‘Eerste hogere waarden radio-activiteit in Groningen gemeten’ kopte het NRC Handelsblad op 2 mei 1986. Hoewel Nederland helemaal aan de rand van de stralingswolk boven Europa lag, was dit bericht het begin van een onrustige week. Onderzoekers wilden nog geen mededelingen doen of en wanneer er maatregelen genomen zouden worden, om massale paniek te voorkomen.
Schaarse berichtgeving
Deze precaire situatie was het gevolg van een kernramp die zes dagen eerder plaatsvond in de voormalige Sovjet-Unie. In de vroege ochtend van 26 april werd in één van de vier kernreactoren van Tsjernobyl een veiligheidstest uitgevoerd, om te zien of de generator na het uitschakelen van de reactor nog genoeg stroom zou hebben om de koelinstallatie korte tijd aan te drijven. Gebrek aan kennis van het uitvoerend personeel en een ontwerpfout van de reactor zorgden voor een enorme ontploffing, die het dak van de reactor afblies. De instromende zuurstof ontketende vervolgens een brand aan de hete grafietonderdelen. De brand zorgde ervoor dat dagenlang een radioactieve rookwolk uit de open reactor opsteeg, die zich over Europa verspreidde.
Het nabijgelegen dorp werd geëvacueerd, maar de Sovjet-Unie liet aanvankelijk na om het ongeluk te melden aan de Europese landen. De eerste melding van verhoogde radioactiviteit kwam van onderzoekers in Zweden, waar de radioactieve wolk op 27 april was aanbeland. Rond 2 mei bereikte de wolk ook Nederland en België. Het NRC Handelsblad beschreef de reactie van de Sovjet-Unie in de nasleep van de ramp op typerende wijze: ‘Bijna een week na de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl hebben de Sovjet-autoriteiten een voorlichtingscampagne op gang gebracht die vooral ten doel lijkt te hebben het buitenland over de situatie gerust te stellen’.
Crisisteam
Vanwege de schaarse berichten uit de Sovjet-Unie bereikte het nieuws over de explosie pas zestig uur na de ramp Den Haag. Hier werd direct een crisiscentrum opgericht, onder leiding van Pieter Winsemius, de toenmalige minister van milieubeheer. ‘Inzichten over radioactiviteit op zo’n grote afstand hadden we niet. We hadden in Nederland alleen een rampenplan voor een straal van 5 tot 15 kilometer rond de kerncentrales van Borssele en Dodewaard’ vertelt Winsemius aan Andere Tijden.
Het crisisteam, dat officieel ‘coördinatiegroep’ genoemd werd om de groeiende onrust niet te voeden, stelde drie prioriteiten voor zichzelf: de stralingsdoses voor de bevolking laag houden, paniek onder de bevolking voorkomen en de invoer van besmette personen en goederen uit het getroffen gebied controleren. Het crisisteam besloot onder meer extra jodiumtabletten te bestellen. Deze zijn echter nooit uitgedeeld om grootschalige paniek en verkeerd gebruik te voorkomen.
Koeien op stal
De brand in de kernreactor zou pas op 6 mei helemaal geblust worden. In de tussentijd bleven de radioactieve deeltjes zich verspreiden over Europa. Op 5 mei schreef Het Parool nog dat in Scandinavië en enkele Midden-Europese landen weer een toename van radioactiviteit gemeten is. Verschillende landen hebben dan al voorzorgsmaatregelen genomen met betrekking tot de consumptie van melk en bladgroenten.
Nederlandse metingen troffen eveneens verhoogde concentraties radioactief jodium in het gras aan. Na uitgebreid overleg viel op 3 mei de beslissing: de koeien moesten op stal. Het graasverbod werd dezelfde avond nog via praatprogramma Tineke op televisie bekendgemaakt en zou een kleine week duren. Voor de boeren was het een onhandige timing: de koeien stonden in veel gevallen nét buiten en de voorraad droogvoer uit de winter was op.
Besmette spinazie
Toch hielden de meeste boeren zich netjes aan het graasverbod. Het werd dan ook streng nageleefd. In de dagen die volgden werden ruim 200 veehouders door het hele land betrapt op het buiten laten grazen van hun melkkoeien, -schapen en -geiten. Zo’n 200.000 liter melk werd in beslag genomen. Enkele Noord-Hollandse veehouders weigerden tegenover de politie pertinent om hun melkvee uit de wei te halen. Hun argument? ‘Jullie bekijken het maar’. Hun melkproductie werd uiteraard in beslag genomen, zo berichtte het Nederlands Dagblad op 6 mei.
Daarnaast werd al vóór het graasverbod aangeraden om groenten extra goed te wassen. Na een aantal wetenschappelijke proeven kwam men erachter dat het radioactieve jodium door het wassen niet verdween van bladgroenten als sla en spinazie. Om het nog eens erger te maken werd op de spinazie ook het kankerverwekkende cesium aangetroffen. Het was onbekend welke hoeveelheid schadelijk was, dus werd op 6 mei alle spinazie uit de handel genomen en vernietigd.
Gevaar geweken
Op 9 mei kopte het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Minder straling in Nederland’. De koeien mochten een dag eerder alweer de wei in. Het ergste gevaar was toen geweken, voor Nederland tenminste. Was er onder de Nederlandse boeren enige financiële schade te betreuren, in de Sovjet-Unie waren de gevolgen nog moeilijk te overzien. Ter plaatse in Tsjernobyl zou nog lange tijd worden doorgegaan met het bergen van de reactor en het ‘schoonmaken’ van de radioactief besmette omgeving.
Het officiële dodental van de ramp staat nog altijd op slechts 31 mensen, die overleden aan acute stralingsziekte. Onder hen waren het personeel van de kerncentrale en de brandweermannen die opgeroepen werden om de brand te blussen. Schattingen van het daadwerkelijke dodental lopen echter uiteen van 4.000 tot 400.000 slachtoffers. Tegenwoordig wordt Tsjernobyl gezien als één van de grootste nucleaire rampen uit de geschiedenis. Hoewel de directe gevolgen in Holland gering waren, mag de invloed op de betrokkenen in de Sovjet-Unie en op de wereldwijde perceptie van kernenergie niet onderschat worden.
Tekst: Sarah Remmerts de Vries
Bronnen:
- Andere Tijden: Tsjernobyl als Nederlandse ramp
- NRC Handelsblad, 02-05-1986
- Het Parool, 05-05-1986
- De Telegraaf, 06-05-1986
- Nederlands Dagblad, 06-05-1986
- De Waarheid, 07-05-1986
- NRC Handelsblad, 07-05-1986
- Nieuwsblad van het Noorden, 09-05-1986
Publicatiedatum: 09/07/2019
Vul deze informatie aan of geef een reactie.