Molen de Adriaan in de rouwstand
Op 23 april 1932 brandde Molen de Adriaan in Haarlem af. De tragische gebeurtenis werd vastgelegd op film door een filmmaatschappij die aan de overzijde van het Spaarne was gevestigd. Van de oude molen uit 1778 is alleen nog een grote molensteen overgebleven. Deze werd tijdens archeologisch onderzoek in 1986 teruggevonden. Tijdens deze opgravingen werd de fundering van de oude Adriaan en van de middeleeuwse Goê Vrouwtoren blootgelegd. De zware molensteen staat tegenwoordig tegen de buitenmuur van de ‘nieuwe’ molen uit 2001. Hij heeft nog steeds de kenmerkende uitgekapte groeven (scherpsel), die samen met een andere steen ervoor zorgden dat de graankorrels gebroken en fijn gemalen werden.
Aan de gevel zijn kleine gedenktekens aangebracht voor de mensen die zich hebben ingespannen voor de herbouw van Molen de Adriaan. Drie pioniers die veel hebben bijgedragen waren: Dr. Ir. R. van de Waal, Wim Oosterhof en Henk Vijn. Deze laatste is op een gevelsteen afgebeeld ter ere van zijn 80ste verjaardag. Toen meneer Vijn vorig jaar (2021) overleed, heeft Molen de Adriaan een week lang in de ‘rouwstand’ gestaan. De wieken staan dan niet helemaal in het midden, maar iets naar rechts. Ook is het bij de ‘rouwstand’ gebruikelijk om de molen te richten naar het huis van de overledene. Door de wieken in de rouwstand te zetten wist iedereen dat een dierbare van de molenaar was overleden. Aan het eind van de negentiende en aan het begin van de twintigste eeuw was het nauwkeurig vastgesteld hoe lang de rouwstand moest staan en voor wie. In de Schermer was dit bijvoorbeeld twee weken voor de molenaar zelf en zes weken voor een dijkgraaf.
Geen ruststand tijdens het Beleg van Haarlem
De wieken van Molen de Adriaan draaien sinds de herbouw vaak alleen nog maar ‘voor de prins’. Dit is onder molenaars een bekende uitdrukking, wat betekent dat de wieken draaien zonder dat er maalstenen of andere machines worden aangedreven. De uitspraak vindt zijn oorsprong in de Haarlemse Geschiedenis. Tijdens het Beleg van Haarlem in 1572-1573 was er een grote hongersnood. De stad werd zeven maanden lang belegerd door de Spaanse troepen onder leiding van don Frederik, zoon van de hertog van Alva. Ondanks dat er geen graan meer over was, kregen molenaars de opdracht om hun molens te laten draaien ‘voor de prins van Oranje’. Zo moesten de Spaanse troepen de indruk krijgen dat de Haarlemmers nog genoeg te eten hadden.
In andere tijden wilde de molenaar de omgeving juist laten weten dat hij een paar dagen rust nam. Dan zette hij de molen in de ‘korte rust’ stand, waarbij de wieken helemaal recht staan zoals bij een plus-teken. Als de molenaar, bijvoorbeeld in de zomerperiode, besloot om voor een langere tijd niet te malen zette hij de molen in de ‘lange ruststand’. Hierbij staan de wieken schuin en lijken ze net een kruis.
De molen als levend wezen
Molenaars leefden met hun gezinnen in en met de molens. Zij kenden hun molen binnenstebuiten en moesten continue alert blijven op de wisselende weersomstandigheden. De molen werd beschouwd als een levend wezen, wat blijkt uit de benamingen van de verschillende onderdelen: lijf of romp, gezicht, hals, armen, benen etc. Zo kan de molen met harde wind malen met ‘blote benen’ (zonder zeilen) of met stormweer zelfs ‘met geknipte nagels’ (van alle wieken zijn de onderste twee windborden weggehaald). Als het wiekenkruis in de X-stand stond, werd dit in de Zaanstreek ook wel ‘waidbeens’ (wijdbeens) genoemd. Als de romp van de molen een rieten bekleding had, droeg de molen een ‘jas’. Ook had de molen een ‘winter- en zomerpak’, waarmee de verschillende zeilen voor de wieken werden bedoeld: in de zomer waren deze rood en wit gekleurd en in de winter bruin en geel.
