Vanuit Rusland naar Amsterdam en Zaanstreek tot Graft
Hennep –en vlas – en werden voor een groot deel ingevoerd, vooral vanuit Rusland. Via de invoerhaven Amsterdam kwam het terecht bij de afnemers, waaronder de weverijen en touwslagerijen in de Zaanstreek. Omdat er voldoende werk was in de Zaanstreek werd uitgeweken naar andere streken om het daar te laten hekelen.
Dit werk was zwaar en ongezond door de rondstuifende stof- en houtdeeltjes.
In de dorpen op het Schermereiland heerste bittere armoede en de geringe opbrengsten uit deze thuisarbeid vormden daarom een noodzakelijke aanvulling.
Van oudsher heeft Graft en omgeving een behoorlijk aandeel gehad in de hennep- en vlasverwerking. Bijna de helft van de beroepsbevolking was erbij betrokken in de vorm van hekelen, spinnen, weven, kloppen en touwslaan.
In de dorpen Oost- en West-Graftdijk, woonden veel hekelaars. Voor het luttele bedrag van ƒ 0,60 tot ƒ 1,00 per dag verrichtten deze mensen hun arbeid. Het betekende dat zij vier bossen per dag moesten hekelen.
Nadagen van het hekelen
Het hekelhok in Oost-Graftdijk, in 1910 gebouwd door Jan Heertjes, herinnert nog aan de nadagen van het hekelen wat al eeuwen in de regio werd uitgeoefend.
Begin 1900 gebeurde het hekelen in hoofdzaak nog in opdracht van de zeildoekwevers Van Leijen en Kaars Sijpestijn in Krommenie.
De Graftdijkers haalden de bossen hennep per schuit in Krommenie op. Eén bos kon nauwelijks door één man worden omvat. Hekelaars moesten eerst met mokers op de droge stengels beuken om ze los te slaan. Ze zaten daardoor constant in stof. Het openzetten van de stofluiken in de buitenwanden van het hok verhielp deze toestand nauwelijks.
In het hekelhok trokken de hekelaars bossen gedroogde stengels over een blok met scherpe pennen tot garen, als voorbewerking voor het spinnen en weven.
Elke veertien dagen werd het eindproduct in zakken ter keuring aangeboden in Krommenie. Bij dit keuren (kusten) waren de Graftdijkers volledig afhankelijk van de keurmeesters en een speelbal voor de firma Van Leijen, die weinig met de Graftdijkers ophad en zijn macht liet gelden.
Het huisje van Jannetje Heertjes
In de familie Heertjes kwam vanaf circa 1800, van generatie op generatie, altijd een hekelaar voor.
Meestal in combinatie met werk als landwerker, boerenknecht of arbeider. Deze ‘hekelaarstraditie’ stopte met de dood van Jan Heertjes (1918).
Jan had samen met zijn vrouw Trijntje Schoemaker tien kinderen gekregen. De zes die in leven waren gebleven, erfden huis, erf en hekelhok na het overlijden van hun moeder. De drie ongehuwde kinderen, Gerrit, Jan en Jannetje, bleven er samen wonen.
Het hekelhok is door Gerrit en Jan, die brandstoffenhandelaar waren, nog geruime tijd gebruikt als opslagplaats voor hun voorraden. Jannetje was de langstlevende en woonde er van haar geboorte tot haar dood, 88 jaar lang.
Het enige wat in Graft en de Graftdijken nu nog herinnert aan de omvangrijke thuisarbeid van het hekelen, is het pad tussen de Kanaaldijk en de Zuiderstraat te West-Graftdijk wat officieus Het Hekelpad wordt genoemd én het hekelhok van Jannetje Heertjes te Oost-Graftdijk.
Na het overlijden van Jannetje Heertjes (1982) bleken er 23 erfgenamen te zijn die uiteindelijk van hun erfenis afzagen. De inmiddels opgestarte ‘Stichting Jannetje Heertjes’ begon met een restauratie om het huisje voor eigentijdse bewoning geschikt te maken. Het huis van Jannetje Heertjes verkeert nog grotendeels in de originele staat met een bedstee in de kamer en een wc zonder riolering op het achtererf. Het huisje is niet te bezichtigen.
Publicatiedatum: 08/11/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.