Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

De windhandel van 1720

“Achteruit!” De wachters van de schout brulden de woedende arbeiders toe. Glasscherven vlogen in het rond en er vielen rake klappen. Met geweld slaagden de Amsterdamse schout en zijn mannen erin om de arbeiders naar buiten te drijven. Het meubilair van het Engelsche Koffiehuis in de Amsterdamse Kalverstraat was kort en klein geslagen en de aanwezige actiënhandelaren waren er slecht aan toe. Ze waren mishandeld en erg geschrokken, maar door de tussenkomst van de schout en zijn wachters waren er tenminste geen doden gevallen. Deze rellen op 5 oktober 1720 maakten deel uit van de eerste grote internationale kredietcrisis. Dit arbeidersprotest werd de Actiepest genoemd, alsof ze vernoemd was naar de Zwarte Dood, door de snelheid waarmee ze zich verspreidde door het hart van de stad. De handelaren in actiën (aandelen) hadden de crisis veroorzaakt en werden daarvoor gestraft door de boze arbeiders. Het begon allemaal enkele jaren eerder in Frankrijk, waar één man bijzonder veel invloed wist te verwerven op de financiële markten.

John Law was een gewiekste man. Hij was econoom, Schot van geboorte en hij was ter dood veroordeeld wegens moord. In 1694 wist hij met behulp van geld en goede contacten uit de Newgate gevangenis in Londen te ontsnappen en naar Amsterdam te vluchten. Hij was in Engeland ter dood veroordeeld, omdat hij in een duel om de gunst van een vrouw zijn opponent had gedood. Bovendien had hij meer vijanden in Engeland, want ondanks zijn goede afkomst had hij torenhoge schulden door zijn gokverslaving. Schulden die hij niet van plan was om terug te betalen.

Portret van John Law, 1720. Prentmaker: Leonard Schenk. Collectie Rijksmuseum, objectnummer: BI-B-FM-035-3.

Eenmaal veilig in Amsterdam kreeg hij als econoom de kans om het plaatselijke bankensysteem te bestuderen. Hoewel de echt gouden tijden voor de koopvaardij van het welvarende Amsterdam zo langzamerhand wel voorbij waren, was het systeem nog altijd een walhalla voor economen. In bijna een eeuw van welvarend koopmanschap had dit systeem van lenen en betalen zich langzamerhand kunnen ontwikkelen tot een zeer betrouwbare tak van het bankenstelsel. Law probeerde Holland enthousiast te krijgen voor het oprichten van een staatsloterij, maar dat mislukte. Eerder had hij al geprobeerd om in Engeland en Schotland toegang te verkrijgen tot de financiële top via banken en parlement, maar ook dat was hem niet gelukt. Gedesillusioneerd vertrok de avontuurlijk ingestelde Law naar het zuiden van Europa. Hij weigerde op te geven en ondernam in het noorden van Italië pogingen om invloed te krijgen op het bankenstelsel. Ook dit mislukte tot tweemaal toe.

Portret van Filips van Orléans, Claude Duflos, 1715. Collectie Rijksmuseum, objectnummer RP-P-1959-387.

Zijn laatste poging waagde Law in 1716 aan het Franse hof. In Frankrijk was destijds hertog Filips d’Orléans aan de macht, voogd van de latere koning Lodewijk XV, die toen nog minderjarig was. De Franse staat had grote schulden. In 1715 was koning Lodewijk XIV, de ‘Zonnekoning’, gestorven. Om zijn macht uit te breiden had hij tijdens zijn regeerperiode vele kostbare koloniale oorlogen gevoerd met zijn Europese rivalen, tot in allerlei uithoeken van de wereld. Deze oorlogen hadden de schatkist uitgeput. Bovendien had de ‘Zonnekoning’ regelmatig grote feesten gegeven die de schuldenlast verergerd hadden. Frankrijk moest meer dan flink bezuinigen. John Law kwam op het juiste moment.

