
Teylers laatste wil is in 1756 opgemaakt, twee jaar na de dood van zijn vrouw. Aan details hierin heeft hij nog vaak gesleuteld. In dit testament stelt hij zijn nalatenschap onder “d’Administratie en directie, mitsgaders het opzicht en bestier van vijf persoonen”. Deze vijf personen wees hij in eerste instantie zelf aan. In zijn woonhuis (tegenwoordig Fundatiehuis) aan de Damstraat moesten het bestuur en de twee op te richten Genootschappen vergaderen. Elk Genootschap moest zes leden tellen. Zij konden gebruikmaken van de Bibliotheek en verzamelingen en ze moesten die ook uitbreiden. Tot zover de organisatie.

Het testament van Pieter Teyler (1756). Het gehele document is als pdf downloadbaar via de themawebsite Teylers Universum: www.teylersuniversum.nl. Beeld: collectie Teylers Museum.
Het ‘nut van ’t algemeen’
Aan het eind van het testament staan, kort en krachtig, Teylers echte bedoelingen: “de bevorderingen van Godsdienst, aenmoedigingen van Kunsten en Weetenschappen, en ’t nut van ’t algemeen”. Onder dat laatste viel ook armenhulp. Wanneer we nu naar Teylers leven kijken, kunnen we voorzichtig concluderen dat hij een globale belangstelling had voor de levensbeschouwelijke en culturele uitingen van zijn tijd zonder nu in één of meer daarvan echt op te gaan. Bij leven was zijn rol vooral die van stimulator van het Haarlemse culturele leven; de grootste plannen bewaarde hij voor na zijn dood.
Publicatiedatum: 08/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.