Het Texelse weeshuis in Den Burg nam weeskinderen tussen de vier en twaalf jaar op. Vanaf de stichting van het weeshuis, in 1577, werden de namen van de kinderen genoteerd in registers. Dit register is bijgehouden tussen 1750 en 1849. Vanaf 1790 staat er bij de inschrijvingen wat de kinderen bij zich hadden toen ze het weeshuis binnenkwamen; vooral kleren. De kinderen mochten tot hun twintigste in het weeshuis blijven wonen. Dan kregen ze een uitzet aan kleren en wat zakgeld mee; in de achttiende eeuw was dat vier gulden, later tien gulden en nog weer later twintig. In 1815 werd in het boek precies vastgelegd wat de uitzet moest bevatten. Jongens kregen onder meer een wollen jekker (een korte jas) van ‘middelmatige prijs’, een broek, een vestje, twee hemden, twee paar kousen, twee onderbroeken, twee halsdoeken een paar schoenen en een hoed. Aan de meisjes gaf het weeshuis onder andere een onderrok en een bovenrok mee, een bont jakje, een schort, twee dagmutsen en twee nachtmutsen, en ook een hoedje en een paar schoenen.
Koekenbakker
Ook over wat er zoal terechtkwam van de Texelse weeskinderen als ze het weeshuis verlieten geeft het register informatie. Terwijl meisjes in het weeshuis vooral leerden handwerken, kregen jongens de mogelijkheid om een vak te leren. Hier en daar zitten briefjes tussen de pagina’s van het register waarop genoteerd staat waar jongens in de leer gingen. Verschillende weesjongens werden bijvoorbeeld timmermansknecht, en de dertienjarige Dirk Kerssemaker trad in 1834 bij de weduwe Kikkert in dienst als koekebakkersknecht. Op zijn twintigste kreeg hij, behalve de gebruikelijke uitzet en een kleine erfenis van een tante, van het weeshuis ook zes gulden mee voor de aankoop van gereedschap. Dirk Kerssemaker is later in de archieven te vinden als bakker in de Zaanstreek.
Weesjongen Hendrik Soetelief werd zeeman. Nadat hij in 1809 als zeventienjarige naar zee vertrokken was, werd er jarenlang niets van hem vernomen. ‘Zal denkelijk overleeden weezen’ noteerden de bestuurders van het weeshuis in het register. Er gingen geruchten dat Hendrik verdronken was. Maar in 1814 stond Hendrik Soetelief opeens weer levend en wel voor de deur van het weeshuis. Hij was de twintig toen al gepasseerd, en kreeg alsnog zijn uitzet mee. Later duikt Hendrik in de Amsterdamse archieven op als kapitein; als kapitein in ruste bracht hij zijn oude dag door in de buurt van Nijmegen.
Napoleon
De Texelse weesjongens Pieter Roeper en Arie Orts werden in augustus 1811 naar Versailles gestuurd om te dienen in het leger van Napoleon. Zij waren achttien en zeventien jaar. Nederland maakte toen deel uit van het Franse keizerrijk en moest soldaten leveren voor de keizerlijke garde. Pieter en Arie werden opgenomen in het nieuwe pupillenregiment voor jonge soldaten, zo is te vinden in de Franse militaire archieven. Pieter Roeper bleef daarna in het leger en kwam terecht in het regiment dat in 1815 nog zou vechten bij Waterloo. Arie Orts keerde in 1814, toen Nederland weer onafhankelijk was van Frankrijk, terug naar Texel. Hij was inmiddels twintig jaar en kreeg zijn uitzet in geld mee: 75 gulden om kleding te kopen en twintig gulden zakgeld. Arie ging daarna varen en werd uiteindelijk scheepskapitein. Hij overleed in 1842 ter hoogte van Egmond, aan boord van een schip dat terugkwam van Batavia.
Zwanger
Raakte een weesmeisje zwanger, dan werd ze zonder pardon – en zonder uitzet – weggestuurd uit het weeshuis. Zo moest de negentienjarige Trijntje Willems in september 1753 het weeshuis verlaten omdat ze ‘bevrugt’ bleek te zijn. In een Texels trouwboek is te vinden dat Trijntje een maand later trouwde met Jacob Disper. Hun kindje – een meisje – werd niet lang daarna geboren en werd op 4 november Guurtje gedoopt. Trijntje had haar zwangerschap dus behoorlijk lang verborgen weten te houden. Trijntje en Jacob kregen daarna nog tien kinderen samen, van wie de meeste jong overleden. Ook dochtertje Guurtje lijkt niet oud te zijn geworden.
Tegen weesjongens die een meisje zwanger maakten trad het weeshuis trouwens ook streng op. Weesjongen Willem Snooij kreeg in 1794 te horen dat hij het weeshuis binnen drie dagen moest verlaten, zonder de gebruikelijke uitzet, ‘wegens begaane overspel’, waarmee in dit geval waarschijnlijk een niet toegestane seksuele relatie werd bedoeld. In een ander boek van het weeshuis staat het specifieker, namelijk dat ‘een vrouwpersoon bij hem namelijk Willem Snooij bevrugt was’. Willem trouwde nog dezelfde maand met het meisje, Grietje Duinker. Eind februari beviel zij van een zoontje, dat ook Willem werd genoemd.
Bekijk het hele register van het weeshuis, dat nu bewaard wordt in het oude archief van de gemeente Texel.
Bron: Regionaal Archief Alkmaar
Omslagfoto: Den Burg in de achttiende eeuw. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Publicatiedatum: 08/03/2023
Vul deze informatie aan of geef een reactie.