Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Hoe rook de Gouden Eeuw?

Dat de Amsterdamse grachten vroeger niet al te aangenaam roken, zal niemand verbazen. Maar er zijn slechts weinig mensen die zich nog de lucht kunnen herinneren van kalkovens of bleekvelden. En wat te denken van mirre of ambergrijs, geuren die lang geleden uit ons collectieve geurpalet verdwenen zijn? Duik met ons in het kleurrijke bouquet van de zeventiende eeuw.

Van alle zintuigen is de reuk het sterkst gekoppeld aan herinnering. Een vluchtige zweem van het parfum van een voorbijganger kan je zo terugbrengen naar de schoot van je kleuterjuf. Geuren hebben een biologische functie, om ons te helpen bepalen of ons voedsel eetbaar is. Maar geur heeft ook een sociale functie. Zo kun je mensen herkennen aan hun lichaamsgeur en zorgt geur ervoor dat je je tot bepaalde personen aangetrokken voelt en tot andere juist niet. Hoewel we, tegenstrijdig genoeg, onze natuurlijke lichaamsgeuren tegenwoordig zoveel mogelijk proberen uit te bannen met baden en deodorant, blijft de reuk dus van groot belang.

Dat was voor mensen een paar eeuwen geleden niet anders. Niet voor niets was er een sterke Nederlandse traditie om de zintuigen in prent- en schilderkunst weer te geven. Alleen hadden mensen in het verleden andere associaties bij bepaalde geuren dan wij nu hebben. Bij rozemarijn denken wij tegenwoordig aan een lekker mediterraan gerecht. Het kruid, dat vroeger bekendstond als het kruid van Maria, werd echter eeuwenlang gebruikt tijdens grote gebeurtenissen zoals verlovingen, huwelijken en begrafenissen, waardoor men vaak sterke associaties bij de geur had. Maar datzelfde rozemarijn werd ook tegen de pest ingezet, waardoor de geur na verloop van tijd juist geassocieerd werd met de dood.

Willem van Mieris, Armida bindt de slapende Rinaldo met bloemen, 1709. In het schilderij staat de geur centraal: als de beeldschone heks Armida Rinaldo in zijn slaap wil vermoorden, ziet ze hoe mooi hij is en snuift ze zijn heerlijke geur op. Dan valt ze als een blok voor hem. Collectie Mauritshuis, Den Haag.

Gevaarlijke gassen

Deze connectie tussen geur en welzijn was vroeger wijdverbreid. Er heerste een sterk geloof in gevaarlijke luchten of gassen en de angst dat ziektes zoals de pest konden worden overgebracht via de reukzin. Wanden van huizen mochten niet te poreus zijn, om te voorkomen dat ziektes zouden binnendringen. Besmette huizen van pestlijders werden ontsmet door middel van een parfum. Vooral lijkenlucht werd als zeer gevaarlijk beschouwd. Tijdens anatomische lessen werden dan ook vaak geurkaarsen en wierook gebrand om de geur van de ontbindende lijken te maskeren.

Maar ook chemische luchten werden soms schadelijk geacht voor de gezondheid. Zo zijn er veel geschreven bronnen overgeleverd die melding maken van de geur van verf. Het huis verven was iets dat in de zeventiende eeuw niet vaak gedaan werd, dus verflucht was een zeldzaamheid. Vanwege de chemische aard van verf werd het als een gevaarlijke geur gezien, vooral voor vrouwen. Zelfs Rembrandt adviseerde kijkers om niet te dicht bij zijn schilderijen te gaan staan, omdat hij de verflucht erg onaangenaam vond.

Jan Miense Molenaer, De vijf zintuigen: De reuk, 1637. Collectie Mauritshuis, Den Haag.

Een rijk bouquet

Gelukkig kon de invloed van deze schadelijke luchten beperkt worden, en wel door het ruiken van heilzame geuren. In de zeventiende eeuw droegen mensen daarom vaak pomanders of reukbollen bij zich, gevuld met zoete kruidenmengsels om de gevaarlijke geuren te neutraliseren. Het beschermende parfum kon zo overal mee naartoe genomen worden. Bovendien waren pomanders versierde modeaccessoires, waarmee men zijn of haar smaak en rijkdom kon laten zien.

Een medisch handboek uit de zeventiende eeuw geeft recepten voor winter- en zomerparfums voor gebruik in een pomander. In het winterparfum zaten onder meer verschillende harssoorten, evenals kruidnagel, lavendel en cypres verwerkt. Het zomerparfum was wat frisser en lichter en bevatte sandelhout, foelie en citroenschil, maar ook snufjes kaneel, saffraan en kamfer. In beide parfums werd ambergrijs verwerkt, een vette, geurende substantie uit de darmen van potvissen. Dit goedje was zeldzaam en daarom erg kostbaar.

