Pieter Corneliszoon Hooft
“Mevrouw, als met papier, de rijmen dezer bladen, uw boekerij verladen, beveel ze maar aan ’t vier. Dat zij hun lijf en leven, weer leevren aan den brand, is niet onbillijk: want, die heeft het hen gegeven.” Een gedichtje van Pieter Corneliszoon (P. C.) Hooft (Amsterdam 1581 – Den Haag 1647), ‘Aan Mijne Vrouw’.
Geen lijst met bekende dichters is compleet zonder de beroemde Nederlandse historicus, dichter en toneelschrijver P. C. Hooft. Hij representeerde de renaissance in Nederland en zorgde voor vernieuwingen in genre, vorm en thematiek in de Nederlandse middeleeuwse literatuur. Hooft was zijn hele leven bezig met poëzie. Hij schreef over jeugdliefdes, liet zich inspireren door zijn vriendschap met onder andere Constantijn Huygens en Maria Tesselschade en schreef in zijn latere leven vooral over de geschiedenis. Een van de meest prestigieuze literatuurprijzen in het Nederlandse taalgebied, de P. C. Hooft-prijs, is naar Hooft, ‘Hoofd der Nederlandse poëten’, vernoemd, die ook tegenwoordig nog een rol speelt voor de Nederlandse letterkunde.
Nicolaas Beets
“De moerbeitoppen ruischten, God ging voorbij, Neen, niet voorbij, hij toefde, hij wist wat ik behoefde, en sprak tot mij.” Zo luiden de eerste regels van een van de bekendste gedichten van Nicolaas Beets (Haarlem 1814 – Utrecht 1903), ook bekend onder het pseudoniem Hildebrand.
De negentiende-eeuwse schrijver, dichter, predikant en hoogleraar schreef veel vrome gedichten, proza en poëzie; naast een heleboel preken, literaire beschouwingen en andere geschriften. Zijn bekendste werk is de ‘Camera Obscura’, waarin een prachtig tijdsbeeld wordt gegeven van het dagelijks leven in Holland. Weetje: het in ‘Camera Obscura’ beschreven café, ‘De Geleerde Man’, bestaat nog steeds en kun je in de voormalige gemeente Bennebroek bezoeken. De veelzijdige Beets heeft tevens een belangrijke rol gespeeld in de Romantische beweging in Nederland.
Herman Gorter
“Een nieuwe lente en een nieuw geluid, ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit, dat ik vaak hoorde voor een zomernacht, in een oud stadje, langs de watergracht.” Dit zijn de beginregels van het epische gedicht ‘Mei’ van Herman Gorter (Wormerveer 1864 – Sint-Joost-ten-Node 1927). ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’, is een van de meest geciteerde dichtregels en nog steeds een staande uitdrukking.
In het buitenland was Herman Gorter vooral bekend als politicus en medeoprichter van de Sociaaldemocratische Partij (SDP), maar in Nederland herinneren we hem vooral als dichter. Hij liet zich in zijn leven door verschillende maatschappelijke en kunstzinnige stromingen inspireren en zijn overtuigingen kwamen vrijwel altijd in zijn gedichten tot uitdrukking. Gorter heeft deel uitgemaakt van de tachtigers, maar wendde zich daar vrij snel vanaf, waarna zijn poëzie een meer socialistische inslag kregen. De poëet liet zich tevens inspireren door de l’art pour l’art-beweging; hij schreef alleen omwille van de kunst en pleitte voor kunst als een persoonlijke uitingsvorm. Dit is terug te lezen in zijn beroemde gedicht, ‘Zie ik hou van je’.
Gerrit Kouwenaar
“De taal behoort aan de vogels, ik ben te mens om te vliegen, ik sta als een huis op de wereld, gebouwd en dik uit aarde”, zijn de eerste vier regels van Gerrit Kouwenaars gedicht, ‘De Taal’.
De Nederlandse dichter, prozaschrijver, vertaler en journalist Gerrit Kouwenaar (Amsterdam 1923 – aldaar 2014) wordt tot een van de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied gerekend. Hij maakte deel uit van de vijftigers en was ook verbonden met het kunstenaarsgezelschap Cobra. Zo publiceerde hij samen met Cobraschilder Constant zijn bekende ‘Goede morgen haan’, waarin zijn gedichten vergezeld worden door de tekeningen van Constant. Kouwenaar was aanvankelijk, in de naoorlogse periode, een sociaal, politiek en sterk maatschappijkritische dichter. Vanaf de jaren zestig werden zijn werken abstracter en richtte hij zich vooral op het taalgebruik in de poëzie. Hij beschouwde ‘het gedicht als een ding’; poëzie als iets autonooms. Hij wilde gedichten creëren die voor zichzelf spreken. Zijn taal experimenten hebben hem vele prijzen opgeleverd, waaronder de P.C. Hooft-prijs.
Gerrit Jan Komrij
“In een museum loopt men langs veel lijken. Het brandend braambos, toverfluit van Pan. Je denkt als me de dood hier komt bekijken, dan ben ik al, waar hij me laten kan. Buiten dit museum geen bekenden, Voor wie je vluchtte is je ontbekend! Keteltjes, die om je benen renden, zijn ook niet in de zalen uitgerend. Het is noch neergedaald noch buiten spel. De werkers zijn adders in het gras. In het museum zegt een man: het is pastel. En jij nog denken: het is Caran d’Ache”, Dicht de eerste ‘Dichter des Vaderlands’ Gerrit Komrij (Winterswijk 1944 – Amsterdam 2012) in zijn gedicht, ‘Weigering’.
