Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Boze begrafenisondernemers bestormen burgemeesterswoning

Op 31 januari en 1 februari 1696 was Amsterdam in de ban van een korte, maar grote volksopstand. Het stadsbestuur had besloten tot een nieuwe regeling en belasting op het begraven. Particuliere aansprekers, of begrafenisondernemers, voelden zich bedreigd en begonnen onder de bevolking te stoken met valse geruchten over de ongunstige effecten van de maatregelen. De groeiende volkswoede ontaardde uiteindelijk in een serie zeer gewelddadige rellen waarbij enkele regentenwoningen werden geplunderd en vernield.

Amsterdam tijdens Aansprekers oproer, 1696. Beeld: Stadsarchief Amsterdam

Het Aansprekersoproer: Vechten en vernielen tegen nieuwe begrafenis

Het Aansprekersoproer, ook wel Biddersoproer, is een van de vele opstanden tegen de voortdurende verzwaring van de belasting druk waarmee de aanhoudende oorlogen tegen Frankrijk werden gefinancierd; dit keer was een nieuwe accijns op begrafenissen vooral de aansprekers een doorn in het oog. Jacob Boreel, een van de burgemeesters van Amsterdam, vond dat de aansprekers te veel geld verdienden. Hij wilde naast de nieuwe belasting dan ook dat het tot dan toe vrije beroep van aanspreker een stedelijk ambt zou worden. Dit kwam er praktisch gezien op neer dat de burgemeesters familieleden of vrienden een ‘aardig’ baantje konden aanbieden.

Daarnaast kregen aansprekers te maken met nog vele andere nieuwe regels: op een boete van ongeveer zeshonderd gulden mocht er geen wijn meer worden geschonken bij een begrafenis, alle aansprekers moesten handschoenen dragen en in het zwart gekleed zijn met mantels, kragen en lamfers (soort rouwsluier die aan een hoed hangt) van dezelfde lengte als de mantel. Er werd een nieuw en strikt begravingtarief vastgesteld, maar de armen konden kosteloos begraven worden.

Oproerkraaiers op de Dam. De Dam tijdens het Aansprekersoproer, 1696, anoniem, 1696 – 1699. Beeld: Rijksmuseum

Parodie op de nieuwe begrafenis

Op 31 januari 1696 zou de nieuwe regeling in werking treden, maar de aansprekers die graag hun baan en inkomen wilden behouden staken daar een stokje voor. Ze begonnen het volk tegen de het stadsbestuur op te stoken door negatieve geruchten te verspreiden. Zo zouden de armen bij hun dood voortaan als oud vuil behandeld worden; ze konden niet meer in aanmerking komen voor een fatsoenlijke begrafenis en zouden in een ongeschilderde kist linea recta naar het kerkhof worden gebracht.

Binnen de kortste keren kwam het volk in opstand. Een grote stroom opstandige Amsterdammers trok naar de Dam en demonstreerde een parodie op de nieuwe wijze van begraven. De demonstratie liep uit de hand en een menigte demonstranten rukte op naar verschillende regentenwoningen en begonnen de daar aanwezige schutters te bedreigen. Zodra deze met waarschuwingschoten in de lucht reageerde, ontstond er paniek waarbij enkele schutters in de gracht belandden. Het startschot van twee dagen lang rellen, vechten en vernielen. Geschrokken stelden de burgemeesters de nieuwe begrafenisregels zes weken uit.

Plundering van het huis van kapitein Martinus Spaaroog, Simon Fokke, Jan Barend Elwe, 178. Beeld: Rijksmuseum

Met een lantaarnpaal door de voordeur

Later op de dag stond er een woedende menigte voor het huis van burgemeester Jacob Boreel aan de Herengracht. Hier brak een schermutseling uit tussen de schutters onder leiding van Martinus Spaaroog, hoofd van de Schutterij, en de boze Amsterdammers. Spaaroog reeg één van de demonstranten aan zijn degen en de schutters openden het vuur, waarbij twee burgers werden gedood. Het duurde niet lang of er werd een lantaarnpaal uit de grond getrokken, waarmee de demonstranten de voordeur forceerden. De schutters waren genoodzaakt zich terug te trekken en de menigte bestormde het huis.