Hij bood aan het probleem van de Franse staatsschuld op te lossen, als hij het voor het zeggen kreeg. Hij zou de rijkdommen van de Franse kolonie Louisiana, gelegen in Noord-Amerika, gebruiken om zijn doel voor elkaar te krijgen. Volgens Law was Louisiana een ongelooflijk rijk en vruchtbaar land. De kusten lagen bezaaid met pareloesters en edelstenen en het goud en zilver lagen overal voor het oprapen. Daarbij was het land in potentie een ideaal handelscentrum, want doordat het gelegen was aan de rivier de Mississippi, was het goed bereikbaar. Frankrijk was, in Laws woorden, veel rijker dan het zelf dacht! De kolonie Louisiana kon volgens Law garant staan voor de Franse schulden.

Toen d‘Orléans akkoord ging met het voorstel van Law, kon die zijn economische experiment gaan uitvoeren. De kern was dat mensen zouden betalen voor papieren, mits ze geloofden dat ze die papieren konden inwisselen voor goud of andere kostbaarheden. Het was dus zaak voor Law om alles zo gunstig mogelijk voor te spiegelen, zodat mensen zoveel mogelijk geld voor zijn waardepapieren (actiën) zouden neertellen. In zijn tijd in Amsterdam had Law kennis genomen van de methodes van de stadsbank en van de VOC, de eerste beursgenoteerde handelsmaatschappij ter wereld. Hij wist dus hoe aandelen werkten. De Franse staat stelde hem in staat om een bank en een handelsmaatschappij op te richten: de Compagnie d’Occident. Het enige wat hem nu nog te doen stond, was de Franse bevolking overtuigen van de rijkdom van haar Noord-Amerikaanse kolonie, zodat het geld voor de aandelen zou binnenstromen. Als d’Orléans daarover een fikse belasting zou heffen, dan zou de enorme staatsschuld spoedig verleden tijd zijn, zo redeneerde Law. Bovendien zou het hem zelf geen windeieren leggen, aangezien hij en hij alleen aan de touwtjes trok van het complete financiële stelsel van Frankrijk.

In het systeem van Law zouden de aandelen gedekt worden door land of kostbaarheden, zoals zilver of goud, die in Louisiana gegarandeerd zouden worden aangetroffen. Hij had een heel plan ontwikkeld voor de exploitatie. Zijn Compagnie d’Occident zou als koopvaardijmaatschappij exclusief op dit land mogen varen. De Compagnie zou zelfs eigenaar worden van het land, zodat alles nog winstgevender zou worden. Ze kon dan stukjes land aan mensen verkopen, door middel van actiën. Deze aandeelhouders konden dan investeren in de kolonie en zouden aan het eind van het jaar delen in de onmiskenbaar enorme winst. De staat kon dan daarover weer flinke belastingen heffen om de staatsschuld te verminderen. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. En dat was het ook.

De crisis van 1720, Provinciale Atlas Noord-Holland.

Op de prent staat een brakende vrouw, met de tekst “al de actie drank maakt my kwalyk”. Zo verging het de Fransen eveneens. Dronken van hebzucht stortten zij zich op de actiën die Law uitgaf met zijn maatschappij. Law werd de machtigste financiële man van Frankrijk en hij was degene die de rijksbegroting bepaalde. Hij richtte een groot aantal kantoren op in de Rue Quincampoix, het financiële hart van Parijs. Om het aantal aandeelhouders te vergroten, werden de sommen die zij konden verdienen verhoogd. De aandelen werden verkocht aan ‘byzondere menschen’, waarmee natuurlijk de mensen werden bedoeld die rijk genoeg waren om het te betalen. Toch was er grote vraag naar de actiën, waardoor de prijzen konden stijgen tot meer dan vier maal de eerste inleg.

Apen bezig met de windhandel, ca. 1720. Prentmaker: Matthijs Pool, 1720. Collectie Rijksmuseum, objectnummer: RP-P-OB-9428.

