wordt aangenomen hebben veel boerenbedrijven zich weer hersteld en zijn de drassige polders weer leefbaar voor koeien en ander vee. De wederopbouw leidt tot veel frustratie en duurt voor velen langer dan gehoopt, maar een vergelijkbare overstroming behoort voorgoed tot het verleden.

Auteur: Babette van der Sluis

Publicatiedatum: 09/01/2017

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.