Steun nodig uit Amsterdam
Waarom de prins de soevereiniteit niet in Den Haag wilde aannemen, wordt duidelijk uit een brief die de Engelse gezant Clancarty verstuurde aan zijn minister van Buitenlandse Zaken Castlereagh. Hij was als adviseur met Willem meegekomen naar Nederland en schreef dat hij de ‘Hoogheid’ had gewezen op de mogelijkheid dat een haastige proclamatie tot soeverein in Den Haag, zonder overleg met Amsterdam, verkeerd zou kunnen vallen. De volksopstand tegen Napoleon was in november in Amsterdam begonnen en de Amsterdammers zouden wel eens beledigd kunnen zijn als ze gepasseerd werden.
Clancarty wilde zekerheid over de Amsterdamse steun voor prins Willem en hij had reden om te twijfelen of die er zou zijn. Het gewone volk van Amsterdam was Oranjegezind, maar een belangrijk deel van de maatschappelijke bovenlaag keek de kat nog even uit de boom. Niemand wist in die dagen zeker of Napoleon écht verslagen was. Bovendien was de verstandhouding tussen Oranje en de Amsterdamse elite in het verleden vaak slecht geweest.
Teruggave van het stadhuis
De Engelse gezant was niet de enige die de prins wees op de wenselijkheid om Amsterdam te vriend te houden. Ook het driemanschap dat na het plotselinge vertrek van de Fransen onder aanvoering van Gijsbert Karel van Hogendorp het Voorlopig Bewind vormde en Willem naar Nederland haalde, wist dat ze Amsterdam nodig hadden. Men wilde dat de prins de volgende dag bij aankomst in Amsterdam een gebaar zou maken door de teruggave van het stadhuis op de Dam aan te bieden. Het stadhuis was in de Franse Tijd door koning Lodewijk Napoleon tot paleis gemaakt. Ook deze raad volgde de prins op toen hij op 2 december in Amsterdam aankwam. De stadsregering nam zijn aanbod verheugd aan. Hij vroeg er wél bij of hij een aantal vertrekken van het gebouw zou kunnen blijven gebruiken bij toekomstige bezoeken. Amsterdam zou het stadhuis later weer kwijtraken, maar dat doet aan Willems gebaar weinig af.
Amsterdam in de Grondwet
De verklaring waarmee de prins op 2 december 1813 de soevereiniteit aanvaardde in het zojuist aan de stad teruggegeven ‘raadhuis’, was zorgvuldig geformuleerd. “Ik aanvaard wat Nederland mij aanbied, maar ik aanvaard het ook alleen onder waarborging ener wijze Constitutie, welke uwe vrijheid tegen volgende mogelijke misbruiken verzekert.” De expliciete verwijzing naar de grondwet in voorbereiding als garantie van burgerlijke rechten, stemde het wantrouwende gedeelte van de Amsterdamse elite wellicht wat milder over Oranje. Enkele maanden later zou ook de beëdiging en inhuldiging van de soeverein plaatsvinden in Amsterdam. Dat besloot de commissie die zich in de loop van december in Den Haag boog over de tekst van deze grondwet. Het oorspronkelijke (door Van Hogendorp opgestelde) ontwerpartikel over de inhuldiging vermeldde niet wáár dat zou gebeuren, maar de commissievergadering van 29 december bracht duidelijkheid. De commissie pleitte unaniem om aan de bepaling toe te voegen: “in de stad Amsterdam als hoofdstad”.
Verzoening met de Oranjes
Zo kwam Amsterdam in de grondwet te staan als de stad van de inhuldiging. Het is heel goed mogelijk dat Willem zelf hier de hand in had. In die richting wijst een losse notitie die hij tien dagen eerder liet opstellen voor Van Hogendorp waarin hij de gang van zaken bij zijn beëdiging behandelde. De prins ging als vanzelfsprekend ervan uit dat die “te Amsterdam als Hoofdstad” zou gebeuren. Sprak hier ook de Engelse gezant Clancarty als zijn adviseur een woordje mee? De beweegredenen van Willem om de soevereiniteit in Amsterdam te aanvaarden, lagen voor de hand: het verwerven van voldoende draagvlak. Amsterdam moest zich kunnen ‘verzoenen’ met de verheffing van een Oranje tot vorst. De verhouding tussen Oranje en Amsterdam was eeuwenlang gespannen geweest. Achter dat verleden diende een punt te worden gezet.
Twee dagen van plechtigheden
De beëdiging en inhuldiging op 30 maart werden voorafgegaan door de goedkeuring van de grondwet op 29 maart, een historische gebeurtenis in de Nederlandse geschiedenis. Enige honderden ‘notabelen’ die geacht werden het Nederlandse volk te vertegenwoordigen, gaven hun fiat in de Nieuwe Kerk. De dag erna legde Soeverein Vorst Willem in dezelfde kerk zijn eed op de grondwet af, waarna de voorzitter van de bijeenkomst namens de aanwezige notabelen aan hem trouw zwoer. De Amsterdamse stadsregering zag toe vanaf een ereplaats schuin tegenover de preekstoel links. Na de vereniging met België werd in 1815 de titel ‘Soeverein Vorst’ veranderd in ‘Koning’. Dit was geen gewone troonsopvolging en de plechtigheden duurder langer dan de inhuldigingen in later jaren. Men had er twee dagen voor uitgetrokken. Na de beëdiging brak een waar volksfeest los in de stad.
Onverbrekelijke band
Het feest kon beginnen en duurde tot in de kleine uurtjes. Het volk danste op de tonen van draaiorgels en vergaapte zich na het vallen van de duisternis aan de illuminatie. In de schouwburg sprak de als stedenmaagd van Amsterdam verkleedde actrice Johanna Cornelia Wattier-Ziesenis haar gelukwensen uit aan de aanwezige erfprins (de latere koning Willem II). De nieuwe vorst zelf bleef nog twee dagen in de stad. Op 2 april nam Willem I even buiten de Haarlemmerpoort afscheid van de Amsterdammers, niet zonder te verklaren dat de ontvangst in de hoofdstad onvergetelijk was geweest. Hij had ervan genoten en vertrouwde erop dat de afgelopen dagen de band tussen het Huis van Oranje en het machtige Amsterdam onverbrekelijk hadden gemaakt.
Sindsdien hebben alle Oranjes voor hun beëdiging en inhuldiging de gang naar de Nieuwe Kerk gemaakt: niet alleen omdat Amsterdam de hoofdstad van Nederland is, maar ook omwille van een goede verstandhouding.
Bovenstaand artikel van Niels Wisman is in uitgebreidere vorm gepubliceerd in het aprilnummer van Ons Amsterdam.
Publicatiedatum: 23/04/2013
Vul deze informatie aan of geef een reactie.