De buren droegen de aan jicht lijdende burgemeester over de schutting terwijl op de achtergrond een uitgelaten plundering begon. Spiegels en porselein werden kapot geslagen, schilderijen uit de ramen op straat te pletter gegooid, kleding en boeken verscheurd, de wijnvaten leeggedronken en het behang van de muren gerukt.

Schutterij verjaagt de oproerkraaiers tijdens het Aansprekersoproer, 1696, Laurens Scherm, 1700 – 1725. Beeld: Rijksmuseum

Plundering na plundering

Oproerig volk trok bijna ongehinderd door de stad. Na het huis van Boreel ging de aandacht naar de huizen van andere regenten, waaronder twee oud-burgemeesters. Zij wisten de protesterende burgers lang genoeg aan de praat te houden om door de schutterij te worden ontzet, of wisten de mensen af te leiden door geld op straat te gooien. De schout, François de Vicq vroeg vriendelijk wat hij voor de demonstranten kon doen en kreeg hoge eisen voorgeschoteld. Hij gaf in alles toe om zijn eigen hachje te redden: “Dat sal altemaal afraken, weest maar tevreden, geef maar wat tijd en gaat maar vrijelijk ijder na zijn huijs”. Ondertussen gooide zijn vrouw haar beste goed over de schutting en smeekte hun kind de oproerlingen ‘papaatje’ en het huis te sparen. De menigte trok uiteindelijk naar het huis van Spaaroog, extra opgehitst door de dood van drie burgers bij de eerdere gevechten op die dag. Zijn inboedel werd volledig vernield.

De volgende dag ging het plunderen weer verder, waarbij de huizen van een koopman, een oud-burgemeester en andere rijke burgers werden bestormd. Niet alle plunderingen lukten. De schutterscompagnieën patrouilleerden door de stad en wisten een enkele aanval tegen te houden door het vuur op de opstandelingen te openen. Toen het huis van de joodse koopman Isaac de Pinto dreigde te worden geplunderd, alarmeerde een dienstmaagd de schutterij. De stadsoldaten kwamen in actie, bestormden het huis en slachtten een paar plunderaars in het huis af; twintig anderen werden gevangen genomen.

Executie van de deelnemers aan het Aansprekersoproer aan de Waag op de Dam links op de prent, hangend boven de knekelput op de Volewijk. Op de voorgrond een Plunderaar. Toegeschreven aan Pieter van den Berge, 1696 – 1737. Beeld: Rijksmuseum

Met de voeten naar buiten opgehangen

Door het harde optreden van de Schutterij tegen de opstandige menigte, werd het oproer na twee dagen toch vrij snel bedwongen. De aansprekers en andere demonstranten hadden hun doel wel bereikt, de nieuwe regeling voor het begraven werd niet doorgevoerd. Helaas moesten sommige demonstranten het echter met de dood bekopen. Zeven gevangenen kregen in de waag op de dam een doodvonnis. Twee “belhamels ofte roervincken” waren daar al eerder opgehangen om opstandige burgers af te schrikken. De stroppen werden aan twee grote spijkers in de muur aan de binnenkant van de waag vastgemaakt en de twee gevangen werden met de voeten naar buiten gestoken opgehangen.

In totaal zijn er ruim twintig mensen veroordeeld, minder dan de helft van de bijna vijftig opgepakte onruststokers. Twaalf werden er opgehangen voor het stadhuis op de dam. Vier vonden hun einde boven de galgenputten op de Volewijck (Schiereiland boven het IJ) en de rest van de veroordeelden vluchtten of verplicht naar Suriname werden gestuurd, waar ze naar het schijnt op de suikerplantages aan het werk werden gezet.

Auteur: Liza Koppenrade

Bronnen

Stadsacrhief Amsterdam.

Het Aansprekersoproer in 1696

Achtergronden van een oproer. Aansprekersoproer

Het aandeel van de schutterijen in het handhaven van de openbare orde en veiligheid

Simon Abramsz., Zomerloover. Deel 1. P. Noordhoff (Groningen 1930)

Knevel, Burgers, 241-243; Dekker, Holland, 32-34; Dekker, Oproeren, 37-107, 110-111; Oldewelt, ‘Hollandse voorlopers’, 127-141.

Publicatiedatum: 16/09/2015

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.