De winst voor de aandeelhouders kon misschien zelfs oplopen tot wel zeshonderd procent! Dit was een investering die loonde! Ook d’Orléans zag dit in en maar liefst driekwart van de Franse schatkist werd geïnvesteerd in de Compagnie van John Law. Hierdoor leek de Compagnie betrouwbaarder en steeds meer mensen brachten hun geld naar de Compagnie. Om het al die aandeelhouders zo gemakkelijk mogelijk te maken, hoefden zij natuurlijk niet zelf af te reizen naar Louisiana om daar hun land te ontginnen en hun kostbaarheden te innen. De Compagnie zou daar zorg voor dragen, waardoor ze alleen in de Compagnie hoefden te investeren. Die zou dan aan het eind van het jaar alle winsten uitkeren. De aandelen kostten vijfhonderd livres, de Franse munteenheid van destijds. Op het hoogtepunt stond de koers van de aandelen op 2080 livres.

Frankrijk had in 1701 het briefgeld geïntroduceerd. Om aan de vraag van de aandeelhouders van de Compagnie te voldoen, drukte de staat steeds biljetten bij, net zoals Law steeds meer aandelen uitgaf. Toen uitkwam dat Louisiana lang zo rijk niet was, daalden de koersen in rap tempo, tot de aandelen niets meer waard waren. De mensen die zich wilden laten uitbetalen kwamen bedrogen uit en zagen niets van hun investering terug. Bovendien waren er zoveel bankbiljetten bijgedrukt, dat er in Frankrijk sterke inflatie optrad. Toen deze catastrofe zich had voltrokken, werd er van Law al gauw niets meer vernomen. Het gerucht ging dat hij het geld van de Compagnie verdeeld had met d’Orléans en Lodewijk XV en dat hij er vervolgens vandoor was gegaan om ergens als een vorst buiten Frankrijk te leven. Maar het verhaal van de crisis was nog lang niet voorbij.

Nog in hetzelfde jaar volgde een Engelse maatschappij het voorbeeld van Law. Ook daar kampte het hof met grote schulden, hoofdzakelijk veroorzaakt door koloniale oorlogen met andere Europese mogendheden, zoals Spanje en Frankrijk. De Engelse koning had het parlement opgedragen naar financiële middelen te zoeken die de staatsschuld konden verminderen. De Engelse South Sea Company bood daarop aan om de schulden over te nemen, mits ze actiën mocht uitgeven van honderd pond per stuk, om garanties voor het bedrag te hebben. De koning gaf zijn toestemming en voor vele honderden ponden werden er actiën verkocht. Ook hier stegen die actiën in rap tempo, zelfs tot het tienvoudige van de inleg. En ook hier bleken ze uiteindelijk niets waard te zijn en bleven er meer mensen in armoede dan in rijkdom achter. De aanstichters in Engeland werden uit hun ambt ontzet en moesten boetes betalen. Toch was daarmee de kous nog niet af. Het waren namelijk niet alleen Engelsen die zich hadden laten verleiden om actiën te kopen. Engeland dreef veel handel met andere zeevarende handelsnaties, waaronder Holland. Veel Amsterdamse handelaren hadden meegedaan aan de aandelenhandel van de South Sea Company. Sommige waren er steenrijk van geworden, andere straatarm. In Amsterdam kwamen banken zwaar in de problemen. Ook in de rest van de Republiek der Zeven Provinciën zagen handelaren kansen in de actiehandel.Tal van Koophandelsmaatschappijen werden opgericht. Niet in Amsterdam, want daar waren ze voorzichtiger geworden. Slechts de wisselbank mocht waardepapieren uitgeven die gedekt waren door winsten uit de koopvaardij. In veel andere plaatsen werden echter wel maatschappijen opgericht volgens dat principe.

