Als een soort van zendelingen promoten Jos Teeuwisse en Léon Klein Schiphorst van Stichting Oer-IJ dit deel van het Noord-Hollandse landschap, zoals dat er tussen 2500 vòòr Christus en het jaar nul uit moet hebben gezien. Een landschap dat een tehuis bood aan primitieve jagers, Romeinse soldaten, boeren en rijke adel. ‘Achter elke verhoging in het landschap, kronkelige waterloop of dijklichaam gaat een mooi verhaal schuil,’ beloven ze in een folder voor de excursies die je onder leiding van een gids kunt maken.
We zijn benieuwd naar die verhalen en daarom reizen we af naar Castricum, waar beide heren wonen. Jos Teeuwisse gaat meteen van start. Hij heeft er wel een kaart bij nodig, want het meeste Oer-IJ zit onder de grond: de klei die door de veenstromen werd aangevoerd, het zand dat uit de duinen kwam en de afgestorven planten die in veen veranderden.
Een kleddernat veengebied
Maar er was dus een tijd dat Beemster, Schermer en de Zaan in een kleddernat veengebied lagen, met stroompjes die het water uiteindelijk naar zee afvoerden. Dat veranderde echter in het jaar 0, toen de monding van de noordelijke aftakking van Rijn ter hoogte van Castricum verzandde en het water de andere kant begon op te stromen. Teeuwisse: “Het Flevomeer werd groter, als gevolg van stormen die grote stukken van het veen wegsloegen, zodat het water via Almere naar het Waddengebied kon stromen.”
“En als je weet hoe het Oer IJ er uit zag, snap je ook beter waarom de dijken en sloten in de polders zo kronkelig zijn,” vervolgt hij. “Die volgen de oude zijtakken van het Oer IJ. Vandaar dat bij Uitgeest diep onder de grond een kano is gevonden. En je begrijpt dan ook beter waarom de strandwallen bij Castricum en Uitgeest onderbroken zijn, omdat hier het Oer-IJ door naar zee toe stroomde. Kortom, het is een dynamisch landschap, dat constant in verandering is.”
Léon Klein Schiphorst knikt instemmend. “De fietser die nu van Castricum naar Akersloot fietst, of van Castricum naar Zaanstad, rijdt over slingerweggetjes. Die denkt misschien: wie haalt het in zijn hoofd om hier een slingerweg van te maken; waarom maken ze er geen mooie recht weg van? Maar die weg slingert omdat het hier hoog en droog was.”
Een fascinerend landschap
Teeuwisse vindt het vooral een fascinerend landschap omdat op een betrekkelijk korte afstand van pakweg 15, 20 kilometer een enorme variatie aan landschappen te vinden is. Zes landschappen om precies te zijn: zee, strand, duinen, strandwallen, meren en droogmakerijen. Ze liggen in een drassig gebied, waar van meet af aan strijd met het water moest worden gevoerd. Klein Schiphorst: “De monniken van Egmond hebben rond 1100 ná Christus dijken aangelegd, want bij storm kwam het water van het Wijkermeer (nu Beverwijk) tot aan Egmond. Om hun landbouwgronden te beschermen, legden ze dus een dam aan tussen Bakkum/Egmond en de strandwal bij Limmen.”
Het voormalige Oer IJ-gebied was een soort van kom, zo begrijpen we, een natuurlijke laagte, die je makkelijk onder water kon zetten als onderdeel van de eind negentiende, begin twintigste eeuw gebouwde Stelling van Amsterdam, met zijn forten bij Beverwijk, Heemskerk en Krommeniedijk. Een drassige kom die nog steeds aan het zakken is, als we Klein Schiphorst mogen geloven: “In die duizenden jaren is de veengrond wel vijf meter gezakt.”
Teeuwisse knikt: “Het landschap is al vanaf 700 ná Christus aan het dalen, want toen begonnen mensen slootjes te graven en de boel te ontwateren. Toen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog de bemaling staakten in een deel van het Oer-IJ-gebied, liep de boel meteen onder water. Op foto’s die de Royal Air Force er van maakte kun je dat nog goed zien. Je moet dus constant pompen om de zaak droog te houden. En dat kost bakken met geld.”
