De ‘Fluit van Warder’ werd in 2017 ontdekt door een archeologisch duikteam van de Rijksdienst. Tijdens de opgraving van een scheepswrak ter hoogte van het Noord-Hollandse dorp Warder werden meer dan honderd voorwerpen geborgen, waaronder deze dwarsfluit. Archeologen vinden bijna nooit muziekinstrumenten. Zeer bijzonder dus!
Het scheepswrak bij Warder
Sinds een paar jaar wordt een groot deel van de dijk langs het Markermeer versterkt. In 2017 stuitten archeologen daarbij onder water op een klein scheepswrak, in de buurt van het Noord-Hollandse dorp Warder. Het duikteam van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stelde vast dat het gaat om een licht gebouwd scheepje van vermoedelijk 14 tot 14,5 meter lang uit het tweede kwart van de zestiende eeuw. Er zijn bij de opgraving meer dan honderd voorwerpen geborgen, wat erop wijst dat het schip van een handelaar is geweest.
De bouw van het schip vertoont veel gelijkenissen met een afbeelding van transportschepen in Amsterdam uit dezelfde periode. Deze lichters waren schepen die de lading van grote zeegaande schepen overnamen om ze te transporteren naar de stad. Door de ranke bouw kan dit betrekkelijk lange schip lading overnemen en varen in de smalle kanalen van steden zoals Amsterdam, Hoorn, Edam en Monnickendam.
Het midden van de zestiende eeuw was het begin van een bloeiend handelstijdperk voor de Noord-Hollandse steden. Dit schip is een getuigenis van een kleine, maar belangrijke schakel in dit hele handelsproces waar goederen vanuit de gekende wereld (Middellandse zee tot Baltisch gebied) vervoerd werden naar de stapelplaatsen in de Verenigde Nederlanden. Dit schip had vermoedelijk een handelaar aan boord die goederen van inkomende schepen aankocht om dat dan te verdelen en verder te verkopen in de stad. Gezien de ligging van de vindplaats was de handelaar mogelijk werkzaam in Edam.
Persoonlijke eigendommen
Naast de gebruikelijke scheepsonderdelen, uitrusting/gebruiksvoorwerpen en aardewerk zijn ook persoonlijke voorwerpen gevonden. Drie van deze voorwerpen zijn een beugel van een tas, een zaagje met inscriptie en een dwarsfluit.
De dwarsfluit is uit één stuk buxushout gemaakt, is 69 centimeter lang en heeft zes vingergaten. Die zijn allemaal bijgesneden, zodat ze binnenin breder zijn dan aan de buitenkant. Dit is gedaan om de intonatie, klank en bespeelbaarheid te verbeteren. Een lastig en precies werkje. Het is met zorg gedaan, met gespecialiseerd gereedschap. Het instrument is aan de kant van het mondgat met een kurk afgesloten. Tussen het mondgat en het eerste vingergat zijn zeven smalle banden van ijzerdraad aangebracht, waarschijnlijk om een scheur te repareren. Een messingen buis bedekt het stuk boven het mondgat. Binnen in deze buis zit een papier waarop tekst gedrukt is.
Vergelijkbare fluiten
Oude dwarsfluiten zijn nauwelijks bewaard gebleven. De oudste in Nederland, uit ongeveer 1590, komt van Nova Zembla en bevindt zich in het Rijksmuseum. De oudste andere renaissancefluiten, die in Oostenrijk en Italië bewaard worden, dateren uit de eerste helft van de zestiende eeuw.
Die andere exemplaren en ook prenten en schilderijen laten zien dat het Warderse instrument typisch een tenordwarsfluit uit de zestiende of zeventiende eeuw is. Zo’n fluit is cilindrisch en bijna altijd uit één stuk gemaakt. De zes gaten kun je eenvoudig met de middel-, wijs- en ringvingers van je beide handen bespelen, dus kleppen zijn niet nodig. Het instrument heeft een bereik van twee tot twee en een half octaaf en is perfect geschikt voor de muziekgenres uit de renaissance.
Wat tot nog toe niet bekend was bij renaissancefluiten zijn lange buisstukken van messing, zoals het instrument uit het Markermeer die heeft. Bij andere exemplaren ontbreekt metaal volledig. Op schilderijen uit de zestiende eeuw staan alleen fluiten die helemaal van hout zijn, of die smalle metalen ringen aan de uiteinden hebben.
Boekillustraties
De enige afbeeldingen van vergelijkbare buizen bevinden zich in twee boeken. In het eerste gedrukte boek over muziekinstrumenten, Musica getutscht van Sebastian Virdung uit 1511, staat een houtsnede van een tenorfluit met een dubbele lijn bij het mondgat. Die is eerder aangezien voor versiering, maar het zou de rand van een metalen buis kunnen voorstellen. En in Martin Agricola’s Musica instrumentalis deudsch uit 1529 zijn vijf fluiten met dubbele lijnen afgebeeld.