Monument ter herinnering aan de dwaasheid van het jaar 1720. p een grote wagen gemend door een nar strooit de Fortuin van de Actien aandelen in het rond. De kar wordt getrokken door onder anderen personificaties van de compagnieën van de Zuidzee en Mississippi. Ze zijn te herkennen aan een opschrift. De wagen wordt door de Faam geleid in de richting van het armenhuis en gekkenhuis. Om de kar heen handelaren en gedupeerden. Rechts op de achtergrond het koffiehuis Quincampoix. Onderaan het embleem met de motto Schijn Bedriegt in het Latijn. In het onderschrift de verklaring van de voorstelling in het Frans en Nederlands. Bernard Picart, 1720 . Collectie Rijksmuseum, objectnummer FMH 3553-(18b).

In Holland, Zeeland, Utrecht en daarbuiten schoten ze als paddenstoelen uit de grond. Rotterdam, Delft, Den Haag, Hoorn, Monnikendam, Purmerend, Medemblik, Alkmaar, Edam, Weesp, Muiden, Middelburg, Vlissingen, Veere, Utrecht, Woerden, Zwolle, Hasselt, Steenwijk. Overal waar kapitaal te vinden was, verschenen maatschappijen voor handel, koopvaardij, assurantiën, en andere commerciële doeleinden. Alleen Gelderland deed aan deze handel niet mee, want daar werd het verboden. Toen Harlingen dergelijke maatschappijen wilde oprichten, werd de handel ook in Friesland verboden. Holland investeerde 4,8 miljoen in de noodlijdende West-Indische Compagnie. Op het hoogtepunt ging er voor meer dan driehonderd miljoen gulden aan aandelen om in de Zeven Provinciën gezamenlijk. Ter vergelijking: een kilo roggebrood, een belangrijk voedingsmiddel destijds, kostte ongeveer twee à drie stuivers.

Spotprent, 1720. Centrale voorstelling van het koffiehuis Quincampoix in de Kalverstraat, het centrum van de actiehandel te Amsterdam, 1720. In de omlijsting verwijzingen naar projecten te Muiden, Utrecht, Harlingen, Weesp, Rotterdam en de Mississippi. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BI-B-FM-035-12.

De geldkoorts had zo toegeslagen dat er zelfs in Woerden en Utrecht, plaatsen die niet eens aan zee lagen, voor miljoenen in zeevaart en koopvaardij werd geïnvesteerd. Volgens gladde praters zou een kanaal door het Eemland voor grote concurrentie zorgen met Amsterdam, de belangrijkste handelsstad van de gezamenlijke Provinciën. Dat kanaal kwam er niet. Steevast werden de bedragen die maatschappijen zouden omzetten hoger ingeschat dan ze in werkelijkheid waren. Dat dit nooit lang goed kon gaan laten enkele teksten op de spotprent zien. De dikke vrouw op het wijnvat draagt een pan op haar hoofd met de tekst ‘Vetpot’ en op de ton staan de woorden “Actie soopjes te koop”, een verwijzing naar de producten waar de actiënhandelaren in handelden. De vrouw links van haar draagt een bord met de tekst “Wafel Eyzer voor de Nieuw gebakken Acties”. Om haar middel hangen de producten ‘Assuransie’ en ‘Verpanding’, allemaal verwijzingen naar de producten waarin zo gulzig gehandeld werd.Waar toneelschrijvers, dichters en tekenaars spottend voor gewaarschuwd hadden, gebeurde. De beurzen stortten in, slimme handelaren wisselden snel hun actiën in voor zilver en de actiën die overbleven waren niets meer waard. Ook in Holland liep de inflatie op, maar lang niet zo erg als in Frankrijk. De problemen waren van een andere aard. Doordat het meeste kapitaal dat Holland bezat opging aan handel in papieren, stortte de werkelijke handel in – het geld kon immers maar een keer worden uitgegeven –, waardoor vissers, boeren, marktkooplui, ambachtslieden en middenstanders in de problemen kwamen.

Het eiland Gekskop, Spotprent, Het eiland Gekskop, 1720. Kaart van een eiland in de vorm van de kop van een nar. Aan de linkerkant een oproerige menigte voor het koffiehuis Quincampoix in Amsterdam, rechts de zeilwagen met vaandel: na Viane. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BI-B-FM-076-57.

