“Nederland was het rijkste land van de westerse wereld, mede omdat het een belangrijke handelsnatie was,” vertelt Elisabeth Spits, conservator schepen en techniek van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. “De handel liep via zee. Zonder zee geen Nederland. Dat begon al in de zestiende eeuw met de Hanzesteden, in Nederland en Duitsland. Daarvoor werden kleine kustvaarders gebruikt. Maar de doorbraak kwam met de Fluit, een vrachtschip dat rond 1600 in Hoorn werd ontwikkeld, en onder meer werd gebruikt voor de handel met Scandinavië en de Baltische Staten. Dat was het succesnummer van de zeventiende eeuw.” De Fluit had een bolle romp, zodat het veel vracht kon vervoeren, maar het had ook een relatief klein dek. Dat scheelde tolgeld als je door de Sont voer.
Schepen werden in heel Nederland gebouwd. De kleinere schepen werden verdeeld in smalschepen, die door de sluizen konden, en wijdschepen, die op de Zuiderzee voeren. De scheepsbouw in de Zaanstreek was vooral bekend om de bouw van fluiten en walvisvaarders. Rond 1630 telde de Zaanstreek zo’n 21 werven, die zeeschepen van 30-35 meter bouwden. In die periode werden er zo’n zestig schepen per jaar gebouwd, maar de scheepsbouw nam pas tussen 1650 en 1700 een hoge vlucht, toen er tussen de 120 en 150 schepen per jaar van stapel liepen.
Oostelijke Eilanden
In het Amsterdam van begin zeventiende eeuw lagen de grote werven ten oosten van het huidige Centraal Station. “Als je uit de IJ-tunnel komt, zie je op de hoek een pakhuisachtig gebouw staan. Daar staat nog steeds een poortje, dat toegang gaf tot de werven die er achter lagen. Dat waren de werven van de V.O.C. en de Admiraliteit.”
Toen de schepen groter werden, verhuisden de werven naar de Oostelijke Eilanden, die halverwege de zeventiende eeuw zijn aangelegd. De V.O.C. koos voor Oostenburg en de Admiraliteit, voorloper van de marine, streek op Kattenburg neer, naast het huidige Scheepvaartmuseum.
Gemiddeld was men negen maanden met een zeeschip bezig. Er werd met man en macht aan gewerkt en daarom ging het ook vrij snel. Hoe het op zo’n scheepswerf geroken zal hebben? “Ik neem aan dat het er naar versgezaagd hout rook, en ook wel een beetje naar verbrand hout, want voor de scheepshuid moesten de planken worden gebogen. Dat deden ze door het hout te verwarmen.”
Kanonnen
De schepen die de Admiraliteit bouwde, waren met kanonnen uitgerust en hadden aanvankelijk tot taak om koopvaardijschepen te beschermen. Soms werden ze voor oorlogen ingezet, maar aanvankelijk moest Nederland het tegen Engeland afleggen. “Nederland verloor al die oorlogen, omdat de Engelse oorlogsschepen veel zwaarder waren uitgerust. Wij voeren met kleinere schepen, want die waren wendbaarder. Bovendien waren grote, diepstekende schepen niet geschikt voor de kustvaart. ”
Halverwege de zeventiende eeuw begon de Admiraliteit grotere schepen te bouwen, die met extra kanonnen werden uitgerust. Op die manier ontstond er een oorlogsvloot, waardoor verliezen in oorlogstijd niet meteen ten koste gingen van de koopvaardijvloot. De strijd met Engeland om de handel naar Azië werd ook op de Noordzee uitgevochten.
Scheepsmodellen
Het Scheepvaartmuseum beschikt over een aantal fraaie scheepsmodellen. “Op een paar na zijn onze scheepsmodellen uit de tijd dat de schepen werden gebouwd. Vandaar dat ze betrouwbaar zijn. Veel van die modellen komen van scheepswerven. Zo hebben we een model van het V.O.C.-schip D’Gerechtigheid. Dat schip heeft ècht bestaan. Dat geldt niet voor alle scheepsmodellen. Soms klopt het scheepstype wel, maar heeft er nooit een schip met die naam bestaan. Van D’Gerechtigdheid kunnen we veel in de archieven terug vinden; die V.O.C.- mensen waren enorme administrateurs.”
Naast de Gouden Eeuw wijdt het museum ook nog een aparte tentoonstelling aan jachtmodellen. Dat loopt van 1650 tot nu. Het zijn modellen van pleziervaartuigen, die welvarende kooplui en andere vooraanstaande burgers lieten bouwen. Ze voeren er mee op het IJ en op de Amstel. Ook in de Zaanstreek woonden jachteigenaren. Die voeren voor hun plezier op het IJ en de Haarlemmermeer. De Zuiderzee was in die dagen te verraderlijk, met zijn stromingen en zandplaten. “Als ze er al voeren, namen ze een schipper mee die het gebied goed kende.”
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 23/06/2015
Vul deze informatie aan of geef een reactie.