In parfums werden vaker dierlijke ingrediënten als grondstof gebruikt, zoals muskus en civet. Muskus is afkomstig uit de geurklier van een mannelijk muskushert, civet uit de anusklier van de civetkat. Door dit soort geurstoffen waren parfums in de zeventiende eeuw een stuk zwaarder dan wij tegenwoordig gewend zijn. In de achttiende eeuw zien we een verschuiving hierin ontstaan, als mensen van de geurende pomanders overstappen op kleine reukflesjes en van sterke op minder sterke parfums. Ook pruimtabak wint het dan steeds vaker van openlijk roken. De persoonlijke ruimte wordt steeds belangrijker gevonden en geurbeleving wordt gezien als iets dat thuishoort in de privésfeer.

Pomander van goud, robijnen, smaragden en diamanten in de vorm van een granaatappel, ca. 1600-1625. Het bolvormige gedeelte bestaat uit zes parten. Ieder part bestaat uit een doosje, waarin verschillende geurende balsems bewaard werden, die als parfum en als medicijn dienden. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

De geur van thuis

In de schoon geboende huizen van de zeventiende eeuw waren genoeg aangename geuren te ruiken. De geur van vers gewassen linnen werd in de linnenkast verrijkt met geurzakjes. Een secreetboek uit deze tijd vermeldt een parfumrecept voor geurzakjes met rozenknoppen, kruidnagel en muskus. Daarnaast drongen steeds meer geuren van ver de huizen van stedelingen binnen, naarmate specerijen en voedingswaren uit Indië de Republiek bereikten. Men begon koffie of thee te schenken en tabak te roken. Peperdure kruiden zoals foelie, nootmuskaat, kruidnagel werden in speciale specerijhouders op tafel uitgestald.

Specerijdoos van zilver in de vorm van een fluitschip, ca. 1600. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Het contrast kon haast niet groter met de straat achter de voordeur. De Nederlandse steden waren befaamd om hun stinkende grachten, waarin al het afval terechtkwam. Riolen en openbare wc’s loosden op de gracht, winkels, markten, leerlooierijen, slachterijen en textielfabrieken dumpten zonder blikken of blozen hun vervuilende stoffen erin. Niet voor niets ontvluchtten welgestelde Amsterdammers in de zomer de stinkende stad, om op een buitenplaats aan de Amstel of Vecht te vertoeven. Arme stedelingen hadden weinig keus, die deden zelfs hun wasje in de gracht.

Jan van der Heyden, Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam, ca. 1670. Het huisje naast de brug is een openbare wc. Ernaast wast een vrouw haar kleding in de gracht. Collectie Mauritshuis, Den Haag.

Lijken, vis en industrie

Ook de galgenvelden aan de rand van de stad zullen geen pretje voor de neus geweest zijn. Maar de zucht naar sensatie won het blijkbaar vaak van de angst voor lijkenlucht, want het Amsterdamse galgenveld aan de noordelijke oever van het IJ staat erom bekend veel toeschouwers te hebben getrokken. Dagjesmensen op een uitstapje of gezinnen die hun kinderen een lesje wilden leren over het opgroeien voor galg en rad. Op warme dagen moet de stank haast ondraaglijk zijn geweest.

Op bepaalde plekken buiten de stad voerden geuren van industrie de boventoon. Aan de kust waren dat vaak visrokerijen en kalkovens, waar schelpen uit zee tot kalk gebrand werden. Maar de oudste generatie kan zich ook nog de geur van bleekvelden herinneren, waar linnen tot in de twintigste eeuw nog behandeld werd. Eerst werd de stof geloogd in een kokend mengsel van water en as, vervolgens gewassen in melkzuur, geblauwd met kobalt en gespoeld met vers duinwater. De zon maakte het klusje af, als het behandelde linnen aan de lucht te drogen werd gelegd.

Jacob van Ruisdael, Gezicht op Haarlem met bleekvelden, ca. 1670-1675. Collectie Mauritshuis, Den Haag.

Hoewel wij ons bij de lucht van aromatische pomanders, stinkende grachten en chemische bleekvelden nauwelijks meer iets kunnen voorstellen, is er een manier om deze geuren toch te beleven. Het Mauritshuis toont tot en met 29 augustus 2021 namelijk de tentoonstelling Vervlogen – Geuren in kleuren, waar je zeventiende-eeuwse kunstwerken kunt zien. En ruiken, door middel van voetpompjes die bijpassende historische geuren verspreiden. Beleef je de kunstwerken anders als je er iets bij ruikt? Bezoek de tentoonstelling en kom er zelf achter!

Tekst: Sarah Remmerts de Vries
Omslagfoto: Abraham Mignon, Stilleven met bloemen en een horloge, ca. 1660-1679. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Bronnen:

  • Lezing van conservator Ariane van Suchtelen (Mauritshuis) over de tentoonstelling Vervlogen – Geuren in kleuren en William Tullett (Odeuropa) over achttiende-eeuwse geuren en de toekomst van historisch geuronderzoek, gepresenteerd door de KU Leuven en de Werkgroep Achttiende Eeuw.
  • Bezoek aan de tentoonstelling Vervlogen – Geuren in kleuren in het Mauritshuis.

Publicatiedatum: 16/07/2021

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.