Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Duinrellen

Wie bij het woord 'duinrel' denkt aan een uit de hand gelopen meningsverschil over het beheer van de zandheuvels aan onze kust, moet in elk geval verder lezen. Je kunt natuurlijk ook denken aan een bekend pretpark in Wassenaar, dan ben je dichter bij huis. Het Wassenaarse dagtoeristenoord Duinrell draagt zijn naam niet voor niets. Het verwijst naar datgene waarom het hier te doen is. Het landschap aan de voet van de Nederlandse duinen werd in vroeger jaren doorsneden door vele duinrellen. Hun aantal is door menselijk ingrijpen sterk gedaald. Maar ze zijn er nog steeds. Duinrellen zijn kleine waterstromen. Een duinrel voert gedeelte af van de enorme watermassa die verborgen ligt onder de droge oppervlakte van het duinmassief.

Regenwater en zoetwaterbellen

De grote duintoppen in Kennemerland zijn wel zo’n duizend jaar oud. Jaar in, jaar uit daalde daarop een grote hoeveelheid regenwater neer. Het jaarlijks gemiddelde is bijna tachtig centimeter. Een deel van dat water verdampt aan de oppervlakte, de rest zakt weg in de duinen. Wegzakkend in de duinen ontmoet het zoete regenwater het zoute grondwater dat vanuit de zee diep onder de duinen doordringt. Het zoete regenwater is lichter dan het zoute grondwater en blijft daarop dus ‘drijven’. In de loop van de eeuwen ontstond zodoende een werkelijk enorme zoetwaterbel in de duinen. Voordat de mens op grote schaal drinkwater uit de duinen ging oppompen, kon zo’n bel wel tot acht meter of meer boven NAP rijken. Naar beneden was een diepte van honderd meter niet ongebruikelijk.

Duinrel in het Burgemeester Rijkenspark, Santpoort-Noord. Collectie Fotopersbureau De Boer, Noord-Hollands Archief.

Duinrellen

Een deel van het water in de duinen vond ondergronds, in landinwaartse richting, een weg naar lager liggend grondwater. Maar op een gegeven moment was de hoeveelheid water in de duinen toch zo groot geworden dat het wel een weg naar buiten, naar de oppervlakte, moest zoeken. In brede duinlandschappen ontstonden duinmeren tussen de hoger liggende duinranden. Aan de voet van de duinen drong het water naar buiten. Achter de duinen gaat de zandige grond over in veengrond die door de vrijwel constante aanvoer van duinwater erg vochtig werd. Boeren die de grond achter de duinen in gebruik namen, groeven greppels om het water af te voeren. Dit waren de duinrellen.

De meeste duinrellen zijn dus gegraven en dat verklaart waarom ze nogal recht zijn. Op een bepaald punt komen sommige duinrellen bijeen en vormen een breder water, een beek. Verder landinwaarts komen de beken en duinrellen dan terecht in de poldersloten. Het duinwater achter Velsen en Wijk aan Zee stroomde, voordat tussen 1865 en 1876 het Noordzeekanaal werd aangelegd, naar het Wijkermeer, dat daar toen nog lag. Verder naar het zuiden stroomde een deel van het duinwater uit de Kennemerduinen naar het Haarlemmermeer. De drooglegging van dit meer in 1852 maakte daaraan een einde.

Nuttig water

Het door het duinzand gefilterde regenwater is zeer schoon en rijk aan mineralen. Door die eigenschappen is het geschikt voor velerlei menselijke activiteiten. Zo gingen onder andere Haarlemse bierbrouwerijen het water in de vijftiende eeuw gebruiken. In de zestiende en zeventiende eeuw gebruikten talrijke linnenblekerijen het om er het linnen in te wassen en het vochtig te houden gedurende de bleek op de velden. Maar veruit het meest ingrijpend was en is het gebruik dat we nu nog van de waterbellen in de duinen maken, namelijk als leverancier van drinkwater. Sinds 1853 heeft de Amsterdamse Drinkwatermaatschappij steeds meer duinwater als drinkwater naar de hoofdstad gepompt. In 1898 gingen Haarlem, Bloemendaal en Velsen, ook over op duinwater voor de dorstige kelen van hun inwoners.

Al snel onttrok men meer water aan de duinen dan er jaarlijks door regen aan werd toegevoegd. De waterbellen werden kleiner en de ene na de andere duinrel viel droog. Veel duinmeren verdwenen. Ook de drooglegging van het Haarlemmermeer droeg bij aan het kleiner worden van de waterbellen. Daar was namelijk door bemaling een zeer laag grondwaterpeil ontstaan en dat trok ondergronds meer duinwater aan. Aan de enorme verdroging van de duinen kwam pas een einde na 1957. Vanaf dat jaar werd rivierwater naar de duinen gebracht om het watertekort aan te vullen. Langzaam herstelde de situatie zich en sommige duinrellen keerden terug.

Literatuur

  • J. van der Goes e.a., Duinrellen in Noord-Kennemerland (Haarlem 1987)
  • Jos Kluiters en Frits van Daalen, Zuid-Kennemerland natuurlijk. Vijfduizend jaar mensen en natuur tussen duinen en polders (Haarlem 1988) 56-66.
  • B.J. Oosterop, Duinrellen vroeger en nu (s.l., 1994).
  • Rolf Roos, Bewogen kustlandschap. Duinen en polders van Noord-Kennemerland (Haarlem 1995) 63-73.
  • Alles ter inzage in de bibliotheek van het Noord-Hollands Archief.

Publicatiedatum: 05/01/2011

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.