De versiering met daarop de naam en de datering van de molen onder de windpeluw wordt ook wel ‘bad’ of ‘baard’ genoemd. Op de molenbaard van Molen de Adriaan staan naast de naam en het wapenschild van Haarlem, twee dateringen geschilderd: ‘1778-1932’ en ‘anno 2001’.
Brand en noodsignalen
Een rondleider van Molen de Adriaan vertelt ons dat het ongeveer een uur duurt voordat de molen klaar is voor gebruik. Alleen de top van de molen draait met de wind mee. Eerst doet de molenaar de vlag omhoog om te kijken waar de wind vandaan komt, dan draait ze de molen vervolgens richting de wind. Als de molenaar de molen wil stoppen, doet hij of zij dat door middel van het aantrekken van blokken om het ‘bovenwiel’, ook wel ‘de vang’ genoemd. Deze wordt vanaf de buitenkant bediend met het vangtouw. De molenaar kan de molen weer laten draaien door de rem eraf te halen, dit heet ‘de vang lichten’.
Dit was niet zonder gevaren. Veel molens zijn afgebrand door het remmen van de wieken, aangezien dit proces hitte produceert. Brandgevaar vormt het grootste risico voor molens. Daarom is ook elke molen voorzien van een bliksemafleider.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden molens ook gebruikt door het verzet. Ze gaven door middel van de wieken bepaalde seinen door. Zo was er een wiekenstand waarmee ze waarschuwden voor dreigende razzia’s. Als er in de buurt van de molen een brand plaatsvond werden de wieken in de spoedstand gezet. Deze stand komt overeen met de ‘lange ruststand’ met volle zeilen. De molenaar wijzigt bij de spoedstand één van de zeilen, een ‘duiker’ genaamd, door deze bij het uiterste punt weg te draaien. Hierdoor benadrukt hij de bijzondere situatie.
Vreugde en feeststand
Op feestdagen, zoals bij een bruiloft, geboorte of verjaardag, wordt de molen in de vreugdestand gezet. De wieken staan dan niet helemaal in het midden maar iets naar links. Bij hele bijzondere gelegenheden, zoals een jubileum, wordt de molen versierd met vlaggen aan de wieken of met vlaggenlijnen tussen de wieken.
Toen koning Willem I op 22 september 1831 Zaandam bezocht, werden de molens prachtig versierd. De vorstelijke familie kwam uit Amsterdam met de stoomboot over het IJ aangevaren. De molenkappen werden meegedraaid in de richting van de varende boot, zodat de versierde molens continue naar de vorstelijke bezoekers waren gekeerd.
Nieuwsgierig geworden? Om de verschillende soorten wiekstanden goed te kunnen zien moet je wel recht voor de molen staan. Maar let op! De molentaal is niet overal hetzelfde.
Auteur: Judith van Amelsvoort
Omslagfoto: De molenbaard van Molen de Adriaan. Foto: Judith van Amelsvoort, 2022.
Bronnen:
- Chris Brunner, De Adriaan, Biografie van een stadsmolen, Haarlem, 2017, p. 16, 17, 129.
- Jan Stroop, Molenaarstermen en molengeschiedenis, 1979.
- Molens in Noord-Holland, inventarisatie van het Noordhollands molenbezit, p. 41, 42, 43, 53, 54, 251.
- Molen de Adriaan
- Wikipedia: Molensteen, Zeil (molen)
- De Hollandsche Molen, De Adriaan
Publicatiedatum: 19/09/2022
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
3 reactiesWat een leuk verhaal. En ja. Overal doen ze het anders. Molenaars, ik zelf ook, houden ons aan de streekgewoontes
Leuk verhaal, maar ik erger me aan het oprukkende “ hij wilt” dat ook hier weer in de teskt staat. Hij/ zij/ het wil, zonder t!
U heeft helemaal gelijk! Hartelijk dank voor uw oplettendheid. We hebben het aangepast.