
Zware tijden
“Ze ontdekten dat ik vijftien jaar was, net een jaar te jong om te helpen met de loc die de kiepkarretjes met puin voorttrok. Ik werd onmiddellijk naar huis gestuurd. Het waren zware tijden, niet te vergelijken met nu werkloos zijn. Mijn vader had ook niet altijd werk. Hij was landarbeider zonder vast contract. Als het in de bollen slecht ging, hadden wij het ook slecht.”
Het lege land
Opa loopt naar de kast en pakt de doos met vergeelde foto’s. “In 1930 viel de Wieringermeer droog. Het was voorpaginanieuws, ook in het buitenland. Maar daar stond je toen niet bij stil. In de Wieringermeer begon het werk toen pas goed. Kijk daar sta ik.” Opa houdt een foto voor en wijst naar een jonge man met een ernstige blik. Een rij mannen, jongens eigenlijk, leunt op de schop. Het landschap achter hen is leeg. Geen enkele verticale lijn onderbreekt de horizon. Lucht raakt aarde.

Gerrit Boontjes bestuurt een tractor met rupsbanden. Beeld: privécollectie familie Boontjes.
Wieringermeer: blubber, bagger, modder
“In droge periodes kon het gebeuren dat greppels die we ’s ochtends hadden gegraven ’s avonds weer dicht gestoven waren. Maar vooral heel veel blubber, bagger en modder de eerste tijd. We hadden machines met rupsbanden, maar er waren ook mannen met scheppen die twee jaar lang niets anders deden dan greppelen, loodzwaar werk. Voor elke tien meter werden ze betaald.”

Pontje bij Nieuwesluis, circa 1931. Beeld: Beeldbank Regionaal Archief Alkmaar, Fotocollectie Gemeente Wieringermeer. Collectienummer FO3022270.
Pionierswerk
Ik pak nog een foto en lees het keurige handschrift achterop hardop voor: ‘Gerrit Boontjes wacht op de pont bij Nieuwesluis.’ Opa: “Met deze pont werden we overgezet naar de polder, bruggen waren er immers nog niet. We maakten lange werkdagen en beseften niet dat we bezig waren met pionierswerk, met een opdracht waarvan de uitkomst onzeker was. Maar als één man zetten we onze schouders eronder en nooit hebben we aan opgeven gedacht.”
De grond dreunde onder onze voeten
“Ik schreef me in voor één van de kleinere bedrijven en kon een mooie boerderij pachten met voldoende grond. In 1942 startte ik, met je oma en drie kleine kinderen, midden in de oorlog. En toen was het april 1945. Al langer was bekend dat de Duitsers slechte plannen hadden. Dat ze werkelijk de dijk zouden opblazen, wilden velen niet geloven. Ik vertrouwde hen helemaal niet. Zo veel mogelijk spullen bracht ik naar zolder en ik laadde met je oma paard en wagen in, kleding, voedsel, dat soort dingen. Op 17 april rond het middaguur dreunde de grond onder onze voeten, ik wist dat we de boerderij moesten verlaten. Toen ik een paar dagen later het dak van de boerderij uit het water zag steken dacht ik: ik heb de Wieringermeer één keer droog gekregen, een tweede keer zal het me ook lukken.” Nog altijd kijkt mijn 95-jarige opa strijdlustig bij het uitspreken van die woorden.
Auteur: Jolanda C. Kessel – Stammes, bewerking: redactie Oneindig Noord-Holland.
Publicatiedatum: 17/05/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.