De Singelbrug bij de Paleisstraat, George Hendrik Breitner, 1896
Le Peintre du Peuple
‘Le Peintre du Peuple’, dat wou Breitner -naar zijn uitspraak uit 1882- zijn. Een volksschilder die de mensen op straat vastlegde. Breitner kwam oorspronkelijk uit Den Haag en hier was hij er samen met Vincent van Gogh op uitgetrokken om de volksbuurten te tekenen. Net als Isaac Israels voelde Breitner zich aangetrokken tot het dagelijks leven, tot de gewone mensen en de meisjes op straat. Hij schilderde het vluchtige leven, de beweging van de stad en vele naakten die het publiek shockeerden. Dit realisme was tot dan toe nog ongekend in de kunst en Breitner was de eerste die, net als Manet en Courbet in Frankrijk, deze rauwe stijl in Nederland introduceerde.
Schafttijd in de bouwput aan de Van Diemenstraat in Amsterdam, George Hendrik Breitner, ca. 1897
Vroege Ontwikkeling
George Hendrik Breitner werd op 12 september 1857 geboren in Rotterdam, dat indertijd nog een enigszins kleine en grauwe handelsstad was. Breitners vader werkte hier in de Graanhandel. Al vroeg interesseerde Breitner zich voor tekenen. Als jongetje maakte hij vooral militaire taferelen van mannen op paard en uniformen. Op 17-jarige leeftijd kreeg Breitner voor het eerst tekenles bij de schilder Christoffel Neurdenburg (1817-1906) en na deze eerste lessen ging Breitner naar de Haagse Academie. De oude baas van Breitners vader was erg geïnteresseerd in deze zoon van zijn oude werknemer en bood financiële steun in Breitners opleiding aan. Hij hoopte echter wel dat Breitner dan zijn ‘slordige impressionisme’ vaarwel zou zeggen. Breitner was hier erg verontwaardigd over. Hij zei dat de geldschieter vertrouwen in hem moest hebben en moest geloven in zijn schilderstijl. ‘Het is nu of nooit’, schreef Breitner, en hij zou blijven werken in de stijl die de geldschieter slordig vond. De financiële steun hield 6 jaar stand.
Huzaren in het open veld, George Hendrik Breitner, tussen 1880 – 1923
Karakter van Amsterdam
Toen Breitner 29 jaar was besloot hij zich in de herfst van 1886 definitief in Amsterdam te vestigen. Hij hoopte dat het dynamische Amsterdam beter bij zijn vrije schilderstijl paste dan Den Haag, waar het hem in die tijd te benauwd was geworden. Deze hoop bleek terecht. Al snel werd Breitner hier opgenomen in de literaire kringen van de tachtigers die zeer met zijn schilderijen dweepten.
Zijn eerste huis was in de Pijp, dat destijds een nieuwbouwbuurt was. Breitner vond het hier echter maar niks. De buurt bezat namelijk niet het ‘karakter van Amsterdam’ waar Breitner naar op zoek was. Kort daarna verhuisde hij naar de oudeschans in het centrum. In totaal zou Breitner op maar liefst 18 adressen in Amsterdam wonen. Toch was de Jordaan hem het liefst. Dit buurtje, naast de oudste grachten van Amsterdam, belichaamde de stad zoals Breitner er zo naar op zoek was.
Zelfportret van George Hendrik Breitner, George Hendrik Breitner, 1880 – 1923.
De tachtigers: Kunst is Passie
De literaire kringen van de tachtigers, waartoe Breitner al snel behoorde, groepeerde zich rond het tijdschrift De nieuwe Gids. Dit tijdschrift was opgericht door een groep vrienden uit onvrede met De Gids die naar hun mening te conservatief was. Tot deze kringen behoorden schrijvers Willem Kloos en Albert Verwey, maar ook schilders als Jan Veth en Isaac Israels. Voor Albert Verwey kwam de kunst van Breitner het dichtst bij wat de groep voor ogen had. Kunst, en daarbij ook de literatuur, moest voortkomen uit Passie.
Portret van Albert Verwey, Jan Veth, 1885
Veranderend Amsterdam
In Breitners tijd was het oude Amsterdam, zoals dat in de 17e eeuw was uitgebreid, wederom te klein geworden. Vandaar dat de stad voor de tweede maal grootscheeps werd uitgebreid. Zoals Breitner geïnteresseerd was in het oude Amsterdam, was hij dat ook in de stad die steeds moderner aan het worden was. Hij ging naar bouwputten en nieuwe aanlegplaatsen en schilderde de nieuwe stad die om hem heen oprukte. Hij schreef over deze werkzaamheden:
“De belendende muren dragen de kenteekenen van het leven van vele geslachten, die op deze plek gewoond hebben. En van de staangebleven huizen komen allerlei intimiteiten bloot, die eeuwen lang aan het daglicht zijn onttrokken geweest (…),”
De nieuwe huizen die opgetrokken werden konden in Breitners ogen vaak geen genade krijgen. Hij noemde het ‘leelijke zielloze doozen’. Toch bleef er naar Breitners mening gelukkig genoeg moois over in het oude Amsterdam. “Meer dan we met ons allen ooit kunnen schilderen.”
Bouwterrein in Amsterdam, G.H. Breitner, 1880-1923
Het Breitnerplein
Toen Breitners succes vorderde werden zijn schilderijen bij zijn leven al heel wat waard. Hij was dan ook niet meer de arme bohemien die hij eens geweest was. Tegen het einde van zijn leven hoopte hij ook erg dat er eens een groots ‘Breitnerplein’ naar hem vernoemd werd. Dit plein kwam er tot dus toe nooit. Wel werd er een Breitnerstraat en een gebouwencomplex naar de kunstenaar vernoemd. Een modern gebouwencomplex dan wel: eentje die Breitner zelf vast een ‘Leelijke doos’ had genoemd.
Ondanks dit blijkt uit deze vernoemingen wel de waardering die Breitner in Amsterdam geniet. Meer dan enig ander kunstenaar heeft hij de sfeer van de oude stad vastgelegd. Een sfeer die we nu, in moderne tijden, nog steeds herkennen.
Door: Maaike Hommes
Bronnen:
K.Keijer, Breitners Amsterdam, schilderijen en foto’s, (uitgeverij Toth, 2014).
J.F. Heijbroek, R. Bergsma en P. Hefting, George Hendrik Breitner, (Bussum Toth, 1994).
Publicatiedatum: 12/09/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.