Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

‘Die stoffen van tegenwoordig, dat is toch niks’

Dat er een grote variatie is in de klederdracht van bewoners rondom de Zuiderzee laat de tentoonstelling ‘Jong gekleed, Oud gedaan’ in het Huizer Museum zien. Het is de eerste keer dat vijf musea rondom de voormalige Zuiderzee, dat sinds de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 IJsselmeer heet, de handen ineen slaan.

In het Huizer Museum treffen we Adrie Kruijmer (74) in klederdracht aan. Ze draagt de kleren van haar tante, die in 2007 op 98-jarig leeftijd overleed. Samen met een nicht van haar, die 104 werd, was ze de laatste vrouw in Huizen die nog in klederdracht liep.

Toen de haven van Huizen in 1850 werd geopend, liep iedereen nog in traditionele kledij, vertelt ze. “Vissers droegen jekkers en gebreide truien. Het waren kleren die tegen zout water moesten kunnen. Na het in gebruik nemen van de haven, is de vissersvloot ontzettend gegroeid. Huizers, die van oudsher handelaren zijn, gingen in botters investeren. In die tijd gingen ze met zo’n 180 à 190 botters de Zuiderzee op; Huizen had zo’n beetje de grootste vissersvloot van het IJsselmeergebied.”

Ze visten op botjes. Dat waren kleine scholletjes die lekker van smaak waren. Om die reden werden Huizer vissers botboertjes genoemd. Die botjes werden vervolgens in kruiwagens geladen, waarmee kinderen van 12, 13 jaar naar de villa’s in het Gooi liepen om ze daar uit te venten. “Je had in die tijd grote gezinnen, met soms wel twaalf kinderen; iedereen moest een steentje bijdragen.”

Eén keer per jaar trokken de Huizer vissers naar de eilanden van de Waddenzee om ansjovis te vangen. “Dat was dure vis, die veel geld opleverde, waarmee ze hun botter voor een flink deel konden afbetalen. Mijn familie, en dan ga ik vier generaties terug, reisde zelfs naar Lissabon om te leren hoe je ansjovis moet inleggen. Ze waren best wel ondernemend.”

Klederdracht in het Huizer Museum. Beeld: Netwerk Zuiderzeecollectie.

Twintig rokerijen

Behalve op botjes, werd er ook op haring gevist. “Je had in die tijd wel twintig rokerijen in Huizen. Door het roken met snippers eikenhout werd de vis gaar en dat gaf een bijzondere smaak. Dat roken deden de vrouwen als de vloot binnen kwam, zo rond vijf uur in de ochtend. De verse vis moest meteen verwerkt worden. Dat was vies en zwaar werk, dat soms door meisjes van 13 jaar werd gedaan, maar ja, je moest geld verdienen.”

“De haring die hier gerookt werd ging zelfs naar Duitsland, naar Hannover en Keulen. Dat deden ze met de trein. En soms werd er méér haring gevangen dan de rokerijen konden verwerken. Mijn moeder herinnert zich nog dat het, toen ze als meisje van zes naar de haven liep, behoorlijk stonk op het land, omdat de overgebleven haring – als mest – over de grond werd uitgespreid.”

Ik werp nog een laatste blik op de traditionele wollen kledij die Adrie draagt. “Hoe het zit? Fantastisch! Het is zuiver wol. En helemaal gevoerd, dus het kriebelt niet.”

Traditionele hoed in het Huizer Museum. Beeld: Netwerk Zuiderzeecollectie.

Kappen met stijfsel

Emmy Zitman is vrijwilliger bij het Huizer Museum. Ze is lerares bij de landelijke modevakschool Ensaid, weet veel van kleding af en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de tentoonstelling. Wat was nou karakteristiek voor de kleding die vroeger in Huizen werd gedragen? “Dat de vrouwen een hele slappe kap droegen, die door stijfsel strak wordt gehouden. De meeste anderen kappen werden door een ijzeren draadje, met daaromheen katoen, overeind gehouden.”
Bij slecht weer kon je er dus maar beter niet de straat mee op, want dan zakte je hoofdtooi in elkaar.

“Die kappen zijn eigenlijk uit mutsjes ontstaan,” legt ze vervolgens uit. “Maar omdat de vrouwen zich wilden onderscheiden, werden die kappen alsmaar hoger en werd er steeds meer kant in verwerkt.”

Bij de mannen was er verschil tussen wat vissers droegen en wat de boeren aan hadden. “De vissers droegen een schitterend zwart jak, een soort van jasje dat van een mooie, geruwde wollen stof was gemaakt. Daaronder droegen ze een paarse baatje, een soort onderjasje van heel dik, vervilt wol. Dezelfde stof waar ook bajen rokken van werden gemaakt. Het waren hoogwaardige wolsoorten en best wel duur; je moest er soms wel een jaar voor sparen.” Onnodig te zeggen dat het geen kleding voor doordeweekse dagen was. Dit was kleding die je zondag aantrok, met zilveren knopen die aan de broek vast zaten. “Doordeweeks droeg je als visser, net als de boer, een kiel, wat je de voorloper van het overhemd zou kunnen noemen.”

Kraaltjes

En de boeren, hoe zat het daarmee? Die droegen ’s zondags een wollen befje waarin kraaltjes waren genaaid. “Dat was ook héél apart; stropdassen had je toen nog niet.”

Maar vlak de vrouwen ook niet uit, want die droegen des zondags als sieraad een zilveren oorijzer  met gouden stiften onder hun muts. “Onder dat sieraad zat weer een mooi geborduurd mutsje dat je eigenlijk nauwelijks zag. Dat kon je niet zelf opzetten, want je kon niet zien hoe je de speldjes moest doen. Daar had je dus de buurvrouw voor nodig.”

Emmy weet niet of ze zelf in klederdracht zou willen lopen, maar één ding weet ze wèl: dat ze die stoffen van tegenwoordig maar niks vindt. “Mensen die mooi zijn aangekleed zie je toch bijna niet meer. Vind ik jammer. Ik houd van stoffen van mooie kwaliteit. Ik houd van natuurlijke stoffen als wol, zijde en katoen, want op natuurlijke stoffen komen de kleuren zoveel mooier uit dan op synthetisch materiaal.”

Traditionele babykleding in het Huizer Museum. Beeld: Netwerk Zuiderzeecollectie.

Van dood tot doop

De tentoonstelling ‘Jong gekleed, oud gedaan’ is tot en met 6 januari 2018 in het Huizer Museum te zien.
De expositie legt uit dat je aan de kleding kon zien waar je vandaan kwam, hoe oud je was, wat je huwelijkse staat inhield, of je al dan niet in de rouw was en of het een doordeweekse dag of een zondag betrof. Kortom, hoe het leven in dracht was, van doop tot dood, van Wieringen, Marken, Huizen, Spakenburg, tot Urk en Dokkum.

Kasper Jongejan, die zich zowel door de traditionele dracht van Marken en Huizen als door de hedendaagse kleding van etnische bevolkingsgroepen in zijn woonplaats Almere laat inspireren, laat ook wat van zijn werk zien.
Op de opening van de tentoonstelling in Huizen was tevens modeontwerper Thijs Adriaans aanwezig, die geïnteresseerd is in Nederlandse streekdrachten. De video’s die hij in dat kader maakt, zijn hier te bekijken.

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 09/11/2017

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.