Vergeten landschap
Kortom, het is een vergeten landschap dat de vrijwilligers van Stichting Oer-IJ graag aan de vergetelheid willen ontrukken. En daarom organiseren ze lezingen en excursies, leiden ze gidsen op en maken ze fiets- en wandelroutes. Ook komt er eind dit jaar een atlas van het Oer-IJ-gebied uit. Klein Schiphorst wijst op het recent verschenen boekje ‘Op Zoek naar het Oer-IJ’, met een voucher voor een app met twee fietsroutes. ,,De gids zit dan in je telefoon, zodat iedereen op eigen gelegenheid het gebied kan ontdekken.’’ Want alleen door verhalen te vertellen kun je de geschiedenis tastbaar maken, daar zijn de enthousiaste vrijwilligers van overtuigd.
Teeuwisse: “Met die verhalen willen we niet alleen bewoners en recreanten bereiken, maar we willen ook de mensen bewust maken die over nieuwbouw en stadsuitbreiding beslissen. Natuur lijkt zo goedkoop en er zijn geen bewoners, dus daar heb je geen last van. (…) Kijk, de duinen zijn onomstreden. Die hebben de status van natuurgebied. Maar de komende jaren moeten er tot 2030 in de Randstad 200.000 woningen worden bijgebouwd. Die moeten natuurlijk ergens komen. Veel gemeenten laten hun blik dan meteen op het polderland vallen, want dat kun je gemakkelijk bebouwen. Maar de mensen in de steden hebben ook behoefte aan ruimte en recreatiemogelijkheden.”
Teeuwisse vindt dat je die nieuwe woningen het beste in stedelijke gebieden kunt bouwen, want daar zijn al voorzieningen. “Dat betekent dat je de hoogte in moet.” En als je dan toch in het poldergebied wilt bouwen, bouw dan op de strandwallen, want dat zijn stevige gebieden waar mensen altijd al hebben gewoond. “Maar ga niet in de grote open ruimtes bouwen, want die zijn karakteristiek voor Noord-Holland. Daar ontlenen we onze identiteit aan. Dat is cultureel erfgoed. Daar moet je zuinig mee omspringen. ”
Gatenkaas van meren
Maar dat niet alleen, het is ook aardig om te weten hoe de vorm van het oeroude landschap de loop van de geschiedenis heeft bepaald. Wisten we bijvoorbeeld dat er in dit vergeten landschap ook een vergeten oorlog heeft gewoed? Teeuwisse: “In 1799, toen Noord-Holland een gatenkaas van meren was en de Fransen hier de baas waren, wilden de Engelsen en de Russen de Fransen een lesje leren, en Holland bezetten. Die slag bij Castricum, die 24 uur heeft geduurd, is op een zeven km smalle strook tussen het Wijkermeer en het strand uitgevochten, waarbij 4000 soldaten en één burger zijn omgekomen. Die slag heeft zich dus in Holland op zijn smalst afgespeeld. Je moest namelijk eerst door de duinen en langs het Wijkermeer om in Amsterdam te kunnen komen.”
En zo is er meer interessante historie, weet Klein Schiphorst. “Wat dacht je van Cornelis Corneliszoon uit Uitgeest die rond 1600 de krukas, die overigens niet door hem is uitgevonden, gebruikte om met behulp van een molen en windkracht hout tot balken en planken te zagen. Daardoor konden ze sneller schepen bouwen en de wereldzeeën bevaren. De Gouden Eeuw, en de welvaart die dat met zich meebracht, is dus rechtstreeks een gevolg van de uitvinding van de houtzaagmolen.”
Cornelis Corneliszoon zelf is vrij onbekend gebleven, maar hij vindt diens uitvinding nèt zo belangrijk als wat Fokker of Philips heeft bedacht. “Zo kon de Zaanstreek namelijk tot ontwikkeling komen. De industriële revolutie ontwikkeling is dus niet in Engeland, maar in Nederland begonnen. En dat zit midden in het Oer IJ-gebied! Daar moet je wat mee doen.”
Voor meer informatie: www.oerij.eu
(Het boekje Op Zoek naar het Oer-IJ is voor 3.95 euro te koop in de lokale boekhandel van Castricum, bij archeologiecentrum van de provincie Noord-Holland Huis van Hilde, het PWN bezoekerscentrum De Hoep in Bakkum en via de website van stichting).
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 14/02/2018
Vul deze informatie aan of geef een reactie.