Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Cajanus in het Proveniershuis

In sprookjesboeken zijn reuzen heel gewoon, maar in het echt kom je ze zelden tegen. Het is dus logisch dat de Finse migrant Daniel Cajanus bij zijn komst in Haarlem meteen opviel. Wat wil je ook, met zijn lengte van zo'n 2,64(!) meter stak hij ver boven alles en iedereen uit.

Toen hij in 1745 zijn intrek nam in het Proveniershuis aan de Grote Houtstraat, moesten speciaal voor hem bed, tafels en stoelen gemaakt worden. Nog vele jaren na zijn dood, in 1749, deden anekdotes over hem de ronde. Zo zou hij ooit iemand die van hem een dampartij won een bemoedigend klopje op de rug gegeven hebben. De arme winnaar had dagen nodig om van die bemoediging te herstellen. Cajanus kon zijn pijp aansteken aan een straatlantaarn en wie hem in de verte zag, meende een man te paard te zien. Tot in de Nederlandse taal leefde Cajanus voort. Zeer grote voeten noemde men ‘Cajanusvoeten’.

Jeugd ten tijde van oorlog en plunderingen

Cajanus was de zoon van een lutherse predikant in het Finse dorp Paltamo. Hij is daar in 1703 of 1704 geboren, toen Finland nog een deel was van het Koninkrijk Zweden. Zijn vader zorgde ervoor dat hij een goede schoolopleiding kreeg; Cajanus was beslist geen spreekwoordelijke domme reus. Tijdens zijn jeugdjaren woedde de Noordse Oorlog (1700-1721) die een einde maakte aan de Zweedse overheersing van de Baltische Zee. Als deel van dat conflict rukte na 1710 een Russische legermacht op door Finland, richting Zweden. Dit ging gepaard met gruwelijke plunderingen en waarschijnlijk is dit de reden geweest dat Cajanus vertrok. In 1723 verbleef hij nog in Finland, maar daarna is hij waarschijnlijk nooit meer in zijn geboorteland geweest.

Foto van schilderij van B.Brand (op het Raadhuis) uit 1750.

Een rondtrekkende tentoonstelling

Cajanus’ reusachtige afmetingen hadden ten minste één groot voordeel: hij was een wandelende bron van inkomsten. Vorsten en vermogende burgers schiepen er een groot genoegen in hem in huis te hebben en te tonen aan hun gasten. Ze waren gaarne bereid hem daartoe niet alleen kost en inwoning aan te bieden, ze betaalden hem ook nog eens voor dit privilege.

Cajanus’ omzwervingen zijn niet precies in kaart te brengen. Hoogstwaarschijnlijk verbleef hij gedurende enige jaren aan het hof van de Poolse koning August II. August overleed in 1733 en kort daarna dook Cajanus op in Engeland. Waarschijnlijk verbleef hij enige tijd bij Graaf John van Montagu die opdracht gaf een portret van hem te schilderen. Dit portret bevindt zich nu in het nationaal museum van Finland in Helsinki.

Portret van Daniel Cajanus, Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem. Inventarisnummer NL-HlmNHA_53013646

Naar Nederland

In 1734 vinden we Cajanus terug in Amsterdam. Hij verbleef daar in de destijds zeer vermaarde herberg ‘Blauw Jan’. Achter die herberg bevond zich een exotische dierentuin met struisvogels, leeuwen en tijgers, apen, pauwen en wat niet al. Ook verbleven er reuzen, reuzinnen, dwergen en kunstenmakers. In dit etablissement vond Cajanus een passend onderkomen.

Vooral na Cajanus’ dood ontstond het gerucht dat hij met zijn omzwervingen langs Europese hoven een vermogen had verdiend. Uit zijn nalatenschap blijkt echter dat dit wel meeviel. Geheel onbemiddeld was hij echter niet. Aan verschillende mensen verstrekte hij onderhandse leningen. Onder hen bevond zich Jan Hendrik Metz, sinds 1727 herbergier van ‘Blauw Jan’. Metz’ echtgenote erfde in 1737 de herberg de Gouden Leeuw aan de Haarlemse Grote Markt. In de jaren na 1740 verbleef Cajanus regelmatig in Haarlem, waarschijnlijk in de Gouden Leeuw.

In het proveniershuis

In 1745 besloot Cajanus zich definitief in Haarlem te vestigen. Voor 2800 gulden verschafte hij zich een verblijfplaats in het Proveniershuis en wist zich zo tot aan zijn dood verzekerd van kost en inwoning. Na zijn dood in 1749 werd Cajanus begraven in de Grote Kerk. Zijn begrafenisstoet, op 3 maart, trok belangstellenden van heinde en ver en nog jaren later sprak men er over. Een dag later schreef de ‘Opregte Haerlemsche Courant’: ” (…) alzo zyn Lichaamsgestalte, om de ongemeene grootheyd zeldzaam was, zo is ook de Ceremonie van zyne Begraaffenis (…) ongemeen geweest. (…) Duyzenden van Aanschouwers waren op de been, om die ongemeene Lykstatie te zien.”

Bronnen

Bert Sliggers, ‘Daniel Cajanus (1702/03-1749): de reconstructie van een reus’ in Haerlem Jaarboek 1978 (Haarlem 1979) 9-46.

B.C. Sliggers en A.A. Wertheim, De tentoongestelde mens. Reuzen, dwergen en andere wonderen der natuur (Zutphen 1993) 73-76.

Beiden ter inzage in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief.

Publicatiedatum: 11/12/2010

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.