In de vijftiende en zestiende eeuw veranderden de veenmeren tussen Amsterdam, Haarlem en Leiden door turfwinning, golfslag en slechte bedijking steeds meer in een enorme, kolkende watermassa: het Haarlemmermeer. Vanwege het landvretende karakter kreeg het meer de bijnaam Waterwolf.
Tweehonderd poldermolens
Lange tijd bestonden er plannen om het meer droog te leggen. De eerste die met dit idee kwam was Jan Adriaenszoon Leeghwater in 1641. Voor zijn plan waren ruim tweehonderd poldermolens nodig. Haarlem en Leiden waren niet blij met het plan van de molenmaker en waterbouwkundige: Leiden had lucratieve visrechten in het meer, en Haarlem verdiende goed aan de scheepvaart. Ook werd er getwijfeld of het plan wel haalbaar was.
Het meer moet leeg
De drooglegging liet nog een tijd op zich wachten, tot in de negentiende eeuw twee stormen het water opjaagden tot de stadspoorten van Amsterdam en Leiden. Koning Willem I besloot dat het genoeg was geweest. Dat meer moest leeg. Er werd een ringdijk van bijna 60 kilometer aangelegd en er werd besloten om het meer droog te malen met stoomkracht. Een unicum: tot dat moment waren andere meren alleen nog maar bemalen met windmolens
Leeghwater, Cruquius en De Lynden
Er werden drie stoomgemalen neergezet: Gemaal de Leeghwater, Gemaal de Cruquius en Gemaal de Lynden. Deze werden vernoemd naar de initiatiefnemers van de drooglegging. Voor De Lynden was dit Frans Godert van Lynden van Hemmen, die in 1821 het boek ‘Verhandeling over de Droogmaking van de Haarlemmer-Meer’ schreef, met daarin gedetailleerde plannen die aan de basis van de drooglegging stonden.
Modernisering
Tussen 1849 en 1852 werd de Haarlemmermeer leeg gepompt. Nadat De Lynden zijn belangrijkste taak had volbracht, werd het gemaal gebruikt om de waterhuishouding in de Haarlemmermeer op peil te houden en is meerdere keren gemoderniseerd. De stoomaandrijving werd vervangen door centrifugaalpompen. Later werden deze vernieuwd met een elektromotor en een dieselmotor, tot het oude gemaal in 2005 na anderhalve eeuw trouwe dienst werd vervangen door zijn jongere gelijknamige broertje.
Bij Qunis
Gelukkig betekende dit voor het neogotische rijksmonument niet dat het het veld moest ruimen. Al snel na de stillegging van het gemaal bleek dat het zich goed leende als horecalocatie. Alles kwam samen omdat topkok Ronald Kunis en zijn vrouw Tamara op zoek waren naar een plek om een restaurant te beginnen in de Haarlemmermeer. Na een intensief traject opende op 2 maart 2015 het restaurant Bij Qunis. Ronald en Tamara werden in dit traject geholpen door het provinciale programma Herbestemming NH, de nationale maatschappij tot restaureren en herbestemmen van cultureel erfgoed BOEi en de BankGiroLoterij.
Tijdrovende processen
Toch was het niet alleen maar rozengeur en maneschijn tijdens het herbestemmingstraject. Een plaatselijke investeerder tekende bezwaar aan tegen de komst van het restaurant van Ronald en Tamara, een zaak die uiteindelijk in de rechtszaal moest worden beslecht. Ook moest het bestemmingsplan worden gewijzigd, want daarin was er te weinig ruimte om het industriële gebouw een andere functie te geven.
Deze processen namen veel tijd in beslag. Gelukkig bleef het echtpaar vasthouden aan hun ambitie. Hun in 2015 geopende restaurant bevindt zich in het voormalige ketelhuis van De Lynden, terwijl in het nog steeds oude machines glanzen. Deze doen denken aan de oude tijden waarin er nog liters water hun weg vonden door de pompen van het stoomgemaal.
Om van een pompend gemaal een bruisend restaurant te maken, moest er heel wat gebeuren. Het Steunpunt Monumenten en Archeologie bracht dit verloop nauwgezet in beeld. Ze onderzochten niet alleen de nieuwe functie van het project en het proces, maar benadrukken ook de succesfactoren, lichten de struikelblokken uit en geven als conclusie tips, met als doel inspiratie te bieden voor vergelijkbare herbestemmingsinitiatieven in de toekomst.
Publicatiedatum: 07/12/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.