In de negentiende eeuw droegen in West-Friesland, net als in andere delen van Noord-Holland, de vrouwen die zich dat konden veroorloven een ‘burgerdracht’: een min of meer modieuze japon of jak en rok. Op het hoofd droegen ze daarbij door de week meestal een eenvoudige hul. Op zondagen en bij bijzondere gelegenheden kwamen de kostbare sieraden tevoorschijn: een oorijzer en een kanten muts, de kap, die met fraai versierde spelden en naalden werd vastgezet. Prenten uit de bekende serie van Valentijn Bing en Jan Braet von Ueberfeld laten deze dracht goed zien.
De kappendoos van Maartje Liefhebber-Best
Om die kostbaarheden goed te bewaren kwam een kappendoos goed van pas. In de collectie van het Zuiderzeemuseum bevindt zich zo’n doos met bijbehorende inhoud. Het kappenstel bestaat uit een gouden oorijzer, een kanten kap, een tussenmuts van geborduurde tule, gouden ‘blokspeldjes’ met een schelpvormig ornament, zilveren kapspelden met roosgeslepen diamanten en een voorhoofdsnaald en zijnaalden van goud, eveneens bezet met roosgeslepen diamanten.
De sieraden zijn vervaardigd door de firma Gebr. Rozendaal uit Hoorn, een bekende juwelier/goudsmid, gespecialiseerd in streekdrachtsieraden. Roosgeslepen diamanten werden veel gebruikt in streekdrachtsieraden. De roosdiamanten in deze voorhoofdsnaald zijn uitzonderlijk groot. Ook de versieringen op de ‘boeken’ (zijstukken) van het oorijzer zijn rijk uitgevoerd.
De draagster van dit kappenstel was Maartje Best, geboren op 16 maart 1881 in Berkhout. Zij trouwde op 26 april 1903 met Germent Liefhebber uit Hoogwoud, landbouwer van beroep. De sieraden zijn gemerkt met het merkteken (jaarletter) van het jaar 1903, dus mogelijk is de sieradenset een huwelijkscadeau voor Maartje geweest.
De kappendoos is ouder, die was eigendom van Trijntje Best-Clay, de moeder van Maartje. Wellicht heeft Trijntje die ook ter gelegenheid van het huwelijk aan haar dochter geschonken. Naast het kappenstel horen er nog meer voorwerpen bij de kappendoos: een gouden kluwenhaak en een medaillon met portretfoto’s van een echtpaar, mogelijk Maartje Liefhebber-Best en haar echtgenoot.
Wat ontbreekt zijn het zwarte ondermutsje en de ‘toertjes’, de losse lokjes van (nep-)haar die aan weerszijden van het voorhoofd werden gedragen. De rijkdom van de sieraden laat zien dat Maartje uit een welgestelde familie kwam. Waarschijnlijk was haar vader een rijke hereboer.
Het ‘zetten’ van de kap en het gebruik van de kappendoos
Het zetten van de Noord-Hollandse kap met oorijzer vraagt concentratie en nauwkeurigheid. Direct op het hoofd wordt een zwart ondermutsje gedragen. Daar overheen komt de tussenmuts van geborduurde tule. Die past precies onder het blauwe gaas van de bol van de kanten kap, zodat het borduurwerk mooi zichtbaar is.
Dit alles wordt op ingenieuze wijze vastgezet met een voorhoofdsnaald, twee zijnaalden, twee grote kapspelden boven de boeken en twee blokspeldjes op het voorhoofd. Toertjes of strengen van gevlochten (nep)haar maakten de hoofdtooi compleet.
De kapspelden, zijnaalden en voorhoofdsnaald moeten in de goede volgorde en op de juiste wijze geplaatst worden, zodat het oorijzer en de kap netjes en strak op het hoofd staan. Een kappendoos was bij dit werk erg gemakkelijk en werd daarom ook veel gebruikt. In het deksel is een spiegel gemonteerd, die naar voren draait en op de voorrand vastgezet wordt.
Daaronder is ruimte voor het oorijzer, de naalden en de spelden. In de lade onderin passen de ondermutsjes en andere sieraden zoals het bloedkoralen snoer, oorhangers en broche. De kanten kap werd afzonderlijk opgeborgen zodat de gesteven en geplooide staart niet kon kreuken.
Veranderingen in de dracht
Bij vergelijking van de prenten van Bing en Braet uit de negentiende eeuw, met een veel later portret, van Anna Jacoba Kraaijeveld – de Waard uit 1985, is te zien hoe de vorm van de kap in de loop der tijd veranderd is. De boeken zijn kleiner geworden en de versiering eenvoudiger. De geplooide kantstrook in de nek, die halverwege de negentiende eeuw nog vaak soepel op de schouders hing, werd in latere perioden ook steeds sterker gesteven.
Uiteindelijk stond deze strook licht naar achter gevouwen, los van de schouders. Het oorijzer en de kanten kap van Maartje Liefhebber-Best hebben een vergelijkbare vorm. In 1985 werd de Noord-Hollandse dracht al lang niet meer dagelijks gedragen. Maar bij bijzondere gelegenheden is het ook in onze tijd nog steeds een geliefd kostuum. Maartje Liefhebber-Best heeft haar kostuum, met oorijzer en kanten kap, op hoge leeftijd nog gedragen. Zij overleed op 31 januari 1982, 100 jaar oud.
Auteur: Hilde Cammel, Conservator Zuiderzeemuseum
Dit verhaal is eerder verschenen op Modemuze.
Publicatiedatum: 29/12/2022
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
2 reactiesBeste mensen,
Ik heb nog wat mamma noemde ‘het kappenkistje’ van opoe Kok.
Dat was mijn betovergrootmoeder Marijtje Kok *06-12-1829 te Venhuizen. Ze ging als dienstmeisje vanuit Berkhout naar de Zaanstreek en trouwde 1851 te Wormer met Maarten Koster, weduwnaar van Bregje Smit (3 kinderen). Ze was toen 22 jaar.
Mijn moeder heeft haar kappenkistje altijd bewaard, maar de inhoud was er toen al uit. Alleen een speld van haar kap heb ik nog, ook bewaard door mijn moeder.
Waar de rest is gebleven wist mamma ook niet. Haar overgrootmoeder Marijtje Kok overleed (19-03-1914) een paar maanden voor mamma op 25-10-1914 te Wormer werd geboren.
Haar kappenkistje is veel eenvoudiger, ze was ook maar een ‘boerenmeid’ staat op haar huwelijksinschrijving…
Nog even een toevoeging/verbetering:
U schrijft West-Friesland met een streepje er tussen, maar dan gaat het over het westen van de provincie Friesland. Het moet zijn Westfriesland, dus zonder streepje.