In 1819 begon men met de aanleg. Vijf jaar later, op 15 december 1824, voer oorlogschip Bellona van Amsterdam naar Alkmaar voor de officiële openstelling. Een dag later werd de Bellona feestelijk onthaald in Den Helder. De sluizen zijn in de periode 2012-2013 gerenoveerd. Opdrachtgever van deze ingrijpende renovatie is de Provincie Noord-Holland.
Verzanding van de belangrijkste haven
De Fransen lieten Nederland in berooide toestand achter. Door de jarenlange handelsboycot van het ‘continentale stelsel’ met Engeland en de overzeese koloniën stelde de handelsactiviteit in de Hollandse steden nog maar weinig voor. Naast deze economische mokerslag zorgde de natuurlijke verzanding van het IJ voor een steeds slechter wordende toegang tot Amsterdam. De Amsterdamse haven was nog altijd de motor van de Hollandse economie. Om deze weer uit het slop te trekken, ordonneerde koning Willem I de aanleg van een kanaal dwars door Noord-Holland. Hiermee kreeg de belangrijkste haven van het land weer een goede verbinding met de Noordzee, was de gedachte. Een veel korter kanaal dwars door de duinen met een monding bij IJmuiden werd als te riskant beschouwd. Dat kanaal zou een halve eeuw later alsnog worden aangelegd, toen bleek dat het Noordhollands Kanaal niet aan de hoge verwachtingen voldeed.
De Kanalen-Koning
De intensieve bemoeienis van koning Willem I met de totstandkoming van het Groot Noordhollands Kanaal leverde hem de bijnaam de “Kanalen-Koning” op. Tijdens de Franse overheersing verbleef Willem I in Engeland. Daar had hij gezien hoe de bouw van nieuwe kanalen de industrie en de handel hadden bevorderd. Een van de pijlers van zijn stimuleringsbeleid was het verbeteren van de infrastructuur in zijn kersverse koninkrijk. Een ander project waarmee hij de ouderwetse kanalenstructuur een impuls wilde geven, was de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1822-1826) tussen Den Bosch en Maastricht. Met zijn 123 kilometer was dit zuidelijke kanaal 50 kilometer langer dan zijn Noord-Hollandse broertje.
Bijzondere vlotbruggen
Het 80 kilometer lange Noordhollands Kanaal kreeg een voor die tijd ongekende breedte van 37 meter (ter vergelijking: de Zuid-Willemsvaart was slechts 18 meter breed). Zo konden een oorlogschip en een grote koopvaarder elkaar passeren. Het kanaal diende namelijk niet alleen een economisch doel, maar ook een militair. Via het kanaal kon vanuit Amsterdam snel versterking gestuurd worden naar de marine in Den Helder. Waterstaatingenieur Jan Blanken (1755-1838) had de leiding over het project. Hij ontwierp ook de ingenieuze vlotbruggen – beweegbare drijvende bruggen – 9 in totaal. Hier zijn er nog vier van over. De brug bij Koedijk is de laatste die nog in oorspronkelijke staat bewaard is gebleven. Als bijzonder restant uit de vroege industriële periode heeft het een plek op de provinciale monumentenlijst gekregen. Naast het kanaal kwam een jaagpad waarop de grotere schepen door paarden vooruit werden getrokken. Onder normale omstandigheden had men het hele traject binnen 15 uur afgelegd.
Beulswerk van polderjongens
In 1819 begon men met de werkzaamheden. Er moest tot een diepte van 6 meter gegraven worden. De bovenste meters was puur handwerk met schop en kruiwagens. Door paarden aangedreven moddermolens namen de laatste anderhalve meter voor hun rekening. In totaal zijn zo’n tienduizend grondwerkers van heinde en verre ingezet, die vaak onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken en leven. Deze ‘polderjongens’ sliepen in primitieve hutjes. Drankmisbruik en geweld was aan de orde van de dag. Om grotere chaos te voorkomen werden op sommige stukken langs het kanaal de jaarlijkse kermissen verboden. Dit tot grote ontsteltenis van de lokale bevolking die aan den lijven ondervond dat alles moest wijken voor het vooruitgangsdenken en de ondernemingsdrift van de Kanalen-Koning.
Klik hier om terug te keren naar het route-overzicht.
Publicatiedatum: 01/10/2013
Vul deze informatie aan of geef een reactie.