In de loop van 1482 begon Amsterdam aan de bouw van een stenen muur om de stad, met verdedigingstoren en stadspoorten. Tussen de Regulierspoort en de toren ‘Swych Utrecht’ werd een rondeel gebouwd, een lage ronde verdedigingstoren van 24 meter doorsnee met een stevige batterij geschut, waarmee een groot schootsveld over de Amstel en haar beide oevers werd bestreken. Volgens een rekening van de Thesauriers werd er in 1535 aan de fundamenten van ‘het nieuwe rondt’ gewerkt, zeker is dat het in 1538 voltooid was, omdat het duidelijk is te zien op de vogelvlucht-plattegrond van de stad door Cornelis Anthonisz uit dat jaar. Het geschut is overigens alleen gebruikt voor saluutschoten; er is nooit een aanval op het rondeel gedaan.
Na de uitbreiding van Amsterdam in 1585 kwam het in zijn geheel binnen de stad te liggen, en bleef een nutteloos ornament tot het in 1631 werd gekocht door de Engelsman John Jorden. Hij liet het slopen en liet op de fundamenten vier nieuwe huizen bouwen. Het huis dat het dichtst bij het water lag werd zeven jaar later, in 1638, verkocht aan Willem Watson die er een herberg opende met de naam Het Rondeel.
Van dit eerste logement is maar weinig bekend. Het werd in de loop der tijd een paar keer grondig verbouwd. Zo werd het in 1652 verfraaid met een zijgevel in renaissancestijl aan de kant van de rivier. Bovendien werden de naastgelegen huizen bij het logement getrokken. In 1688 zette Abraham van den Bergh een advertentie in de Amsterdamse Courant, gericht aan ‘alle Heeren, Cooplieden, Burgers en Inwoonders; mitsgaders alle vreemde Passagiers’, dat zijn huis ‘alwaer het Rondeel boven de deur geschreven en in de Gevel uytgehouwen is’ was voorzien van kamers ‘met Goud-Leer behangen, plaisant van uytsicht, en seer accomodabel’ voor feesten en partijen. De legendarische Giacomo Casanova logeerde er tijdens zijn eerste verblijf in Amsterdam in 1758.

Het Rondeel in 1757, de tijd dat Casanova er logeerde maar het logement ook sterk achteruit ging. Tekening door Jan de Beijer uit 1757. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Prefab gevel
Het hotel ging er daarna op achteruit. Begin jaren zestig werd Wouter Kuijper, logementhouder, door de stad aangezegd ‘voorzieningen te treffen’ voor de buitenmuur op de hoek van de Amstel en ook voor de rest van het huis. Kastelein Reynier Weltters adverteerde in november 1770 nog dat geruchten dat er in het Rondeel ‘geen Logement meer word gehouden, of dat het zelve verplaatst zoude zyn’ onjuist waren, maar in december van dat jaar kwam het Rondeel op de veiling.
Weltters zette in februari 1772 in de krant dat het Rondeel hij na vijftien jaar ‘door bouwvalligheid’ heeft moeten verlaten en een baan heeft aangenomen in het nieuwe logement Het Wapen van Amsterdam, een paar honderd meter verderop op de Kloveniersburgwal. Het Rondeel werd later dat jaar ‘herbouwd’ overgenomen door Jan Nieman, tot dan toe logementhouder in Het Schild van Vrankryk op de Pijpenmarkt. Op 1 mei 1794 nam Johannes Kauderer het Rondeel over.
In 1809 werd het oude logement verder opgeknapt en omgetoverd tot een ‘aansienlijk Heeren-logement’, maar in 1838 ging het failliet. In 1845 werd het opnieuw geopend en door de toenmalige eigenaar H.J. Wolters aangeprezen bij ‘alle Heeren Reizigers en Familjies’. Wolters liet de gevel aan de Doelenstraat in 1853 vernieuwen met een prefab gevel, ‘geheel op maat, naar Duits model’, die in Zwolle was besteld en kant en klaar werd afgeleverd.
In 1882 deed Wolters het hotel over aan de heren R. Kamps en A.J.D. van den Berg. Ze lieten in 1883 een verdieping op het hotel zetten en brachten een nieuwe gevel aan aan de Amstelzijde, ontworpen door Eduard Cuypers.

Logement Het Rondeel van H.J. Wolters, ca. 1850-1859. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Cigarettenpeukjes
Aan het interieur veranderde weinig: de muren waren verzakt, vloeren ongelijk, kamers te laag en benauwd. De Portugese schrijver José Ramalho Ortigaõ, die in 1883 de Wereldtentoonstelling bezocht, schreef in zijn boekje A Hollanda lyrisch over Amsterdam, maar hij vond Het Rondeel aanvankelijk maar niks. Toen hij aankwam was zijn kamer nog niet klaar: ‘Het bed moet nog gemaakt worden, afgebrande lucifers en cigarettenpeukjes liggen over de vloer, de ramen zijn dicht. Is dit nu dat keurig-nette Holland (…)? Dit is niet beter dan Spanje of Italië! Dit is precies het zwetende Sevilla of het vlooienrijke Napels!’
Toen hij later die dag terugkwam was de kamer echter gereinigd: ‘Het groene, rood-gestreepte tapijt is keurig geklopt en geveegd. Geen stofje meer op de meubels. Mijn bed is opengeslagen, mijn pantoffels staan naast elkander bij de fauteuil; mijn toiletartikelen, scheergerei, kijker en sigarenkoker zijn op de schoorsteen gelegd met een liefderijke, huiselijke zorg. Dat alles geeft mijn kamer een ander aanzien, weldadig en aangenaam. De beide ramen staan wagenwijd open; de verkwikkende koelte van de nacht stroomt binnen…’
Behoorlijke wasgelegenheid was er overigens niet. Daarvoor moest Ramalho Ortigaõ uitwijken naar het badhuis dat ‘als een cottage gebouwd, wit geschilderd’ op palen in het water aan het Rokin stond.