Komrij staat niet alleen bekend om zijn poëziekunsten en kleurrijke taalgebruik, maar was tevens een gevreesd criticus en polemist. Hij begon al jong met het schrijven van gedichten en ontving in 1993 de P.C. Hooft-prijs voor zijn beschouwende proza. Hoewel een gewaardeerd schrijver en winnaar van talrijke prijzen, waren zijn werken vaak onderwerp van controverse.
Lubertus ‘Lucebert’ Jacobus Swaanswijk
“Over het krakende ei, dwaalt een hemelse bode, op zoek naar zijn antipode, en dat zijt gij. Mogelijk dat men op zulk een kleine schaal, niet denken kan maakt het nijdig, of men is verveeld dus veel te veilig, dan is men verloren voor de poëzie. U rest slechts een troost ligt gij op sterven, gij verveelt u dan ook niet, en plotseling kan dan pop en bal laat herinnerd u laten weten, dit was ik en dat was het heelal.” Dit is het gedicht ‘Poëzie is kinderspel’ van dichter, schilder en voorman van de vijftigers, Lubertus Jacobus Saanswijk, ‘Lucebert’ (Amsterdam 1924 – Alkmaar 1994).
Lucebert was een van Nederlands grootste dichters en experimenteerde met vorm en inhoud van poëzie binnen de vijftigers, een experimentele groep dichters. Hij heeft voor zijn unieke poëzie zeker zeven prijzen, waaronder de P.C. Hooft-prijs, in de wacht gesleept. Als schilder was hij net als Kouwenaar betrokken bij de Cobragroep. In zijn gedichten probeerde hij (met succes!) aan de traditionele taalregels en vanzelfsprekendheden te ontkomen. Hij puzzelde met woorden en liet de kracht van de taal spreken. Zo zijn ook veelal losse regels uit Luceberts werken bij het grote publiek bekend. Denk bijvoorbeeld aan ‘Alles van waarde is weerloos’, ‘het besef een broodkruimel te zijn op de rok van het universum’ of ‘overal zanikt bagger’.
Adrianus (Adriaan) Roland Holst
“Dien dag blonken de wolken, af en aan brak zon door. Hun voorwereld openbarend, vloog dan wild licht van overal vandaan, naar waar zij nabestonden, en voortvarend liepen zij uit en wilden evenarend, nog jubelen – maar wat bracht hen tot staan?” Dit zijn de eerste regels van ‘Late Telgen’. Het gedicht waarmee Adriaan Roland Holst (Amsterdam 1888 – Bergen 1976) de P.C. Hooft-prijs won.
De romantische dichter staat bekend om zijn symboliek, grote zeggingskracht en enigszins plechtige stijl; anders dan eerder genoemde dichters is zijn werk vrij traditioneel, maar heeft het wel een blijvende waarde. Het romantische verlangen in zijn poëzie maakt Holst’ werk meeslepend, maar zeker niet hoogdravend en statisch. De gedichten getuigen van mythologie en hebben een monumentaal karakter. Ook Adriaan Roland Holst heeft een behoorlijk aantal mooie prijzen op zijn naam staan.
Annie M. G. Schmidt
Van ‘Het fluitketeltje en andere versjes’ tot aan ‘Otje’, ‘Een visje bij de thee’ en ‘Jip en Janneke’, wie kent Annie M.G. Schmidt (Kapelle 1911 – Amsterdam 1995) niet? De dichteres en schrijfster werd beroemd met kinderboeken als ‘Pluk van de Petteflet’. Kinderboeken schrijven was echter niet het enige dat ze deed. Vele Nederlanders zijn opgegroeid met haar poëzie. De publiekslievelinge sleepte gedurende haar carrière vele prijzen in de wacht. Schmidt dacht en schreef vanuit een kinderlijk perspectief, dat vele aansprak, en was niet bang soms voor de tijd pittige taal te gebruiken. De schrijfster heeft generaties Nederlanders weten te boeien en doet dat nog steeds, en haar veelal vrolijke oeuvre is deel geworden van ons collectieve geheugen.
Joost van den Vondel
“Het stockske van Johan van Oldenbarnevelt, Vader des Vaderlants. Mijn wens behoede u onverrot, o stok en stut, die geen verrader, maar ’s vrijdoms stut en Hollands Vader, gestut hebt op dat wreed schavot, toen hij voor ’t bloedig zwaard moest knielen, veroordeeld als een Seneca door Nero’s haat en ongena, tot droefenis der braafste zielen”, zo opende Joost van den Vondel (Keulen 1587 – Amsterdam 1679) zijn felle hekeldicht tegen het optreden van Maurits van Oranje in de zeventiende eeuw.
Al in zijn eigen tijd was Vondel een veelbesproken dichter en toneelschrijver en tegenwoordig worden zijn stukken nog steeds gespeeld en zijn gedichten bewonderd. Hij heeft op postzegels gestaan, het Vondelpark, waar zijn beeld in staat, is naar hem vernoemd en er is een literatuurprijs naar hem vernoemd. Volgens historicus Johan Huizinga is Vondel een van de grootste dichters aller tijden. Als dichter heeft Vondel veel gebeurtenissen in de Tachtigjarige Oorlog becommentarieerd in spottende hekeldichten. Soms veranderde deze kritiek in regelrechte woede en een protest. Naast de scherpe pen en het spotten op de politiek tijdens de Gouden Eeuw, creëerde Vondel ook religieuze poëzie. Vanaf zijn 65ste kreeg hij veel bewondering van andere dichters en kunstenaars. Hij werd voor hen de ‘Prins der Poëten’.
Auteur: Liza Koppenrade
Bronnen
- Dichters uit het verleden
- Biografieën en werken van de dichters
- Laurens Janszoon Coster, Nederlandstalige klassieke literatuur in elektronische edities.
- Herman Gorter
- Gerrit Kouwenaar
- Lucebert
- Adriaan Roland Holst
Publicatiedatum: 29/01/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.