De Zijpe en Jan van Scorel
De bedijking van het gebied van wadden, slikken, geulen en duintjes van de Zijpe was een moeizame affaire. De beroemde kunstschilder en uitvinder Jan van Scorel ondernam de eerste poging. In 1552 verkreeg hij van Karel V een octrooi of concessie de Zijpe te mogen inpolderen. Van Scorel haalde er de waterbouwkundige Andries Vierlingh bij. Die zag niets in de bedijking van de woestenij van stuivend zand. Maar eind 1552 was de zeedijk klaar en de Zijpe land.
Alles voor niets…
Helaas spoelde alles weg tijdens stormen in de winter van 1555 op 1556. Philips II, die in 1555 zijn vader was opgevolgd, bemoeide zich ermee. De tweede bedijking ging van start. Helaas was alles weer voor niets. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1570 verdween de Zijpe opnieuw onder water. In maart 1572 verleende de landvoogd de hertog van Alva een nieuw octrooi. Deze derde poging werd niet voltooid door de onrustige tijden. In de zomer van 1573 sloegen de Spanjaarden het beleg voor Alkmaar. Diederik van Sonoy, de gouverneur van Willem van Oranje in Noord-Holland, gaf in juli opdracht de Zijpe blank te zetten om een Spaanse inval in West-Friesland tegen te houden. Alle sluizen werden vernield. Gelukkig gaven de Spanjaarden op 8 oktober 1573 het beleg op. Van Alkmaar de victorie!
Géén voordeel!
Na afloop van de winter van 1573/1574 kon aan het herstel van de verwaarloosde dijken worden gedacht. Johan van Broeckhoven, lid van de Rekenkamer, en Willem Bardesz., licentiaat in de rechten, stelden een onderzoek in. Ze bezochten de Westfriese Omringdijk, de Oude Schoorlse Zeedijk, de Hondsbossche Zeewering en de Zijpe. Ze spraken ook met de verantwoordelijke waterschappen en de ingelanden of grondeigenaren van de Zijpe. De Omringdijk langs de oostkant van de Zijpe werd beheerd door het Geestmerambacht. Natuurlijk had dat groot voordeel van een hernieuwde inpoldering van de Zijpe. Daardoor zou hun dijk tot een heel goedkoop te onderhouden binnendijk worden gemaakt. De bestuurders van het Geestmerambacht beweerden echter keihard het tegendeel. De heren waren bang anders dik aan de Zijpe te moeten betalen voor het genoten voordeel.
Willem van Oranje vraagt opheldering
Het rapport van Van Broeckhoven en Bardesz. ging door naar Willem van Oranje. In navolging van het advies van beide heren achtte hij het noodzakelijk dat de Zijpe snel weer werd bedijkt. Dat was ook belangrijk voor het behoud van de achterliggende dijken. Maar zoals gezegd dacht het Geestmerambacht er anders over. Op 1 augustus 1574 stuurde Willem vanuit Rotterdam daarom een brief naar het waterschap in Alkmaar. Hij verzocht de heren allereerst “alleen opten groten noot ende ’t pericule [gevaar] daer ’t lant tegenwoodelick is regardt te nemen”. Verder kregen ze opdracht direct en uitgebreid te melden waarom ze dachten geen voordeel van de bedijking van de Zijpe te hebben. Willem ondertekende de brief in eigen persoon met:
GUILL[AUM]E DE NASSAU
Ondanks zijn tussenkomst duurde het tot 1596 voordat er echt werk van de bedijking van de Zijpe. Een jaar later was de polder droog en nu voorgoed. Natuurlijk probeerde de Zijpe geld van het Geestmerambacht los te krijgen. Dat leidde tot een lang proces. In 1608 wees de Hoge Raad de eis van de Zijpe af. Die stond met lege handen, ondanks de brief van Willem…
Meer info
Meer weten over het Oranjehuis en de Noord-Hollandse waterschappen? Kijk dan op de site van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (www.hhnk.nl).
Publicatiedatum: 15/03/2013
Vul deze informatie aan of geef een reactie.