Gevels van baksteen en natuursteen
De buitengevels van de Noorderkerk zijn opgetrokken in baksteen, verlevendigd met blokken natuursteen in de steunberen en rond de vensters aan de kant van het Kleine Noord. Kenmerkend voor de gotiek is de toepassing van relatief grote vensters die bovenaan eindigen in een spitsboog. De westgevel aan het Kleine Noord telt drie topgevels, waarvan de middelste naderhand voorzien is van een zeldzame uithangende wijzerplaat. De gevels worden verlevendigd door horizontale waterlijsten en boognissen in de toppen.
In de voorgevel bevinden zich drie ingangsportalen waarvan de buitenste naderhand zijn dichtgezet. Het laatgotische hoofdportaal in het midden is uitgevoerd in natuursteen en heeft boven de achttiende-eeuwse deuren een zogenaamde Vanitas-voorstelling uit 1647 (vanitas = vergankelijkheid).
Te zien zijn symbolen van vergankelijkheid: een liggend skelet, een zeis, een zandloper, geknakte korenaren en de tekst ’EN MESSEM IMMORTALITATIS‘ (Zie daar de oogst van de onsterfelijkheid!). Rechts om de hoek bevindt zich nog een natuurstenen portaal in laatgotische trant, nu de hoofdingang. Ook hier is de dubbele deur in de achttiende eeuw vernieuwd en toont het boogveld erboven vergankelijkheidsymbolen in combinatie met een moraliserende tekst, ’HIC META DOLORIS‘ (Hier is het einde van de smart).
Alle dakvlakken zijn gedekt met leien. Op het middelste dak staat aan de straatzijde een achthoekige dakruiter met ingesnoerde naaldspits. Dit gotische torentje is eigendom van de gemeente en uitgevoerd in hout bekleed met leien en, ter plaatse van het opengewerkte middendeel, lood. In het torentje hangt een door Cornelis Ammeroy gegoten klok uit 1606. De dakruiter wordt bekroond door een smeedijzeren kruis waarop een vergulde haan als windwijzer.
In de noordoosthoek tussen koor en transept bevindt zich de voormalige sacristie. Tegen de zuidgevel van de kerk is in de zeventiende eeuw een smalle kosterswoning gebouwd.
Inwendig heeft de kerk houten tongewelven die evenals de trekbalken beschilderd zijn in gotische trant. Tot de fraaie zeventiende-eeuwse inventaris behoren onder meer een koor- en doophek, beide met balusterfries, een tochtportaal, kroonluchters en een preekstoel met zeer goed snijwerk.
In schril contrast met de laatste staat de sobere preekstoel in het koor, de ruimte waar in de negentiende eeuw gepreekt werd voor de armen. Verschil moest er zijn. Saillant detail is dat de diaconie alleen hulp verstrekte aan een arm gezin als minimaal één gezinslid wekelijks de armenkerk bezocht.
De gotische spiltrap achterin de kerk dateert uit 1497 en is nog afkomstig uit de oude Grote Kerk die in 1838 verbrand is. Links van het tochtportaal dalen de gewichten van het uurwerk af in een zogenaamde kloklodenkast. Deze is in 1725 beschilderd met vier toepasselijke rijmen.
De Noorderkerk wordt nog steeds gebruikt voor de eredienst, maar ook voor culturele en andere activiteiten.
Publicatiedatum: 10/04/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.