Hechte gemeenschap
De eerste brief aan het thuisfront schreven Jan Jonker en zijn vrouw Trijntje op 16 mei 1881, niet lang na aankomst in Amerika. Vanuit New York waren ze naar Roseland op de prairie bij Chicago gereisd. Daar waren ze opgevangen door Nederlanders uit Eenigenburg en omgeving die al eerder naar Amerika waren geëmigreerd, op zoek naar een beter bestaan en meer geloofsvrijheid. Zij hielpen Jan Jonker met het huren van een huis en de aanschaf van huisraad en met het vinden van werk. De Nederlanders vormden een hechte gemeenschap. ‘De eerste anderhalfe week had ik alle avonde bezoek,’ schreef Jan twee weken later in een volgende brief, waarin hij iedereen thuis de groeten deed van verschillende bekenden in Amerika.
‘Slegt ondhouden’
Jan en Trijntje hielden ook in de jaren daarna contact met de familie in Nederland, al blijkt uit de brieven dat de band langzaamaan verwaterde. Toen Jans halfzusje Neeltje begin 1884 overleed, pas zestien jaar oud, stuurde Jan nog een bericht vol medeleven waarin hij wees op de troost die het geloof kon bieden. Maar in een latere brief komt naar voren dat Jan niet meer goed wist wie van zijn zussen en bekenden er nog in leven waren.
Jan had vanuit Nederland ook een uitnodiging ontvangen voor het huwelijk van een kind van een zus, maar kon niet precies plaatsen om wie het ging. ‘Je moet denken ik ook slegt ondhouden,’ schreef hij. Jans Nederlands ging duidelijk achteruit, en soms vernederlandste hij een Engels woord. Zo heeft hij het niet over een uitnodiging maar over een ‘inverteessen’, een verbastering van ‘invitation’.
Elf kantjes
In een lange brief van wel elf kantjes beschreef Jan Jonker op 8 November 1892 de dood van zijn vrouw Trijntje. Trijntje had tuberculose en was een jaar en vijf maanden ziek geweest – een lange lijdensweg. ‘Als ik alles schrijven zou, dan zou ik het in een dag nied kunnen beschrijven,’ aldus Jan. Hij had voortdurend gebeden dat Trijntje weer gezond zou worden, en als ze weer eens een keer met het gezin aan tafel kon zitten was hij de Heer zo dankbaar dat ‘de traanen uit de oogen perste’. De laatste drie weken van haar leven ging Trijntje snel achteruit. In de allerlaatste nacht kreeg ze een hevige aanval van benauwdheid. Toen die wat afnam zei Jan: ‘moeder, wat zal het mooi weezen als ge verlost ben’. Ja, antwoordde Trijntje – en dat ‘was haar laaste woort en zij stierf’. Na elf jaar in Amerika bleef Jan alleen achter met hun acht kinderen; de oudste was zeventien, de jongste pas drie jaar.
Jan Jonker zou drie jaar later hertrouwen. Hij overleed uiteindelijk in 1927 en is begraven in de plaats Holland in Michigan. Nazaten van zijn familie schonken de vijf brieven van Jan Jonker aan Museum Eenigenburg. Het museum heeft de kwetsbare brieven nu ondergebracht bij het Regionaal Archief, waar ze onder de juiste omstandigheden bewaard kunnen worden voor de toekomst.
Bekijk de brieven van Jan Jonker in de Collectie aanwinsten.
Over de mensen die uit de omgeving van Krabbendam naar Amerika emigreerden schreef Fred Hoek het boek Geloven in een nieuwe wereld.
Bron: Regionaal Archief Alkmaar
Publicatiedatum: 08/05/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.