Het nieuwe Hotel de l’Europe aan de Nieuwe Doelenstraat, 1896. Foto door Jacob Olie. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Reusachtige wijnkelders
In mei 1893 ging het hotel opnieuw failliet en kwam in handen van de Hypotheekbank, die het twee jaar later liet afbreken, ironisch genoeg nét toen de grote Internationale Tentoonstelling over het Hotel- en Reiswezen plaatsvond. Een geheel nieuw hotel werd opgetrokken op een fundering van zo’n 650 palen. De bouwmeester was Willem Hamer jr., die ook verantwoordelijk was voor het paviljoen in het Vondelpark en hotel Suisse aan de Kalverstraat. Er kwamen vijftig kamers, diverse zalen en een restaurant dat zich nu ook op de lokale bevolking richtte.
Op de begane grond was er een café en een terras aan het water. Met een lift, centrale verwarming, gas en elektriciteit en op elke verdieping een badkamer en ‘gemakkamer’ (toilet) was het hotel voorzien van alle comfort uit die tijd. Elke kamer had een porseleinen kachel voor het geval de gast niet van centrale verwarming hield. De Hypotheekbank had al een hotel aan de Prins Hendrikkade onder zijn hoede, dat ‘Hotel de l’ Europe’ heette. In het najaar van 1896 ging die naam mét de inventaris officieel over op het oude hotel Rondeel.
Bij de opening van het nieuwe hotel De l’Europe werd natuurlijk de pers uitgenodigd. De Amsterdammer schreef: ‘Alles ziet er nu bijzonder vrolijk, licht en gezellig uit, geheel zoals men dat in een familiehotel van de eerste rang kan verwachten.’ Dagblad De Tijd: ‘Wat het meest onze aandacht trok, waren de reusachtige wijnkelders, die weldra stromen van purperen nectar en gouden champagne in zich zullen opnemen.’ Amsterdam-kenner Hajo Brugmans mopperde nog in De Groene Amsterdammer over het veranderen van Het Rondeel in de ‘nietszeggende naam van Hotel de l’ Europe. Zoiets kan overal staan’, maar toen hij in 1904 hoogleraar werd, kreeg hij een diner aangeboden in hetzelfde hotel.

Een diner in hotel de l’Europe, 1926. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Kleurentelevisie en minibar
Aan de eindeloze rij verbouwingen kwam overigens geen einde. Begin twintigste eeuw werden er twee verdiepingen toegevoegd, kleine kamers werden omgebouwd tot badkamer of samengevoegd, in 1910 kreeg het hotel een overkapte ingang en foyer aan de Doelenstraat en het jaar daarvoor was het uitgebreid met het pand Doelenstraat 4, waaronder een deel van de fundering van het oude rondeel werd aangetroffen.
In 1981 kregen alle 76 hotelkamers en drie suites kleurentelevisie met afstandsbediening, telefoon, minibar, radio en airco. In 1986 werden de panden Nieuwe Doelenstraat 6 en 8 toegevoegd, waarmee het aantal kamers uitkwam op 114. In de jaren negentig werd de lobby gerenoveerd en voorzien van wanden met ‘historische’ schilderijen. Ook de bar werd verbouwd en veranderde van naam: Freddy’s, naar Freddy Heineken, in de jaren vijftig een veel geziene gast. Niet toevallig want het Heinekenconcern is sinds 1919 eigenaar van het hotel. De l’Europe is daarmee het laatste grote chique hotel in Amsterdam dat niet tot een internationale keten behoort.
Sinds 2001 is het hotel Rijksmonument. De laatste grote uitbreiding vond plaats in 2006 toen ook de panden Doelenstraat 10, 12 en 14 bij het hotel werden getrokken, deel van de voortdurende strijd – sinds 1638 ! – om up-to-date te blijven.

Hotel de l’Europe, gezien vanaf het Muntplein, 2009. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Hot Europe
In 1940 werd het hotel door Alfred Hitchcock gebruikt als locatie voor zijn film Foreign Correspondent. Op het dak van het hotel was niet Hotel Europe te lezen, maar Hot Europe, waarmee Hitchcock verwees naar de oplopende politieke spanningen in Europa.
Auteur: Willem Oosterbeek
Dit artikel is eerder verschenen in historisch tijdschrift Ons Amsterdam.
Publicatiedatum: 04/08/2025

Vul deze informatie aan of geef een reactie.