Het Gat van Bergen
Tussen Wervershoof en Bergen heeft altijd al water gestroomd; eerst als verlengde van de rivier de IJssel en veel later als een enorme ‘slufter’ waar zeewater tot diep in het West-Friese land kon doordringen. Dat binnenlopen van het zeewater, vol met zand en klei, heeft uiteindelijk West-Friesland gevormd. Toen de activiteit van de zee was afgenomen en de kleigronden waren ingeklonken, bleven de zandige bodems van de geulen als ruggen in het landschap achter.
Eerste bewoners
Als eerste bewoners moeten we de mensen van de Enkelgrafcultuur aanwijzen, die zich al rond 3000 v. Chr. langs de verlanden geulen vestigden. Zij moesten echter na enkele eeuwen weer verhuizen vanwege het opnieuw binnendringende zeewater. Rond 2000 v. Chr. werden de omstandigheden weer beter en zien we de eerste pioniers zich vestigen op de hoogste punten, zoals het zandige duin bij Zandwerven. Korte tijd later werd bijna overal gewoond en landbouw bedreven.
Bootachtige huizen in rijen naast elkaar
De meeste van de opgegraven boerderijen hebben een ‘drieschepige’ plattegrond; dat wil zeggen dat zich tussen twee palenrijen het middendeel van het huis bevindt en dat aan weerszijden van dat centrale deel nog een ruimte was tot aan de buitenmuur. De wanden van de huizen waren niet helemaal recht, maar enigszins naar buiten uitgebogen zoals bij een boot. De boerderijen stonden halverwege de flank van een geulrug, in rijen naast elkaar, elk met eigen erf en akkers. Zij werden vaak verbouwd en uitgebreid, omdat ze niet van duurzaam hout gebouwd waren en snel aan herstel toe waren. Er groeiden in het West-Friese land eigenlijk alleen elzen en wilgen. Op de akkers werd voornamelijk gerst en tarwe verbouwd en de veestapel bestond voornamelijk uit koeien, schapen en een enkel paard. Honden bewaakten niet alleen het erf, maar werden mogelijk ook gegeten….
Vuurstenen pijlpunten en tonvormig aardewerk
De gedachte dat alle werktuigen van de mensen uit de bronstijd van brons geweest zouden zijn, berust niet op de werkelijkheid. Natuurlijk waren er bronzen voorwerpen, maar schrabbers en pijlpunten waren nog steeds van vuursteen. Het aardewerk dat werd gebruikt was aanvankelijk min of meer tonvormig, maar werd steeds meer ‘dubbelconisch’, met een knik halverwege. Veel potten werden versierd met de indrukken van vingernagels.
IJzertijd met riet en veemoeras
Dat het einde van de bronstijdbewoning min of meer samenviel met het begin van de ijzertijd (rond 800 v. Chr.) is in West-Friesland toevallig, omdat hier toen weinig mensen meer woonden vanwege de steeds slechter (natter) wordende omstandigheden. Oogsten mislukten en dat betekende hongersnood en het wegtrekken van mensen naar elders. Rond 700 was het hele gebied vrijwel onbewoond en overdekt met riet en beginnend veenmoeras.
Auteur: Frans Diederik
Publicatiedatum: 06/10/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.