Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Frisse wind. Impressionisme van het Noorden

Van 17 januari tot en met 5 mei 2024 waait er een frisse wind door de museumzalen van Singer Laren. In de bijzondere reizende tentoonstelling Frisse wind wordt in samenwerking met het Museum Kunst der Westküste (Alkersum/Föhr) en het Niedersächsisches Landesmuseum Hannover een topselectie getoond van het Duitse, Deense en Nederlandse impressionisme.

Na het ontstaan van het impressionisme in Frankrijk verspreidde deze nieuwe stijl zich razendsnel over heel Europa. Singer Laren richt het vizier op Nederland, Duitsland en Denemarken, waar het impressionisme een eigen gezicht krijgt. Het frisse groen, het gedempte licht en de steeds wisselende wolkenluchten creëren een andere sfeer. Met werk van onder meer Max Liebermann, Fritz Mackensen, Lovis Corinth en Max Slevogt uit Duitsland, Anna en Michael Ancher, Peder Severin Krøyer en Viggo Johansen uit Denemarken en de Nederlanders Johan Barthold Jongkind, Jo Koster, Anton Mauve, George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Jan Toorop.

Nooit eerder werd het impressionisme uit deze drie buurlanden op deze manier naast elkaar gepresenteerd. De tentoonstelling is thematisch opgebouwd en belicht onderwerpen die een belangrijke rol spelen binnen het impressionisme: Licht, Op het land, In de stad, In de tuin, Op reis en Winter. De tentoonstelling laat zien hoe het Franse impressionisme zich verspreid heeft over Noord-Europa. Bij de tentoonstelling verschijnt een publicatie (Waanders Uitgevers), geschreven door de conservatoren van de drie musea Katrin Hippel (Alkersum/Föhr), Nadja Kehe en Thomas Andratschke (Hannover) en Anne van Lienden (Laren).

Karl Hagemeister, Witte papaver, 1881, olieverf op doek, 78,7 x 116,5 cm, Niedersächsisches Landesmuseum Hannover.

Parijs: broedplaats van experiment en vernieuwing

Toen een groep jonge Franse schilders in 1874 in Parijs hun nieuwste werk exposeerde, leverde een kritische recensie hen de geuzennaam ‘Impressionisten’ op. Parijs was vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw de belangrijkste broedplaats van experiment en vernieuwing. Steeds meer vooruitstrevende kunstenaars wilden zich bevrijden van het knellende keurslijf van de Academie. De impressionisten richtten zich op een snelle schetsmatige weergave van het licht op een bepaald moment van de dag. Dat deden ze met onderwerpen uit het dagelijks leven, van een intieme huiselijke omgeving tot de moderne stad, maar ook de natuur en vooral de zee.

Max Liebermann, Was drogen – De bleek, 1890, Olieverf op paneel, 26,5 x 37,5 cm, Museum Kunst der Westküste, langdurig bruikleen uit particulier bezit.

De doorbraak van het moderne in Duitsland

Het werk van de Franse impressionisten werd vanaf de jaren 1880 dankzij de inzet van een aantal vooruitstrevende kunstcritici, verzamelaars en museumdirecteuren in Duitsland tentoongesteld. Een van hen was Alfred Lichtwark, die in zijn functie als directeur van de Hamburger Kunsthalle schilderijen aankocht van Courbet, Monet, Manet en Renoir. Lichtwark was op zijn beurt bevriend met de kunstenaar Max Liebermann. Dankzij zijn vele reizen en succesvolle deelname aan de Parijse Salon bouwde Liebermann een groot netwerk op in de kunstwereld en was hij uitstekend op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen die vervolgens ook hun uitwerking hadden op zijn eigen onderwerpkeuze en schilderstijl. Ook Max Slevogt en Lovis Corinth kenden een vergelijkbare ontwikkeling van een academische achtergrond naar het impressionisme.

Hans Peter Feddersen, Waddenzee, 1905, olieverf op doek, 37 x 52 cm, Museum Kunst der Westküste.

In het licht van Skagen

In de tijd dat het impressionisme op gang komt, spelen er veel andere ontwikkelingen, zoals de industrialisatie. Kunstenaars kunnen hierdoor makkelijker reizen. In die tijd ontstaan de eerste kunstenaarsdorpen op het platteland, in Laren en in het Duitse Worpswede, of aan zee, zoals in het Deense Skagen. Kunstenaars uit heel Denemarken reizen af naar het oude vissersplaatsje, vanwege het bij­zondere licht en de lange, brede stranden met witgeel zand. In 1872 vestigden zich hier de eerste schilders, Holger Drachmann en Karl Madsen, al gauw gevolgd door Laurits Tuxen, Michael Ancher en Viggo Johansen en later door Kristian Krohg en Peder Severin Krøyer. De laatste ontwikkelde zich tot de onbetwiste spilfiguur in het Deense artistieke leven. Onder invloed van het Franse impressionisme introduceerde Krøyer een nieuwe benadering. Hij was de eerste schilder die Skagen in beeld bracht als een mondaine badplaats waar welgestelde dames in moderne reformkleding er lustig op los konden flaneren.

Peder Severin Krøyer (1851-1909), Anna Ancher en Marie Krøyer op het strand van Skagen, 1893, Olieverf op doek, 45 x 47 cm, Museum Kunst der Westküste, langdurig bruikleen uit particulier bezit.

Nederland: de Haagse School regeert

In Nederland zetten vanaf omstreeks 1870 de buitenschilders van de Haagse School de toon. Een van de voormannen was Jozef Israëls. Israëls kwam regelmatig in Parijs, waar hij deelnam aan de Salon en waar hij kennismaakte met het werk van de Franse schilders van de School van Barbizon. Kort nadat in Parijs de impressionisten hun geuzennaam omarmden, werd het woord ‘impressionistisch’ in Nederland gebruikt om kunstwerken, meestal naturalistische landschappen, te beschrijven die een indruk of een stemming beoogden weer te geven. Keer op keer probeerden zij de steeds wisselende atmosferische omstandigheden op een specifiek moment van de dag in een bepaald seizoen in verf te vangen. De schilder J.H. Weissenbruch vertelde op latere leeftijd waar het hem in zijn werk om te doen was: ‘Licht en lucht: dat is de kunst! Ik kan in m’n schilderijen, vooral in de luchten, nooit genoeg licht brengen’. Terwijl het kleurgebruik van de Haagse Schoolschilders naturalistisch bleef, werd hun penseelvoering in de loop der tijd grover en schetsmatiger, in lijn met de toenemende acceptatie van het ‘onaffe’.

De kunstenaars hebben onderling ook contact. Zo neemt Jozef Israëls de Duitse Max Liebermann mee naar Laren; Liebermann is dol op het Nederlandse landschap. Samen met Jan Toorop zijn deze drie de belangrijke schakels tussen het Franse en Nederland­se, Duitse en Deense impressionisme.

Hendrik Johannes ‘J.H.’ Weissenbruch, Polderlandschap met molens, 1890, Olieverf op doek, 60,3 x 93,5 cm, Singer Laren, aankoop Stichting Vrienden van het Singer Museum 1974.

De tentoonstelling Frisse wind. Impressionisme van het Noorden is van 17 januari tot en met 5 mei te zien in Singer Laren en reist in juni door naar Museum Kunst der Westküste en in november 2024 naar het Niedersächsisches Landesmuseum Hannover waar de tentoonstelling tot mei 2025 te zien is.

Bron: Singer Laren

Publicatiedatum: 04/02/2024

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.