Wel ontbreekt op deze prenten de kortere buis die de fluit van Warder aan de andere kant gehad moet hebben. Naar de functie van de messingen buizen kunnen we slechts raden. Misschien zijn ze bedoeld om de uiteinden van de fluit te beschermen, maar het zou ook kunnen dat ze de klank beïnvloeden, het gewicht uitbalanceren of puur voor de sier zijn. Het valt bovendien niet uit te sluiten dat de buizen aangebracht zijn om de scheur te herstellen, net als de bandjes van ijzerdraad.
Geluid en replica’s
Hoewel de fluit in ongekend goede conditie is voor een instrument dat een kleine vijfhonderd jaar onder water heeft gelegen, is hij toch wat beschadigd. Hij is kromgetrokken en CT-scans laten zien dat de doorsnede nu eerder ovaal dan rond is.
In de huidige staat is de fluit niet meer bespeelbaar. Om toch vast te kunnen stellen hoe hij geklonken heeft, maakt fluitbouwer Roberto Bando twee replica’s. Eerst een van esdoorn, om de maten en vormen uit te testen. Vervolgens in buxushout, om een exemplaar te verkrijgen dat zo veel mogelijk het geluid van het origineel nabootst. Deze fluit kan verder voor musicologisch onderzoek en demonstraties worden gebruikt.
Papier
Stukken papier uit boeken of kranten zijn vaker in historische fluiten aangetroffen. Waarschijnlijk zijn die door de speler aangebracht als snelle oplossing voor lekkende of loszittende onderdelen. Bestuderen van de tekst op het papier uit Warder was een uitdaging. Met het blote oog is deze maar beperkt zichtbaar. Daarom is de binnenkant van de buis stukje bij beetje gefotografeerd met een geïmproviseerde periscoop, samengesteld uit een digitale microscoop en spiegeltjes.
De tekst blijkt Duits te zijn, in gotische letters gedrukt en helaas zwaar beschadigd. Het is het rechterdeel van een pagina met negentien regels, waarschijnlijk uit een boek. Het lettertype kan helpen bij het identificeren van de tekst, want in de zestiende eeuw had iedere drukker zijn eigen letters en die konden onderling sterk verschillen.
Militaire muzikanten
In ieder geval is duidelijk dat de tekst een Duitse of Zwitserse herkomst heeft. Dat maakt het ook waarschijnlijk dat de fluit in bezit was van een militair, bijvoorbeeld een huurling, die in de eerste helft van de zestiende eeuw in West-Friesland was. Of lag alleen zijn fluit in het scheepje van de handelaar?
In eerste instantie gebruikten soldaten dit soort fluiten, om tijdens de strijd signalen te geven. Deze praktijk werd vooral geassocieerd met Zwitserse en andere Duits-sprekende piekeniers. Vandaar dat de dwarsfluit in de achttiende eeuw als Duitse fluit bekend stond. Militaire muzikanten reisden vaak met hun koning of prins mee en speelden ook in hun vrije tijd. Op reis wisselden ze muziek uit met musici die ze aan buitenlandse hoven en in steden ontmoetten. Drie of vier fluitisten speelden vaak samen, ook in gemengde ensembles met snaar- en
andere blaasinstrumenten, soms gecombineerd met zang. Maar veel illustraties uit de renaissance laten mensen zien die alleen spelen, wat suggereert dat ze het instrument ook in huiselijke kring gebruikten.
Vanaf 18 februari te zien!
De fluit is na de presentatie in het Rijksmuseum door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed overgedragen aan de provincie Noord-Holland die eigenaar is van deze archeologische vondst. Vanaf 18 februari zal de fluit te zien zijn als speciale vondst in de tentoonstelling ‘Leven in lagen, de mens in het Noord-Hollandse landschap’ in archeologiecentrum Huis van Hilde in Castricum. Deze tentoonstelling laat zien hoe het Noord-Hollandse landschap zich onder invloed van het water en de mens heeft ontwikkeld. De tentoonstelling is te zien tot 5 september 2021.
Met dank aan Nienke van Kuijeren, Provincie Noord-Holland. Geredigeerd door Judith van Amelsvoort, Redactie Oneindig Noord-Holland.
Bron:
Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, november 2020. Artikel ‘Het spoor van de fluit’, geschreven door Hans Huisman, blz. 28 t/m 30.
Publicatiedatum: 27/11/2020
Vul deze informatie aan of geef een reactie.