
De eerste Chinezen in Nederland
De eerste Chinezen kwamen niet naar Nederland met het plan om restaurants te starten. Ze kwamen als stokers op de grote kolengestookte schepen van Nederlandse en Britse reders. In 1911 waren er in heel Europa zeeliedenstakingen. Ook in Amsterdam en Rotterdam trad er een arbeidsconflict op tussen de reders en de vakbondslieden. De reders hadden hierdoor moeite om personeel te vinden. Ze ronselden Chinese zeelieden om als goedkope arbeidskrachten de hardnekkige staking te breken.
Als de Chineze scheepslieden niet werkten als stoker op de schepen, verbleven ze in de havensteden Amsterdam en Rotterdam waar ze leefden in boardinghouses. Ze wachten hier tot ze konden aanmonsteren voor een nieuwe reis. De boardinghouses waren gelegen in de Rotterdamse wijk Katendrecht en in Amsterdam in het gebied rond de Buiten Bantammerstraat. In deze kosthuizen woonden doorgaans zo’n twintig jonge mannen, die twee keer per dag een uitgebreide maaltijd kregen.

De Geldersekade in Amsterdam, het Chinatown van de stad. Beeld: WIkimedia Commons.
Restaurant Kong Hing in Amsterdam
Na de crisis in 1929 ging het in Nederland slechter met de scheepvaart. Veel Chinezen raakten werkeloos. Als vreemdelingen van de Nederlandse staat konden ze niet rekenen op financiële hulp. Teruggaan was vaak geen optie, de kosten voor de terugreis werden niet vergoed door hun voormalige werkgevers. Om toch wat te verdienen, begonnen innovatieve Chinese oud-stokers met de verkoop van pindakoekjes. De Nederlanders waren er dol op. De belediging ‘pindachinees’ bleek later lastig af te schudden.
Het Chinese ondernemerschap uitte zich ook door de opkomst van Chinese restaurants in Rotterdam en Amsterdam. Aangezien de logementen en vaak bijbehorende Chinese eetgelegenheden minder inkomsten hadden, besloten de eigenaren een breder publiek aan te spreken. De deuren werden geopend voor niet-Chinese eters. Het eerste Chinese restaurant was Kong Hing op de Binnen Bantammerstraat. Op de locatie zat eerder een boardinghouse, opgezet door Ng (Oeng) Tse Ching, een voormalige stoker op de grote vaart.

Rechts het in 1928 geopende Kong Hing-restaurant. Datum van de foto onbekend. Beeld: Stadsarchief Amsterdam.
Rijsttafel op het menu
De hoogtijdagen van het Chinese restaurant kwamen pas echt met de komst van honderdduizenden Nederlandse Indiërs na de Tweede Wereldoorlog. De Indische Nederlanders verkozen het Indisch eten boven de Nederlandse aardappels. De Chinese restaurants speelden hierop in door hun aanbod uit te breiden met het inhuren van Indonesische ‘kokkies’. Kokkies kookten in Nederlands-Indië voor de Nederlandse gezinnen en hadden ervaring met het bereiden van rijsttafels: een hoofdmaaltijd met rijst met vele bijgerechten die tijdens het middagmaal door Nederlanders in Indonesië genuttigd werd.
Het Chinese restaurant veranderde in het Chinees-Indische restaurant, zoals we het nu kennen. De gerechten werden minder pittig en er werden grotere porties geserveerd om de Nederlandse klanten tevreden te stellen. De restaurants werden steeds populairder. Er werd in 1980 zelfs een politieke norm vastgesteld door het ministerie van Economische Zaken, waarin werd gesteld dat in iedere stad of wijk met meer dan 10.000 inwoners een Chinees restaurant gevestigd mocht zijn.

Twee dames eten in Chinees restaurant ‘De Gouden Draak’ op de Gelderse Kade. Datum onbekend. Beeld: Stadsarchief Amsterdam.
Meer dan Babi Pangang
Tegenwoordig zijn Chinese restaurants in dorpen en steden zo vanzelfsprekend, dat je je wenkbrauwen niet optrekt als je een Chinees-Indisch restaurant langs een provinciale weg, in een klein dorpje of midden in een historische binnenstad tegenkomt. De restaurants maken zo’n deel uit van de Nederlandse cultuur, dat er sinds 2010 een Chinees restaurant is ‘geopend’ in het Openluchtmuseum in Arnhem. Het Arnhemse museum stelt dat de restaurants niet weg te denken zijn uit Nederland.
Toch dreigen de restaurants uit ons Nederlandse straatbeeld te verdwijnen. De afgelopen 10 jaar verdween meer dan 20% van de restaurants. Reden voor de Stichting Meer dan Babi Pangang om de Chinees-Indische restaurantcultuur in de Inventaris Immaterieel Erfgoed te laten bijschrijven. 1 juli 2020 is het gelukt. De Chinees-Indische restaurants, die de Nederlandse geschiedenis en de straten verrijken, krijgen met de plaatsing op de lijst een onvergetelijke plek.
Auteur: Inge Molenaar
Bronnen:
- Hiu, Het is afgelopen met ‘bami goreng-sambal bij’. Volkskrant (30 maart 2010).
- Is geschiedenis. De geschiedenis van de ‘afhaalchinees’.
- Sanders. Chinezen van Amsterdam. Instituut voor de Sociale Geschiedenis (2008).
- Website Meer dan Babi Pangang
- 100 jaar Chinezen in Nederland, verschenen in 2011.
Publicatiedatum: 07/07/2020
Vul deze informatie aan of geef een reactie.