Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

De Cruquius: Pompen of verzuipen

Dag en nacht pompte het stoomgemaal De Cruquius. Jarenlang zwoegde het gevaarte, totdat in juli 1852 de ‘waterwolf’ was getemd. Definitief.

Het was een kwestie van pompen of verzuipen. Het kolossale Haarlemmermeer moest leeg gepompt, wilde Amsterdam niet een grote kans lopen onder water te staan. Bij een zware zuidwester storm had het water al door de straten geklotst. Aan het werk dus. Maar hoe?

Al eeuwen geleden waren plannen uitgewerkt om windmolens in te zetten. Je moest hier ruim 150 bouwen wilde je een kans maken. En al die molens zouden pas na dertig jaar het meer droog kunnen leggen. Daar was destijds geen beginnen aan. Sinds kort was echter de stoommachine uitgevonden. Dat bood perspectief.

Naar zee

Makkelijker gezegd dan gedaan overigens. Want al het water dat de drie geplande stoomgemalen omhoog zouden halen, moest ook ergens heen. Naar zee natuurlijk. Maar hoe? Besloten werd om eerst een Ringvaart rond dat grote meer te graven. Via die Ringvaart kon men het water over het Spaarne en het IJ naar de Zuiderzee afvoeren. En in het zuiden, bij het gemaal De Leeghwater, via de Oude Rijn naar Katwijk.
Graven dus. Met de schep! En dat over een afstand van 60 kilometer. Helemaal om het meer heen. Acht lange jaren deden de polderwerkers er over. Intussen waren andere stoere mannen al begonnen met het graven van brede diepe putten op de plekken waar de drie stoomgemalen zouden verrijzen.

Foto uit Provinciale Atlas. Gooijer, C. de. Noord-Hollands Archief.

Een van de drie was De Cruquius, gelegen aan de Ringvaart naast de weg tussen Hoofddorp en Heemstede. Het vroegere stoomgemaal is nu een museum dat het verhaal toont van het droogleggen van het Haarlemmermeer. Kees Roos, een van de meer dan honderd vrijwilligers van het museum, leidt me rond en schetst hoe in de loop van de eeuwen drie betrekkelijk bescheiden meren dankzij het weggraven van turf en het afkalven van de oevers steeds groter werden. Tot het water op een kwade dag de laatste stroken tussenliggend land wegsloeg en er één groot meer klotste in het hart van Holland.

Natte voeten

De stedelingen van Leiden kregen wateroverlast bij noordooster storm. En de Amsterdammers bij loeiende zuidwesten winden. Sterker nog: als de smalle strook land bij Halfweg tussen het grote IJ en het Haarlemmermeer door het woeste water zou worden opgeslokt, was de ellende niet te overzien. Dan zou Amsterdam verloren zijn.

Actie vereist! Koning Willem I had zijn jeugd in Engeland doorgebracht en had daar gezien hoe je de tinmijnen in Cornwall met stoommachines droog kon malen. Moderne stoommachines waren eind 18 e eeuw uitgevonden. Die nieuwe techniek wilde Willem I inzetten voor het droogleggen van het Haarlemmermeer. In De Cruquius zie je wat een indrukwekkende stoomketels daar voor nodig waren. En wat voor een kolossale pomp. Het museum kent een aparte stoomploeg van vrijwilligers
die het mechanisme onderhouden.

Balansarmen

Loop even met Kees Roos mee naar de pomp, waardoor de grote ijzeren balansarmen die je aan de
buitenzijde ziet, op en neer bewegen. Acht armen telt De Cruquius. Het gemaal De Leeghwater, in de buurt van de Kaag, dat iets eerder gebouwd is dan De Cruquius, telt elf armen. Dat oneven aantal had wellicht invloed op de balans van het gemaal, daarom is besloten De Cruquius er acht te geven.

Interieur van stoomgemaal ”Cruquius”. Tekening in Oost-Indische inkt door Cornelius Ekama (1824-1891). Collectie Kennemerland, Noord-Hollands Archief.

Kees Roos sluit enkele hekjes met oog op de veiligheid en zet met een simpele druk op een knop het gevaarte aan het pompen. Je mist het sissen van het stoom, want de rol van dit gemaal is uitgespeeld. Dankzij het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) is dit monument gelukkig behouden als levende illustratie van industriële vormgeving uit het midden van de 19 e eeuw.

Eiken heipalen

De stoere toren van het zware gebouw met de balansarmen rust op een fundering van 400 eiken heipalen; daarnaast waren 1200 dennen heipalen geslagen met een lengte van 12 meter. Vanuit een diepe put zijn de palen de grond in gestampt. Na enkele jaren heien en bouwen kon begin 1849 de stoommachine proefdraaien. En niet veel later werkte dit gemaal op volle toeren en pompten de acht balansarmen per slag (vijf slagen per minuut) wel 64.000 liter per slag de Ringvaart in.

Jaren moest er worden doorgepompt door de drie stoomgemalen, voordat in de zomer van 1852 het Haarlemmermeer eindelijk droogviel. Daarmee was de ‘waterwolf’ definitief getemd. Nu landen er vliegtuigen op de bodem van het droog gelegde Haarlemmermeer.

Cruquius Museum, dat jaarlijks zo’n 26000 bezoekers ontvangt, en het Historisch Museum Haarlemmermeer (nu nog in Hoofddorp) werken sinds enkele jaren nauw samen. Het plan is bij De Cruquius een paviljoen neer te zetten en zo in beide musea, aldus directeur Elise van Melis, ‘het verhaal te vertellen van 2000 jaar land, water en lucht en de oer-Hollandse strijd tegen het water.’

Kijk voor meer inforamtie over openingstijden en toegangsprijzen op de website van het museum.

Tekst: Jan Maarten Pekelharing

Dit verhaal is onderdeel van het thema ‘Kleine musea van Noord-Holland’: verhalen over (ten onrechte) minder bekende musea. Bekijk hier alle verhalen binnen dit thema.

Publicatiedatum: 01/02/2019

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.