Op 5 oktober 1720 kwamen de spanningen tot een uitbarsting met de Actiepest bij het Engelsche koffiehuis in Amsterdam, een verzamelplaats voor aandelenhandelaren. De schout en zijn wachters moesten ingrijpen om een mogelijke lynchpartij te voorkomen. De slag tussen de ‘Smullende Bubbel Heeren’ en de ‘Aanstaande Armoede’ is afgebeeld op de prent. Een dikke vrouw die wildgebraad en drank tot haar beschikking heeft op haar door mannen en vrouwen voortgetrokken wagen moet de ‘Smullende Bubbel Heeren’ uitbeelden, de beurshandelaren die door de bevolking als oplichters werden beschouwd, omdat ze leefden van de handel in papiertjes zonder hard te werken voor hun brood. Zij neemt het op de prent op tegen een magere marktkoopvrouw die de vangst van de vissers aan de man moet brengen. In plaats van een wijnvat, zit zij in een mand. Zij moet de ‘Aanstaande Armoede’ voorstellen, de arme bevolking die zich geen vlees en wijn kan permitteren. Op een vlag boven hun hoofden staat de ironische tekst: “Viva de Compagnie die ons doet vrolyk leven, schoon Armoede ons op ’t end den doodsteek dreigt te geven.” Deze spreuk geeft de afgebeelde situatie bondig weer: wie handelt in wind, ondermijnt de betrouwbaarheid van de werkelijke handel.Van de speculanten in Holland werden enkelen rijk, maar de meesten eindigden arm.

Spotprent, John Law op de ezel van Sancho Panza, 1720. Collectie Rijksmuseum, objectnummer: BI-B-FM-035-25.

Amsterdam, de belangrijkste handelsstad, verbood de ‘windhandel’ op straffe van een boete. Holland kwam er uiteindelijk weer bovenop, net als Engeland en Frankrijk. En wat gebeurde er met die schurk en oplichter John Law, nadat hij er met het Franse geld vandoor was gegaan? Die was in werkelijkheid lang niet zo rijk geworden als iedereen dacht. In Frankrijk en in zijn thuisland kon hij zich niet meer vertonen. Dat hij de machtigste financiële man van Frankrijk was, had hem persoonlijk weinig meer opgeleverd dan de hoon en de woede van de Franse bevolking. Hij vluchtte naar Noord-Italië en in 1729 stierf hij in Venetië op 57-jarige leeftijd als een berooid man. Omdat niemand Law serieus nam als econoom, probeerde hij onder een pseudoniem een positief boek te schrijven over de grootse daden van de econoom John Law, om de lezers te overtuigen van zijn grootse daden, zonder dat zij wisten dat Law het zelf geschreven had. Een zielige poging, maar zelfs daarin werd hij ontmaskerd.

In de twintigste eeuw veranderde het beeld over Law met terugwerkende kracht. Hij wordt thans door economen gezien als de grondlegger van het huidige betaalsysteem met papiergeld. Law was namelijk degene die bedacht had dat waardepapieren of bankbiljetten gebruikt kunnen worden als betaalmiddel, wanneer ze gedekt zijn door kostbaarheden zoals goud of zilver. Alle moderne staatsbanken hebben een munteenheid waarvoor de nationale goudvoorraad garant staat. Zo kreeg Law toch nog postuum eerherstel, ondanks dat al zijn experimenten in zijn eigen tijd de mist in gingen, al had hij de Franse  staatsschuld in 1720 wel bijna gehalveerd. Hij wordt niet langer gezien als een oplichter, maar eerder als een tragische figuur die zijn tijd ver vooruit was. Inmiddels worden zijn theorieën succesvol toegepast. Alhoewel, de huidige crisis vertoont toch wel enkele verdachte overeenkomsten met die van 1720…

Tekst: Halde van Rijn

Publicatiedatum: 26/03/2012

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.