Kantwisseling in vloeiende s-bochten
Het geheim van het zwieren, de ‘Dutch roll’ of ‘Holländern’ is het rijden op de buitenkant van het schaatsijzer, ook wel het ‘buitenoverrijden’ genoemd, waarbij het lichaamszwaartepunt precies boven de schaats blijft. Het schoonrijden is een vorm van zwieren, waarbij de schaatsers van de buitenkant van het ijzer ook weer op de binnenkant moeten uitkomen voor de volgende zwaai over het ijs. Je kunt het zowel individueel als in paren of blokken van meerdere mensen doen. Het is niet de bedoeling om zo snel mogelijk te schaatsen. De kunst is juist om het zo soepel en elegant mogelijk te doen lijken.
Met speciale schoonrijdschaatsen glijdt de schaatser in een soort vloeiende s-bochten vooruit. De schoonrijder doet dit door beurtelings op één schaats op de binnen- en buitenkant van het schaatsijzer te rijden. Het been waarmee je afzet hou je evenwijdig aan, en een klein stukje vóór, het andere been, tot de schaats het ijs raakt. Dan maak je een voorwaarts-buitenwaartse boog op de buitenzijde van het schaatsijzer en halverwege de slag doe je hetzelfde op de andere zijde van de schaats de andere kant op. Door deze zogenoemde ‘kantwisseling’ lijkt het vervolgens net alsof je van links naar rechts over het ijs zwiert en zwaait. Moeiteloos ziet het eruit, maar het is een lastige techniek die al eeuwenlang bestaat. Als je het eenmaal onder de knie hebt, kun je echter zonder al te veel inspanning lange tijd over de bevroren Hollandse wateren slingeren.
Oudst herkenbare schaatsdiscipline
Zoals op vele zeventiende-eeuwse winterlandschappen is te zien, zwierden Nederlanders vierhonderd jaar geleden al over het ijs. Het schoonrijden is daarmee de oudst herkenbare schaatsdiscipline. Het werd gezien als een soort monotone Nederlandse variant op het kunstschaatsen, maar werd meer gewaardeerd dan het rechtuit schaatsen, waar tegenwoordig alle ogen op zijn gericht. Snelheid is belangrijk bij het rechtuit schaatsen; te wild en onbeschaafd, vond men. Bij enkele hardrijwedstrijden bestond er dan ook nog een extra prijs voor de schaatsers, die niet alleen snel waren, maar het ook nog een beetje mooi deden.
De rustige schoonrijslag bleef lange tijd het meest in de belangstelling staan. Vanaf 1875 bestonden er ook wedstrijden in het zwieren en zwaaien. Dit zorgde voor een immense populariteit. Het elitaire karakter dat de sport aanvankelijk kende, verdween en steden als Nieuwe Niedorp in West-Friesland werden ware schoonrijmekka’s. De behoefte aan regels werd ook sterker, maar het opstellen hiervan bleek helaas zo eenvoudig nog niet. Het schoonrijden werd in de loop van de negentiende eeuw gedetailleerd beschreven, maar er bleven lokale verschillen bestaan tussen de vastgestelde regels. Hier moest in 1891 een einde aan komen, toen de Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijdersbond (KNSB) werd opgericht. Echter, interpretatieverschillen over wat nu de beste manier van schoonrijden is, zijn tot op de dag van vandaag gebleven.
Na de oorlog
Ook in het begin van de twintigste eeuw behield de volkssport zijn populariteit. En die bleef stijgen! Er bestonden zowel lokale als gewestelijke en nationale kampioenschappen als er voldoende ijs op het water lag en tegen het begin van de Tweede Wereldoorlog was het schoonrijden ruim vertegenwoordigd in de KNSB en bestond er een Commissie voor het Schoonrijden met daarbinnen een aparte Propagandacommissie voor de klassieke Hollandse schaatsdiscipline. Daarnaast waren er vele tientallen officiële juryleden voor de wedstrijden in het schoonrijden. Toen de oorlog uitbrak, lag de organisatie uiteraard stil, maar na 1945 kwam het langzaam maar gestaag weer op gang.
Schoonrijders richtten de Landelijke Vereniging van Schoonrijders (LVS) op en er werden weer wedstrijden gehouden zodra er voldoende ijs was. In de loop van de jaren zestig verdween het schoonrijden steeds meer naar de achtergrond. De kunstijsbanen, die in de loop van de twintigste eeuw als paddenstoelen uit de grond schoten, waren vaak niet geschikt voor schoonrijden. De kleinere kunstijsbanen waren meer geschikt voor kunstschaatsen en de grotere banen werden door trainende hardrijders gedomineerd. Zowel het schaatsen op de lange baan als het kunstschaatsen won bovendien aan populariteit door de wereldwijde aandacht bij de Olympische Spelen en internationale kampioenschappen. Het typisch Nederlandse schoonrijden kwam hierdoor in verdrukking te staan en de aanwas van jonge schoonrijders nam sterk af.
Streekdrachten en immaterieel erfgoed
Een streekdrachtengroep, opgericht in de jaren zeventig van de vorige eeuw, moet voor meer aandacht zorgen. Deze groep van dertig schoonrijders geven bij tal van gelegenheden in binnen – en buitenland een demonstratie in het schoonrijden. Ze gaan daarbij gekleed in traditionele klederdrachten uit verschillende Hollandse streken, wat een herkenbaar nostalgische beeld geeft dat nog altijd met schoonrijden wordt geassocieerd. Daarbij heeft het, door de dracht en het schoonrijden, een hoge cultuurhistorische waarde.
Het schoonrijden is ondanks de afgenomen aandacht nog niet verdwenen. Het wordt nog steeds in georganiseerd verband beoefend door ongeveer 180 actieve schoonrijders, verdeeld over zeven plaatselijke afdelingen van de LVS. In Noord-Holland vind je ze onder andere in Alkmaar, Haarlem en Hoorn. Taferelen zoals op het bekende winterlandschap van Hendrick Avercamp zal je tijdens een koude winter niet meer tegenkomen op lokale wateren, tenzij het een presentatie is van de Streekdrachtengroep. Maar om de kunst van het schoonrijden niet te laten verdwijnen, is het sinds een paar jaar officieel erkend als ‘immaterieel erfgoed’. En niemand minder dan Ard Schenk strijd als ambassadeur voor het behoud van het gracieuze zwieren.
Auteur: Liza Koppenrade
Bronnen
- LVS over schoonrijden, http://www.schoonrijden.nu/
- Schoonrijden op de schaats, immaterieel erfgoed
- Schoonrijden op de schaats officieel erfgoed, http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2013/november/Schoonrijden-schaatsen-erfgoed-unesco.html
Publicatiedatum: 16/03/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.